Archive for the ‘Salto #1 Nederlands’ Category

Reizen

Thursday, March 21st, 2013

Iemand die slechts met tegenzin het eigen nest verlaat, en de omgeving eromheen louter door noodzaak heeft leren kennen, zal bij wijze van woorden moeilijk te overtuigen zijn van de charme van op reis te gaan. Wat anderen als een sleur zouden ondergaan heeft deze tot een deugd gemaakt, een genot voor de gemoedsrust, vaste grond waarin stevig geworteld kan worden.

Bij anderen begint het al eens te kriebelen, ze voelen de aantrekkingskracht van andere oorden en begeven zich op weg. Het reizen zelf ervaren ze eerder als ongemakkelijk en hebben ze liefst zo snel mogelijk achter de rug, maar ze nemen het er bij omdat ze weten dat enkel op die manier de andere bestemming bereikt kan worden, die al vastlag alvorens ze de deur uitgingen.

Maar dan heb je de eeuwige reizigers. Zij beminnen het reizen zelf, de beweging, de verplaatsing, de verandering van de omgeving en hunzelf, terwijl het bloed door de ledematen stroomt en alles wakker schudt. Deze dorst heeft hen al op kleurrijke bestemmingen gebracht, al hebben die hen nooit kunnen overtuigen om het reizen definitief achter zich te laten. Ze lijken hen zelfs aan te sporen om vaker en intenser op pad te gaan, naar nieuwe plekken die hen nog meer de adem kunnen benemen, sommigen waarvan ze niet eens zeker weten of ze bestaan maar gebeten zijn ooit te bereiken.

Wanneer mensen in opstand komen gaan ze ontegensprekelijk op reis. Ze verlaten, al is het maar voor even, wat hen overbekend is en begeven zich op wegen die minder begaan zijn, donkerder lijken dan de wegen die de macht van licht, wegwijzers en openbaar vervoer voorziet. Als anarchist kan ik dit soort tochten meer dan bewonderen, ik kan ze delen. Omdat ik er doorheen de jaren van overtuigd ben geraakt dat door opstand vrijheid kan ontdekt worden. Op mijn eigen tochten heb ik het geluk gehad andere reisgenoten te ontmoeten die soortgelijke wegen aan het aftasten waren, en die in elkaar de drang konden erkennen en sterken om vanuit een idee van vrijheid de realiteit te bestormen.

‘De vrijheid’

Ik geloof er niet in niet dat vrijheid een einde kent. Niet zozeer in de zin dat net de idee ervan een onbeperktheid zou moeten omvatten, maar in die zin dat niemand ooit op een punt kan komen waar er alles over gezegd is, een punt waarop ‘de vrijheid’ bereikt is. Dit betekent allerminst dat ik deze gedachte wil vergeten of slechts sporadisch wil opgraven om er eens over te filosoferen. Want dat hoor je wel eens. Iedereen zou onder vrijheid toch iets anders verstaan, na alle mogelijke nuances zou de uitholling compleet zijn en zou je haar gelijk op de enorme stapel van betekenisloze woorden van deze wereld kunnen werpen. Maar zeg nu zelf. Het vrije, de ongebondenheid, het autonome, het ongeregeerde, … In een samenleving die er alles aan doet om al dit moois te verbannen naar de geschiedenis, vergt het toch enig doorgedreven pessimisme te beweren dat dit niet heel concrete dingen kunnen zijn. Nee, dan koester ik het woord liever en probeer het doorheen wat ik wil en doe weer te laten overlopen van betekenis. Al weet ik dat het geen vastgeketend begrip is, nooit kan of zal zijn. Geen plaatje of programma dat je tot in de puntjes kan schetsen om mensen aan je zijde te krijgen, of op z’n minst hun zijde te doen verlaten. Ik denk dat vrijheid eindeloos diep kan zijn. Dat ze in elke situatie vraagt om veroverd te worden, om dan weer te beseffen dat er meer is. Dat ze zelfs in de beste der werelden nooit een eindpunt kan bereiken, maar dat ze ons steeds zal uitdagen om haar verder uit te diepen en steeds omvattender onze levens binnen te loodsen.

Alles begint nu

Maar deze uitdieping, de voorwaarde voor elke verdere uitdieping, begint nu. In de maatschappij waarin we leven zou men niets liever willen dan dat er van deze uitdieping geen sprake zou zijn, dat ze nergens nog zou bestaan. Dat op termijn alleen al de idee ervan ons zo vreemd zou voorkomen, zo ondenkbaar, dat het algemeen als iets absurds vergeten zou worden.

Maar op de grote en kleine momenten waarop ik op m’n eentje of samen met anderen in opstand kom ontdek ik mijn vrijheid. Door op te staan en diegenen die willen dat we almaar blijven zitten in het gezicht te kijken, wetende dat de botsing hard kan worden. Door niet alleen te voelen dat deze verplaatsing nodig was om in een andere positie te geraken, maar ook door de beweging zelf lief te hebben en er de grootste voldoening van dat moment uit te halen. Door niet alleen de bestemming te willen bereiken, maar ook te willen reizen. Want geen enkele positie zal ooit perfect zijn. Geen enkele vrijheid voor altijd. En als ik de tarting ervan, de spanning die ze me stelt niet met een deugddoende vechtlust kan tegemoet treden, wat voor zin heeft het dan om er verder in te willen gaan? Waarom zouden we de werkelijkheid aanvallen en iedereen aanmoedigen om hetzelfde te doen, als we in de werkelijkheid die we leven door dit te doen, die er een is van strijden op duizend en één manieren, niet de vrijheid en de vreugde kunnen ontdekken die ons drijven om in opstand te komen in de eerste plaats?

Weg met de politiek

Het heeft me altijd verbaasd hoe vaak net die mensen die een afkeer van politiekers koesteren het woord ‘politiek’ in de mond nemen wanneer ze het hebben over hun eigen activiteiten. Dit bestaande en haar politici nodigen ons voortdurend uit om ons leven te laten doordringen van bemiddeling, vertegenwoordiging en delegatie. Niet alleen door heel wat dingen uit handen te geven aan een autoriteit ter zake, maar ook door de dingen die we zelf doen netjes van elkaar te scheiden. Dat doen de machthebbers tenslotte ook. Een minister is minister wanneer hij op z’n kabinet zit, maar wanneer hij op zondag op wandel is met z’n kroost in het park en beledigingen naar z’n kop geslingerd krijgt omdat hij de rest van de week op dat kabinet zit, wordt dat aanzien als ongehoord. Op dat moment is hij per slot van rekening vader, en geen minister. En zelfs als je hem op zijn kabinet zou opzoeken om hem met zijn beslissingen te confronteren, zal hij zeggen dat hij gebonden is aan andere beslissingen die hij niet zelf genomen heeft, waar hij geen vat op heeft en waarvoor hij niet aansprakelijk is. De verantwoordelijkheid wordt zodanig doorgespeeld dat iedereen er duizelig van wordt en uiteindelijk slechts kan vaststellen dat niemand verantwoordelijk is. Natuurlijk spuw ik op deze hypocrisie waarmee de wereld aan elkaar hangt. Maar wat ze mogelijk maakt is de doorgedreven scheiding tussen wie je bent, wat je denkt en wat je doet. De nauwkeurige afbakening van de verschillende momenten in een leven, opdat het verband niet verder in vraag gesteld hoeft te worden en het moeilijk wordt om de dingen nog in z’n geheel te bekijken. Maar als ik de categorisering van mezelf resoluut wil weigeren, komt het er dan niet op aan ‘mijn strijd’ als ondeelbaar te beschouwen? Niet als een zoektocht waarop ik het ‘politieke’ zoveel mogelijk mijn leven probeer binnen te sleuren, maar waarop ik met heel m’n leven, heel m’n hebben en houden, de subversie binnenstap.

Dit zou ook voor opschudding kunnen zorgen in het vastgeroeste beeld dat soms m’n zicht blokkeert in wat de mogelijkheden kunnen zijn als ik gestuwd door m’n ideeën een zekere activiteit wil ontwikkelen. De typische schema’s die ik aan me voorbij kan laten gaan omdat ik er geen plezier aan beleef, of met veel plezier zo vaak kan herhalen totdat ik ze kotsbeu ben. Als ik deze armoede zat ben en veel meer van mezelf in een opstandig geheel wil plaatsen, kan de hoeveelheid aan mogelijkheden enkel uit z’n voegen barsten. Want dan word ik uitgedaagd om vanop de plek en de situatie waarin ik leef met de middelen die m’n voorkeur genieten mijn omgeving te lijf te gaan en m’n rebellie een bestaan, m’n verlangen naar vrijheid een vorm te geven. Sommigen zullen zeggen dat ze het altijd al gezegd hebben, dat net alles ‘politiek’ is. Dan denk ik liever dat alles wijzelf zijn, en dat we de politiek onder welke gedaante dan ook onze hoofden moeten uitjagen.

 

Vrijheid een keuze, revolutie een mogelijkheid

Ik heb er mezelf op betrapt een verlangen naar vrijheid al te vaak versleten te hebben als een soort van evidentie. Alsof iedereen, en bij uitstek de meest uitgebuite, diep vanbinnen een oneindige vrijheid wil, maar af te rekenen krijgt met zodanig veel obstakels zodat deze innerlijke schreeuw slechts zelden de buitenlucht ontmoet. Ik denk evenwel dat er niet alleen aan de kant van de gezaghebbers, maar ook onder de onderdrukten, velen zijn die in hun positie een veilige haven hebben gevonden. Dat zelfs onder diegenen die het in deze wereld het hardst te verduren krijgen, en wiens positie misschien net iets minder als volkomen vrijwillig kan worden afgedaan zoals die van de machtigen, een aanzienlijk deel zich nestelt in de onderdanigheid en de overgave. Een neiging die zich naar alle waarschijnlijkheid niet zal laten wegvagen samen met de meer uiterlijke obstakels die hen er vandaag van weerhouden vrij te (willen) zijn. Daarom denk ik dat projecten en initiatieven die de gedachte van revolte en vrijheid tot leven willen wekken slechts medeplichtigen kunnen vinden onder diegenen die zich een gevoeligheid voor deze kwestie eigen maken. Dat het niet de overtuigingskracht zal zijn, noch de capaciteit om de vinger te kunnen leggen op onderdrukkende situaties en deze uitvoerig te beschrijven die mensen uit hun kot kunnen lokken. Maar dat het afhangt van een bepaalde keuze die ze maken. Een keuze die op z’n minst de wil in zich draagt om hun huidige bestaan niet langer te aanvaarden en plaats te ruimen voor iets anders. Uiteraard is hiermee niet alles gezegd. Uiteraard zijn er tegenwoordig overal zo veel muren gebouwd die mensen ervan weerhouden met deze gedachte kennis te maken, of het zelfs bijna praktisch onmogelijk laten lijken om aan deze gedachte uiting te geven. Uiteraard zal een evolutie, een proces van alsmaar meer bewustwording, deze muren nooit kunnen opblazen en de keuzes weer voor iedereen op tafel leggen. Dit kan volgens mij enkel een revolutie. Een gewelddadig breken met heel de huidige orde, opdat werkelijk alles opengeworpen wordt, en de omstandigheden worden geschept die mensen toelaten hun eigen keuzes te maken, vrij van de oude chantage en belemmeringen. Ik besef maar al te goed dat voor al de mooie dingen dat dit ons kan geven, het evenveel lelijke dingen aan de oppervlakte kan brengen. En dat de zekerheid zich op voorhand in niets laat verraden. Maar deze risico’s verbleken bij de gedachte aan de mogelijkheid. Een mogelijkheid waarin zo veel andere mogelijkheden vervat liggen.

 

Wat alles behalve betekent te moeten wachten tot morgen om te zeggen wat we denken en te doen wat we zeggen. Maar als we doorheen wat we doen vandaag deze mogelijkheid kunnen omarmen, ze voelbaar en herkenbaar kunnen maken, wie weet wat ons dan te wachten staat? Wie weet hoe ver weg van dit bestaande onze reizen ons kunnen voeren? Wie weet hoeveel paden we kunnen kruisen en hoe diep we de vrijheid kunnen verkennen…

‘In een tijd die altijd dezelfde is willen de heersers van het overleven aan alles en iedereen hun maatstaven opleggen. De onmetelijkheid van onze eisen is de enige noodzakelijkheid in een verandering die veel meer is dan noodzakelijk… ze is mogelijk.’

Nieuwe uitdagingen in een verrotte wereld

Thursday, March 21st, 2013

De voorbije maanden volgden de onheilspellende berichten over economische crisis, besparingsmaatregelen, beursrampen en meer van dat moois elkaar onophoudelijk op. Een ware vloedgolf, een kettingreactie van financiële markten, openbare schulden en de mogelijkheid van een economische recessie. Sommigen zullen zeggen dat het allemaal begon met de ineenstorting van de hypotheekmarkten in de Verenigde Staten in 2008, anderen zullen wijzen op de laatste stuiptrekkingen van het model van de sociale staat en haar relatieve ‘onaangepastheid’ aan de moderne, flexibele en hoogst chaotische economie. Nog anderen slepen er de beruchte ‘contradicties van het kapitalisme’ bij die haar van crisis naar crisis zouden stuwen, waardoor het telkens weer sterker uit de vuurproef tevoorschijn komt.

Het lijdt geen twijfel dat een aantal hoofdstukken uit de geschiedenis stilaan afgesloten zijn en dat we ons tegenover een nieuwe fase, een nieuwe herstructurering zo je wil, bevinden van de economie en het politieke bestel. De stelselmatige afbouw van wat na de Tweede Wereldoorlog in de Westerse landen opgebouwd werd en door het leven ging als de ‘welvaartsstaat’, de uitholling van de klassenstrijd, de afbouw van de zware, industriële concentratie en bijgevolg de progressieve verdwijning van het ‘proletariaat’ als welomlijnde sociale klasse, lijkt niet veraf van ‘voltooid’ te worden. Vandaag ontwaken we in een wereld waar de belangrijkste economische regel niet langer de (waarschijnlijk altijd al illusoire) wetmatigheden van de markt zijn, maar de wanorde; de chaotische en allesomvattende strooptocht naar meer winst. Degenen die nog hopen op een mogelijk historisch massa-subject dat door deze nieuwe omstandigheden in het aanschijns van de geschiedenis zou treden, maken zich illusies. Illusies die misschien gevoed worden door een zekere nostalgie van de ordentelijke klassenstrijd waarbij twee blokken (de Arbeid en het Kapitaal) onverzoenlijk tegenover elkaar leken te staan, of wie weet wel door de laatste stuiptrekkingen van sociale en syndicalistische bewegingen die af en toe nog eens een massa op straat lijken te toveren – die dan vervolgens al even snel terug verdwijnt zonder de minste sporen na te laten, noch wat dan ook van perspectieven en strijdmethodes uitgeklaard te hebben.

De kapitalistische economie is aan een overgang bezig. De fragiliteit en instabiliteit die ze de laatste tijd vertoont, kan niet langer geanalyseerd worden als een uitzondering, als een terugval of een ‘crisis’, maar is daarentegen het model van de toekomst. Het kapitalisme (waarbij de staat zeker niet als een soort van ‘tegenpool’ kan gezien worden) gaat niet langer in de richting van een onmogelijke afschaffing van die fragiliteit, maar eerder naar een samenleven ermee, en naar partiële pogingen tot beheer ervan. ‘Natuurrampen’, ‘korte’ oorlogen met langdurige gevolgen, ‘situaties van urgentie’, maar ook de totale flexibilisering van de arbeidsmarkt, het permanent afwenden of beheren van de ramp als productiemodel (denk maar aan de hedendaagse chemiecomplexen waar de ‘arbeid’ controle en preventie is geworden van hoog toxische stoffen en processen), de exploitatie van de mens in al zijn facetten (arbeidskracht, emoties, wezen),… zo ziet de economie van de toekomst eruit.

In die zin zijn de huidige bewegingen van ontevredenheid, in de mate dat ze hetzij gestuurd worden door syndicale kaders, hetzij vertrekken vanuit een syndicalistische logica (wat niet hetzelfde is, maar evenwel dezelfde kwesties opwerpt), feitelijk achterhoedegevechten. In die achterhoedegevechten kan er niet langer de minste illusie bestaan over welke kruimels er gaan verdeeld worden: dat ‘democratisch’ systeem van sociaal overleg is voorbij, bedolven onder de nieuwe economie en de nieuwe vormen van politiek en technologisch beheer van de ontevredenheid. Dit neemt uiteraard niet weg dat nog velen de banier zullen hijsen van een “echte democratie”, een “economie op mensenmaat” en een “mensenrechtenethiek”, alleen lijkt het ons onmogelijk dat er op zulke terreinen nog een subversieve doorbraak mogelijk is. Met andere woorden, dat zulke strijden kunnen ‘geradicaliseerd’ worden, laat staan dat het zinvol is om die als ‘radicalen’ te gaan flankeren.

De vraag die zich de komende tijden, getekend en verhard door de geprogrammeerde verslechtering van de levensomstandigheden van velen (de zogenaamde ‘besparingsmaatregelen’), zal stellen, is hoe een sociale conflictualiteit te ontwikkelen die niet begint noch verzandt in een verdediging van het bestaande, die tegenover de wanorde van de economie niet gaat schreeuwen om de orde van de staat. Met andere woorden, hoe het mogelijk is om in het offensief te gaan zonder eerst een defensief manoeuvre uit te voeren. Onder ‘defensieve manoeuvres’ verstaan we een aantal zaken die op het eerste zicht misschien mogelijke aanknopingspunten kunnen zijn, maar vaak niet de mogelijkheid in zich dragen om verder te gaan dan een verdediging van het bestaande, of van de bestaande belangen van één of andere sociale groep (bijvoorbeeld, een strijd gebaseerd op werklozencollectieven, op ‘precaire arbeiderskrachten’, laat staan op een gemeenschappelijke werkplaats zoals deze of gene fabriek, bedrijf, firma,…).

Vandaag valt er van het bestaande, van de ketens in verschillende vormen en kleuren die ze ons wil aansmeren, niets te verdedigen – tenzij we misschien bereid zouden zijn om onze ideeën terug te schroeven tot de nieuwe economische realiteit die slechts gaat over het brute overleven. Geen enkele sociale categorie is vandaag minder “geïntegreerd” dan een andere, al was het maar omdat het kapitaal bijvoorbeeld al lang de hindernis genomen heeft van de scheiding tussen arbeidstijd en ‘vrije tijd’: beide zijn productief en winstgevend geworden, beide maken integraal deel uit van de economie, beide sferen eren dezelfde waarden en moralen. De mogelijkheid tot subversie, tot eliminatie van het kapitalisme, zit zeker niet langer (in zoverre dat al ooit mogelijk geweest is) in een versterking van de haar zogezegd ‘tegengestelde’ krachten (wat uiteindelijk, alles bij elkaar genomen, de grondstelling is van het revolutionaire syndicalisme), maar slechts in de totale negatie. Weinig anarchisten en anti-autoritaire revolutionairen zullen het niet eens zijn met zulke franke bewering, maar zullen ongetwijfeld terugdeinzen voor de gevolgen ervan in de huidige sociale context. Want uiteraard is de totale negatie hier en nu onmogelijk, simpelweg omdat er nergens nog een ‘buiten’ de overheersing bestaat om op terug te vallen of eventueel te verdedigen. Tegelijkertijd brengt dit het probleem met zich mee dat ook de vernietiging op zich, de weigering van alle sociale rollen, de weigering om wat dan ook van onze maatschappelijke positie te verdedigen, niet volstaat en nooit zal volstaan. Ze is zonder enige twijfel een noodzakelijke premisse voor de subversie, maar ook niet meer of minder dan dat.

Wat dan? Hoe dan vandaag ten strijde trekken zonder onze eigen graf te delven, hetzij door oude kadavers weer tot leven te willen wekken, hetzij door onszelf klem te rijden in de ruimte die de wereld die sterft scheidt van de wereld die komen moet? Misschien is het vandaag het moment om opnieuw op ontdekkingstocht te gaan en vormen van strijd te ontwikkelen die niet ingehaald worden door de economie. Door alle economische redeneringen uit te bannen, ook uit de analyses die we maken over het overleven van de uitgebuiten en armen in deze wereld. Om tegenover de trieste tijden die zich aankondigen, te kiezen om te spreken over wat niet voor de hand ligt: over vreugde en spel, over vrijheid en leven. Nu het onmogelijk is geworden om ons nog langer op offensieve en strijdbare wijze te begeven op het terrein dat door het kapitaal werd omgeploegd, is het nodig om gewapenderhand uit te breken en naar de terreinen van het absurde en het schone te trekken.

In het drijfzand van woorden. Pamflet tegen de democratie

Thursday, March 21st, 2013

In het drijfzand van woorden

Pamflet tegen de democratie

 

Wat moeten we met deze wereld aanvangen? Waar moeten we met deze democratische maatschappij naartoe? Elk individu dat onvrede voelt tegenover het bestaande en de confrontatie aangaat op zoek naar een leven weg van de alledaagse miserie, moet waarschijnlijk ooit eens afrekenen met deze vragen. De vaststelling komt dan al snel dat we tijden van povere analyse meemaken, dat onze gedachten vastzitten in een moeras van woorden. Woorden die ons niet meer toebehoren, maar steeds opnieuw worden uitgevonden; in persberichten van overheidsinstanties, conferenties van specialisten, opiniestukken van journalisten, reclamestunts van bedrijven, verkiezingscampagnes van politici. Woorden die zo vaak en overal gebruikt worden dat we amper nog weten wat ze betekenen. Oorlog is vrede, werken is leven, geld hebben is keuzemogelijkheden hebben, de nucleaire catastrofe is een stralende toekomst, controle is vrijheid … Het komt erop aan om niet naar beneden gezogen te worden in deze vloedgolf van woorden. We moeten ons de betekenis van woorden terug toe-eigenen, opdat we onze ideeën en daden kunnen delen met andere woedende individuen, met andere ongewensten. Ideeën en daden die in conflict zijn met deze wereld. Ideeën en daden die eigenlijk voor zichzelf spreken maar al te vaak verwarring met zich meebrengen. De vermenigvuldiging van betekenisloze woorden, de onteigening van gedachten is de kerntaak van de democratie. Aan de kapitalistische vrije markt van producten voegt de democratie de markt van woorden toe. Een aanval op alles wat ons verlangen naar vrijheid probeert te beperken of te vernietigen, impliceert naast het conflict met het kapitalistische mechanisme, een confrontatie met het democratische mechanisme.

Wat moeten we met deze wereld aanvangen? Waar moeten we met deze democratische maatschappij naartoe? Voor de democratie, voor het stemrecht zijn sommigen gestorven op barricades, hebben sommigen heel hun leven lang gestreden. Om een bolletje rood te mogen kleuren, zijn ze de strijd aangegaan. Was het echt enkel daarom? Of was het om de mogelijkheid te hebben om het leven in eigen handen te nemen, om de machthebbers de benen onder het lijf weg te maaien, om de woede tegen hun onderdrukking en uitbuiting te richten. En was het stemrecht geen overwinning, maar een tussenstap of een toegeving die de gemoederen moest bedaren. Misschien was het enkel dat eerste, of misschien was het toch dat laatste. In tegenstelling tot wat de academische geschiedschrijvers beweren, kent de geschiedenis geen ‘objectieve’ vertellers, net zo min als ze ‘objectieve’ deelnemers heeft. Wat we zelf elke dag kunnen ervaren is dat de democratie een kankergezwel is dat het verlangen naar vrijheid, naar leven wegdrukt. Om ons leven terug in eigen handen te nemen, moeten we onze pijlen ook richten op de democratie. En dan kunnen we ook erkennen dat in het verleden de democratie de opstand moest beteugelen in een bemiddelde oplossing ver weg van de wil tot leven. Want vandaag is haar functie niets anders. Elke opstandige schreeuw wordt verstikt in de democratische praatbarak. De vrije markt van woorden is eigenlijk vooral een markt van vrijblijvende woorden. Het handelen wordt het liefst gedelegeerd aan de specialisten van de politiek, van de bureaucratie, van de liefdadigheid… Als je ten volle wil leven, ligt het conflict met het bestaande, met deze democratische maatschappij, om de hoek.

Democratie is het regeren van de middelmaat. De democratie heeft statistieken tot beheersingsmechanisme genomen. Gedachten worden bij elkaar gegooid en onderworpen aan allerhande formules totdat er gemiddeldes, meridianen, frequenties per geconstrueerde categorieën en nog meer inhoudsloze betekenissen aan kunnen toegekend worden. Onvermijdelijk is de uitkomst van het kwantitatieve orakel de burgerlijke moraal. Het is de middelmaat want aangezien de probleemstelling van daaruit vertrekt, zullen de antwoorden ze nooit overstijgen. De berekeningen mogen honderden keren herhaald worden, het resultaat zal altijd hetzelfde zijn.

De democratie is inherent racistisch en seksistisch. Ze verdeelt op basis van wat morele predikanten als natuurlijk bestempelen of wat sociologen als sociale groepen conceptualiseren. In beide gevallen lijken ze even onoverkomelijk. Daarom dat we vertegenwoordigers nodig blijken te hebben. Geen direct contact, geen direct conflict, maar de bemiddeling waar compromissen gesloten worden opdat de macht netjes verdeeld kan worden, of waar gepolariseerd wordt opdat de ene over de andere kan heersen. In deze xenofobe maatschappelijke orde zijn veel bevrijdingsbewegingen in de democratische val gelopen. Ze hebben de burgerlijke normen overgenomen en zich losgesneden van andere uitgesloten.

De democratie verheft de middelmaat tot norm. Of beter gezegd, ze legt de middelmaat op aan iedereen. Elk conflict wordt beslecht aan de hand van optelsommetjes. De specialisten (politici, sociologen, journalisten) slagen erin om op miraculeuze wijze elk idee in twee zinnen samen te vatten. En dan mag het volk beslissen bij handopsteking. Deze opiniemakers hebben de langste en meest succesvolle weg afgelegd in de democratische instituties en onderwijsinstellingen, ze zijn dus het best geplaatst om de overheersende denkkaders duizenden malen te reproduceren. Zij zijn de beste lijfwachten van de democratie, zij zullen haar laatste verdedigers zijn. Tegen de onverschilligheid voor het politieke spel, reageren ze met verontwaardiging. Tegen de aanvallen op de onderdrukking, reageren ze met een doodzwijgen of een stortvloed aan nietszeggende verklaringen – wat beide op hetzelfde neerkomt (behalve dan dat bij het laatste de verwarring zich ook onder de bestormers kan verspreiden). Hun reactie is meestal oprecht, ze kunnen inderdaad helemaal niet begrijpen wat een strijd voor vrijheid betekent of kan betekenen. Ze zijn opgeleid om deze wereld te beheren, niet om haar te vernietigen.

Het mooie aan de dictatuur van de democratie is dat de minderheden het spel zonder morren meespelen. Iedereen begeeft zich braaf naar het stemhokje, kiest het minst slechte uit en stelt dan vast dat het beleid maar weinig te maken heeft met het eigen leven. Het is alsof je op hetzelfde moment dat je de dobbelstenen gooit, je je zakken leegmaakt en de zaal snel verlaat langs de achterdeur. Je kent de spelregels op voorhand, dus geen ge-maar als je weer blijkt te verliezen. Breng je stem uit en hou je mond, dat is democratie! De enige mogelijkheid voor een minderheid om iets te veranderen, is om deel te worden van de meerderheid en niets te veranderen. Dat is het lot van de klein-linkse partijen. De zelfverklaarde revolutionairen die in de democratie meestappen en zichzelf zo veroordelen tot het boetekleed van de minderheid. De enige uitweg die dan nog rest is om populistisch en realistisch te worden, de meerderheid na te apen, tot de revolutie een verkiezingscampagne wordt. De minderheid is de kleine compagnon van de meerderheid waar al eens mee gelachen mag worden, die de vuile klusjes mag opknappen, maar die evengoed eens goede raad kan geven of kritiek mag formuleren. En ooit! …als hij groot genoeg is, mag hij ook eens de scepter vasthouden. Alleen wanneer de minderheid zich niet meer als minderheid en de meerderheid zich niet langer als meerderheid erkent, komt het democratische spel in de problemen. Dan is het tijd om nieuwe spelregels uit te vaardigen. Dan wordt er weer volop geïntegreerd en duiken links en rechts de excuustruzen op. Dan is het hopen dat niet al te veel individuen overboord zijn gesprongen en het ruime sop verkiezen boven de claustrofobie van de sociale groep.

 

 

Wat moeten we met deze wereld aanvangen? Waar moeten we met deze democratische maatschappij naartoe? Er zijn er die antwoorden proberen te formuleren op het podium van de publieke opinie. Ze maken dankbaar gebruik van de massamedia om zich te richten tot de mensen. Maar uiteindelijk raken ze enkel verstrikt in een woordenspel.

De vraag naar de houding tegenover de media, en daarmee samenhangend de massa/publieke opinie, komt regelmatig terug. Los van het feit dat we maar weinig controle hebben over hoe er bericht wordt en dat we geen spindoctors of communicatiemanagers willen zijn, moeten we ons afvragen wat we te winnen hebben in het mediaspektakel. Met wie willen we communiceren en op welke manier? Als we communiceren via de massamedia, richten we ons tot de passieve massa die kijkt, leest, luistert. Er is dus niet direct een aangrijpingspunt; een gedachte, praktijk, interesse… die we delen. Het spreken gebeurt dus in de vorm van algemeenheden, gericht op mensen die geïnteresseerd zouden kunnen zijn (de ‘onderdrukten’, de ‘linksen’…). Tegelijkertijd moet je ook de concurrentie aangaan met andere ‘meningen’ die zich ook richten tot de massa. Kortom, je treedt binnen in het strijdperk van de publieke opinie, de plaats waar er om de sympathie van de Andere wordt gevochten. Maar wat is een publieke opinie? Het is een mening die ontdaan is van elke contradictie, irrationaliteit, persoonlijkheid… (of deze toch verstopt). Meningen zijn simpele stellingen waar je voor of tegen bent. Het zijn algemeenheden, clichés waarin geen plaats is voor echte nuances. Waarin geen plaats is voor het unieke van elk individu met zijn/haar eigen ideeën. Waarin geen plaats is voor solidariteit, strijdbaarheid en autonomie, zaken die enkel begrijpbaar worden als we ze zelf ervaren.

Vervlakte ideeën, meningen moeten ervoor zorgen dat de communicatie tussen de enkelen en de menigte eenduidig verloopt. Enquêtes, verkiezingen, publieke debatten…; voor de ‘massa’ houdt dit altijd in gewoon aan te kruisen wat van toepassing is, waar men mee akkoord gaat. Een eigen mening bestaat dan nog enkel uit een lijst stellingen waar men al dan niet mee akkoord is. Daarenboven veronderstelt een mening hebben op geen enkel moment dat je daar ook naar handelt. De publieke opinie scheidt woord en daad. Het is het absolute toppunt van de vrije meningsuiting. We kunnen alles roepen wat we willen, zolang we er maar geen reële consequenties aan verbinden. Een voorbeeld zijn de op voorhand aangevraagde betogingen waar de meest radicale slogans tegen de machthebbers te horen zijn en waar de directe actie tot ludieke folklore is gereduceerd. Waar ook de politie met instemming van de organisatoren meeloopt voor wanneer er daadwerkelijk ook maar één steen gericht zou worden tegen de glazen etalages van het kapitaal. Of nog liever verkiest men zelfcensuur, de eigen ordetroepen die iedereen in het gareel houden.

De publieke opinie gaat fundamenteel samen met de democratie. Doordat ideeën die mensen in hun dagelijks leven vormen, vervlakt worden tot ‘meningen’, wordt het mogelijk voor een democratie om een grote groep individuen met heel uiteenlopende ervaringen en gevoelens toch te kunnen beheren en controleren. Het fictieve de mensen of de publieke opinie is de nieuwe, democratische versie van het volk of de natie waar de staat onlosmakelijk mee verbonden is. En evenmin als het volk dat was, is de publieke opinie een neutrale ruimte waarin de ideeën van alle individuen aanwezig zijn of potentieel kunnen zijn. Ze is daar om de overheersende denkkaders te reproduceren. Een strijd voor vrijheid, een strijd om het leven in eigen handen te nemen is vreemd aan het domein van de publieke opinie. Zo’n strijd speelt zich ver af van het spektakel van de meningen.

Wat moeten we met deze wereld aanvangen? Waar moeten we met deze democratische maatschappij naartoe? Maar waarom maken we het ons zo moeilijk? Alles is al aanwezig in deze wereld om onze mogelijkheden ten volle te benutten, om onze individualiteit te ontplooien. Ze noemen het: arbeid. De arbeid is het paradijs op aarde. Zo wil men toch doen geloven. Maar het volstaat om met de longen van iemand die altijd boslucht heeft ingeademd, stil te staan bij de glazen blokken die in elke grotere stad opgesteld staan en de beklemming zal je op de borstkas inslaan. Deze containers zijn volgestouwd met bureaus en bevolkt door pendelaars die elke dag helse tochten ondernemen zodat ze toch enkele uren kunnen doorbrengen in hun verkavelingsluchtbel (en als ze geluk hebben is het dan nog niet donker). Ze ratelen op computers, of ze kuisen al het menselijk stof op dat zo’n inspanning teweeg brengt, of ze staan aan de ingang om de badge-lozen tegen te houden of… En dan snellen ze naar huis alsof enkele minuten verschil ervoor zorgen dat je familie en vrienden niet van je zijn vervreemd. Dat is de realiteit van de arbeid. Repetitieve taken, verveling, stress, gesprekken die niets anders dan clichés kunnen reproduceren omdat niemand de energie of tijd heeft om meer te doen of te zijn. Het is overal hetzelfde, in de fabrieken, in de magazijnen, in de kantoorblokken, in de winkels… Wie gelooft nog in een droomjob waar je je creativiteit mag botvieren, je eigen ideeën op papier mag zetten, je sociale leven mag uitbreiden? Ja er is de nieuwe arbeidselite, zij hebben het voorrecht om hun creativiteit, hun analytisch vermogen, hun taalvaardigheden aan het werk te zetten. Zij hebben het voorrecht om alle eigenschappen die tot de eigen individualiteit behoren te verkopen. Alles wat hen maakt tot wie ze zijn, mogen ze ten dienste stellen van het kapitaal en de staat. En het zijn ook die laatsten die beslissen tot waar hun mogelijkheden uitgebreid worden, waar ze ingedamd worden, voor welk doel ze zullen gebruikt worden. Met hun creativiteit mogen ze nog meer verwoestende producten verpatsen. Met hun analytisch vermogen mogen ze theorieën uitwerken die in nog meer onderdrukkende beleidsdaden omgezet kunnen worden. Met hun taalvaardigheden mogen ze netwerken tussen mensen aanleggen die elke basis van gedeelde ideeën en praktijken negeren, die de mogelijkheid om vriendschappen aan te gaan in functie van geld en macht stelt.

Gelukkig kunnen we met z’n allen op zaterdag naar de winkelcentra gaan (al dan niet overdekt, in de periferie of het centrum) om onze eigen persoonlijke keuzes te maken, anders zouden we kunnen denken dat deze wereld zich tegen individualiteit keert. Produceren en consumeren, de levenscirkel is rond. We kunnen zelfs kiezen om producten met een eerlijke prijs, iets minder uitbuiting dus, te kopen. Op voorwaarde dat we onszelf meer laten uitbuiten, voor eerlijke handel betaal je nu eenmaal een hogere prijs. Biologische (of macrobiotische of wat dan ook), duurzame, ambachtelijke, fair-trade producten zijn allemaal daar om ons een alternatief aan te bieden op een schaaltje. Een kapitalistisch schaaltje weliswaar, er is geen ontsnappen aan de onderdrukkende relaties. Daarom is dit alternatief allesbehalve bevrijdend. Integendeel, het is de kapitalistische voorhoede die in de wilde gebieden inbreekt en nieuwe lichamen en hersenen rekruteert. Daar waar mensen nog enige terughoudenheid hebben tegenover het kapitalistische spel, slaagt het kapitaal erin hen met een kwinkslag (of vanuit een andere analyse: door het spektakel) mee op de vooruitgangstrein te krijgen.

Dat geldt evenzeer voor de zelfbeheerde vormen van productie die weigerachtigen weer aan het werk krijgen. Ook een zelfbeheerde fabriek moet genoeg verkopen opdat ze haar arbeiders kan uitbetalen. En wanneer de markt haar minder geld aanbiedt in ruil voor haar producten, zal de zelfbeheerde fabriek (atelier, kantoor…) moeten besparen op andere posten. Zonder daarbij zelfs nog maar de vraag te stellen wat ze gaat produceren en voor wie. Het zelfbeheer van productie binnen de huidige maatschappij verschaft dus niet meer vrijheid, ze maakt de betrokken individuen daarentegen tot managers die hun eigen miserie mogen beheren. De tegenstelling in het belang van bazen en werknemers is overal aan het verwateren (door de gelijkschakeling van de maatschappij met de markt), en hier vindt deze tendens haar voltooiing.

Wat moeten we met deze wereld aanvangen? Waar moeten we met deze democratische maatschappij naartoe? Als we veel instemming willen oogsten, dan vragen we naar meer democratie, of échte democratie, of beter nog, basisdemocratie. Overal zien we hoofden ja knikken. Maar dan volgt de nuancering dat dat niet zo vanzelfsprekend is.

“De mensen zijn onwetend”, werpt de activiste op.

Of misschien is het probleem zelfs fundamenteler. “Niet iedereen wil zich altijd bezig houden met politiek”, doceert de filosoof.

Uit ervaring weet de partijsoldaat, “Het vereist een grote organisatie.”

“We moeten eerst de waarden van de burgermaatschappij verspreiden, de goede burger creëren”, horen we de progressieve zijde van de maatschappij scanderen.

Niets is minder waar. De basisdemocratie is overal en ze maakt het beheersingsmechanisme efficiënter dan ooit tevoren. Iedereen kan er getuige van zijn op één van de vele buurtvergaderingen die de gemeentebesturen organiseren wanneer ze weer eens de sloophamer bovenhalen om de buurt ‘op te waarderen’. De buurtbewoners zitten dan op de eerste rij om er zeker van te zijn dat hun parkeerplaats niet verloren gaat, dat ze nog altijd even gemakkelijk tot vlak voor hun deur gaan kunnen komen met hun auto, dat hun vrijheid (of bedoelen we isolement?) gevrijwaard wordt. Iedereen kan er zelf mee in conflict komen wanneer er weer een buurtcomité wordt opgericht tegen enkele hangjongeren die een stukje straat hebben ingepalmd en omgevormd tot een eigen ontmoetingsruimte. Of wanneer de burgers zich organiseren tegen een skatepark of speelplein dat toch voor veel ‘overlast’ gaat zorgen. De basisdemocratie is springlevend en ze is een uitstekende bescherming van het eigen kleine wereldje tegen alle vreemde invloeden. Kortom de goede burger is al overal en ze is de beste vriend van de flik.

Het is niet de bedoeling om te pleiten voor het oprichten van autoritaire groepen. Maar laat het duidelijk zijn dat een basisdemocratische organisatiewijze van deze maatschappij, enkel een democratisering van de controle inhoudt. Daarom is het absurd om vanuit een bevrijdend perspectief de basisdemocratie als maatschappijmodel voor te stellen en haar als dusdanig tot strijddoel te verheffen.

Dat plaatst ook een voetnoot bij al die evenementen waarvan de organisatie basisdemocratisch is opgevat. Achteraf kan men zich tevreden op de borst kloppen dat alle praktische beslommeringen en bijzaken opgelost zijn door collectieve beslissingen van tientallen of honderden personen. Maar de precieze doelen van het evenement voorbij de organisatie, laat staan de mogelijkheden van een strijdperspectief, worden amper kritisch bediscussieerd, als ze al aanwezig zijn.

Wat moeten we met deze wereld aanvangen? Waar moeten we met deze democratische maatschappij naartoe? “We moeten haar beschermen tegen de fascistische horden! Het sprankeltje vrijheid dat we hebben bekomen wordt bedreigd, dus moeten we ons verenigen met andere democraten en progressieven tegen de fascisten!” Telkens als fascistische tendensen de kop opsteken, is er de roep om een eenheidsfront te maken. Een front van de goeden of toch de minst slechten. Opeens moeten alle ‘democratische’ krachten zich verenigen tegen het monster van het fascisme. Alsof democratie en fascisme twee tegengestelden zijn, alsof democratie leven is en fascisme de dood. Nee, fascisme is geen buitenaards monster waartegen alle menselijke wezens zich zullen verzetten. Integendeel, het is een product van deze maatschappij. Het fascisme heeft bepaalde functies binnen de autoritaire samenleving, net als de democratie. In het meest extreme geval, wanneer de bestaande orde fundamenteel bedreigd wordt, kan alle macht fascistisch worden. Op andere momenten zijn (marginale) fascistische groepen de ideale afleiding voor de democratische macht. Terwijl iedereen zich blind staart op de grote boze, fascistische wolven, voeren politici van de democratische partijen allerhande gortige en repressieve wetten en maatregelen in. Maar wie durft hen aanvallen want de ‘echte’ vijand zit toch ergens anders? De strategie van het eenheidsfront creëert het valse idee dat fascistische tendensen zich beperken tot enkele groepen, partijen, charismatische figuren. Het creëert het valse idee dat éénieder die zich tegen deze groepen uitspreekt, de vrijheid verdedigt. Als je je enkel richt op bepaalde groeperingen, dan ga je voorbij aan het feit dat fascistische tendensen in de hele samenleving voorkomen. Het fascisme manifesteert zich niet alleen als een politieke ideologie in de traditie van Hitler, Mussolini of Franco. We kunnen het tegenkomen in de sociale relaties rondom ons, als de tendens om het hele leven te onderwerpen aan de macht. Het fascisme als autoritair totalitarisme, als het doordringen van de autoriteit tot in alle vezels van het leven. Deze tendens is aanwezig in gezinnen, scholen, bedrijven, kerken of moskeeën. De marginale groepen die van tijd tot tijd charismatische leiders hebben kunnen enkel macht verwerven en hun programma uitvoeren, omdat de kiemen van het fascisme al aanwezig zijn. Misschien is het niet zo expliciet, zit het eerder onder de oppervlakte en beperkt het zich tot de eigen, afgeschermde leefwereld. Maar het is evengoed een onderdrukkende realiteit, één die elke dag individuen de mogelijkheid ontneemt om eigen keuzes te maken. En het is een realiteit die het fascisme als maatschappelijk project mogelijk maakt.

Niemand heeft illusies omtrent de fascistische kerkers, ze zijn ongetwijfeld brutaler dan hun democratische versies. Maar als we eerlijk zijn; willen we dan echt kiezen tussen de twee? Willen we echt de strijd aangaan om de oude macht te beschermen tegen een nieuwe? Uiteindelijk zijn het slechts twee verschillende beheersingsmechanismes, maar met vrijheid hebben ze beiden niets te maken. In de democratische kerkers is er misschien meer ademruimte, maar de lucht die ons aan vrijheid herinnert, is er sterker verontreinigd.

Laten we al deze vragen die ons al zo lang achtervolgen overboord gooien. Een eerste stap naar een echte confrontatie die bevrijdende mogelijkheden blootlegt, is het breken met de overheersende denkkaders. Het weigeren van het democratische vocabularium, betekent zeker niet dat we ons isoleren. Heel wat mensen ervaren deze wereld als miserabel en proberen zich op verschillende manieren tegen haar te verzetten. Het komt erop aan om mogelijkheden te creëren om deze daden van verzet te delen of in dialoog te laten treden. En van daar kunnen we vertrekken om ideeën uit te wisselen en te experimenteren met nieuwe relaties onder elkaar. Relaties die gebaseerd zijn op wederkerigheid, en gericht zijn op een brede strijd met de vernietiging van deze wereld als doel. Laten we het kwantitatieve dogma, dat alleen maar nuttig is voor de democratie, weigeren en ons richten op het kwalitatieve. De ideeën die mensen hebben en de daden die ze stellen in concrete situaties. Laat het spektakel van de media en politiek over aan de beroepsacteurs. Het is in de straat dat we de ruimte en de tijd terug moeten opeisen om te experimenteren met de relaties die we hebben onderling, en de strijdvormen die we tegenover onze vijanden kunnen stellen. Opdat sociale strijd geen retoriek is, maar een realiteit die een bedreiging vormt voor de democratie en haar vrijwillige slaven. Omdat we de strijd voor vrijheid een plaats willen geven in onze eigen levens. Met vastberadenheid. Geen arrogantie, geen blind geloof, maar met de noodzakelijkheid (niet als fataliteit, maar als verlangen en intentie) om hier en nu met de dagelijkse miserie te breken, en met de mogelijkheid om relaties aan te gaan en een eigen leven te leiden vanuit een verlangen naar vrijheid.

Griekenland – Niets is voorbij, alles begint nu

Thursday, March 21st, 2013

Niets is voorbij. Alles begint nu.

Iedereen wist dat het niet lang meer kon duren. De Griekse “tijdbom” zoals de beurshandelaars van overal het noemden, moest vroeg of laat wel ontploffen. Al jarenlang staat het land aan de rand van de afgrond, uitgeput. In december 2008 was de moord op Alexis door de politie slechts de vonk die een revolte deed ontbranden die reeds in de lucht hing tegenover levensomstandigheden die ondraaglijk werden. De tranen die de minister van economie een jaar geleden beloofde, hebben wel degelijk gevloeid, maar door een trage en pijnlijke distillatie. Heel die periode lang zijn de protesten blijven aanzwellen, met dalen en pieken. Hoe meer maanden voorbijgingen, hoe meer de strik van het Internationaal Muntfonds en de Europese Unie werd aangetrokken en hoe evidenter het werd dat niets de Griekse bevolking er van zou kunnen weerhouden om op straat te komen en te protesteren. Dat deze toestand van beleg, van ingehouden adem, niet eeuwig kon blijven duren… dat wist iedereen. Vroeg of laat zou er zich een keuze opdringen. Een drastische, radicale keuze.

Gisteren, op zondag 12 februari 2012, werd die keuze gemaakt. Het parlement moest die dag het decreet aannemen dat de besparingsmaatregelen opgelegd door de zogenaamde “Trojka” zou goedkeuren in ruil voor een lening van vele miljarden euro. De inhoud van het akkoord is niet erg duidelijk, maar we weten dat het liberaliseringen voorziet, bezuinigingen op de sociale uitgaven, massale ontslagen in de openbare sector, een duizelingwekkende loon- en pensioenverlaging (die er reeds van langs hadden gekregen). Met andere woorden: gedaan met de vaseline.

Maar gisteren, 12 februari 2012, was de regering niet de enige om haar keuze te maken. In de namiddag begonnen de straten van Athene en andere Griekse steden zich te vullen met vrouwen en mannen die niet opgesloten thuis wilden blijven wachten totdat de televisie hen het einde van alle hoop aankondigde. Een enorme, onmeetbare massa. Uitgeput? Zeker. Verontwaardigd? Al evenzeer. Maar vooral razend. Ondanks de vele preventieve aanhoudingen in de voormiddag, ondanks het feit dat de politie de bezette rechtsfaculteit had omsingeld om te verhinderen – zonder succes – dat de bezetters zouden deelnemen aan de betoging, vulde het Syntagma-plein voor het Griekse parlement zich al snel met mensen die uit de vier uithoeken van de stad afgezakt waren. En toen ten midden van deze bonte massa gemaskerde betogers, gewapend met stokken en molotovs, opdoken, begon deze overrompelende massa te applaudisseren. Want zoals de journalisten zelf toegaven, was de vijandigheid tegenover elke vertegenwoordiger van de Staat erg tastbaar bij alle aanwezigen. En ditmaal slaagde de ordedienst van een linkse vakbond – die enkele maanden geleden het Parlement beschermd had tegen de betogers – er zelfs niet in om tot op het plein te geraken toen de rellen begonnen en de lucht zich vulde met de scherpe geur van traangas.

Zo, toen binnen de muren van het paleis de politieke klasse zich klaarmaakte om te knielen voor de economie, vochten buiten mensen voor hun leven. Ze vonden het niet nodig om het resultaat van de laatste stemming af te wachten. Het Griekse vuur, een onoplosbaar en dus onblusbaar raadsel, zette alles wat het op haar weg tegenkwam in lichterlaaie. Tientallen en tientallen gebouwen – waaronder banken, winkels, supermarkten, bibliotheken, cinema’s,… – gingen in vlammen op. Ook de Marfin bank, dezelfde waar tijdens de betoging van 5 mei 2011 drie bedienden stierven, werd in brand gestoken. Met de grond gelijk gemaakt. De straten zagen zwart van volk, er werden barricades opgeworpen, zowat overal vonden er gewelddadige botsingen plaats met de ordetroepen.

Maar het gaat hier niet over de gewoonlijke Griekse kroniek die we al jarenlang gewend zijn te horen (en te bewonderen). Want gisteren is er iets veranderd. De definitieve beslissing werd genomen en… het is onmogelijk om de klok terug te draaien. De gewelddadige charges van de politie hebben de betogers er niet van weerhouden om meermaals terug te keren naar het Syntagma-plein. De molotovcocktails werden bijgetreden door nieuwe, nog krachtigere brandbommen. De beruchte brigades gemotoriseerde politie jaagden niet meer evenveel angst aan nadat een kabel die over de straat gespannen was één van die eenheden ten prooi leverde aan de betogers. Het gemeentehuis van Athene werd bezet (en al even snel terug ontruimd). Er werden enkele politiekantoren, zoals aan de Acropolis en in Exarchia, aangevallen (meerdere flikken raakten daarbij gewond en hun wagens gingen in vlammen op). De privé-woonst van Kostas Simitis (eerste minister van 1996 tot 2004) werd aangevallen. En in Omonia, een wijk van de hoofdstad, werd een wapenwinkel geplunderd. Dit is geen revolte meer…

Het is dus geen toeval dat de rechtsfaculteit, die bezet werd door anarchisten en anti-autoritairen en beschouwd wordt als een bolwerk van de revolte, gisteren omsingeld werd en meermaals bestormd werd door de ordetroepen. Zonder resultaat. Hoewel er gewonden vielen onder de bezetters, weerstond de bezetting alle aanvallen en verkondigde: “Niets is voorbij. Alles begint nu.” Daarenboven: als degenen die aangewezen werden als de provocateurs van de rellen gisteren sinds de namiddag omsingeld waren, wie was het dan die aan het vechten was vanaf 17u tot laat in de nacht, in alle straten van Athene?

En dacht je soms dat alleen de hoofdstad brandde? In Thessaloniki vonden er botsingen plaats met de flikken terwijl de klokken van een kerk luidden als om algemeen alarm te slagen. Ook in Patras waren er betogingen, waar in de dagen daarvoor onteigeningen van supermarkten plaats hadden gevonden, gevolgd door de herverdeling van de goederen. In Volos vielen de betogers eerst het belastingkantoor aan, waarbij de documenten in het gebouw vernietigd werden, en staken daarna het gemeentehuis in brand. In Korfoe werden meerdere kantoren van politiekers van de PASOK (socialisten) aangevallen, waaronder dat van de ex-minister van Justitie Dendias, en volledig verwoest. Op verschillende plaatsen werden gemeentehuizen en regio-zetels bezet.

En terwijl Athene kort en klein geslagen werd, verklaarde de minister van Financiën Venizelos in een poging om de pil van de parlementsstemming te doen slikken: “De keuze is niet tussen offers doen en geen offers doen, maar tussen offers doen en iets onvoorstelbaar.” Daar zit waarheid in. Gisteren, 12 februari 2012, koos de Griekse regering voor het offeren van haar onderdanen. Net zoals morgen de Italiaanse, Spaanse, Portugese, Belgische regeringen dat zullen doen… Het heeft geen zin om degene die dat niet aanvaardt, een rechtvaardigere, een meer eerlijke markt of het respect voor de mensenrechten voor te spiegelen. In Athene, wieg van de beschaving, heeft de democratie eindelijk haar hypocriete masker afgeworpen. Degene die niet op z’n knieën door het leven wil gaan, blijft niets anders over dan iets onvoorstelbaar te proberen.

De opstand.

13.2.2012

Finimondo.org

Griekenland – Een bries van opstand

Thursday, March 21st, 2013

Griekenland, zondag 12 februari 2012. Na twee dagen betogingen, bezettingen van gemeentehuizen, bliksemsnelle botsingen met de ordetroepen en disparate aanvallen tegen kapitalistische en statelijke structuren, bleef de spanning de hele dag groeien. Bij het vallen van de nacht werden de vijandelijkheden offensief en na middernacht, waaide er een bries van opstand in vele Griekse steden. Honderdduizenden mensen waren op straat, en waren woedend. Alleen al in Athene telde men een vijftigtal uitgebrande officiële gebouwen en meer dan tweehonderd geplunderde en vernielde winkels. In de straten van de Griekse hoofdstad, net zoals in andere steden (Thessaloniki, Volos, Patras,…) vonden de hele nacht lang erg gewelddadige rellen plaats.

Die zondag beantwoordden brede volksmassa’s het zoveelste pakket besparingsmaatregelen dat gestemd werd in het Griekse parlement met revolte. Griekenland is vandaag een land geworden dat leeggebloed wordt door de macht. Vandaag is het brutale overleven al wat de klok slaat voor brede lagen van de bevolking, niets is meer zoals vroeger. De lonen (als die nog uitbetaald worden, want men spreekt van 170 000 bedrijven die al maandenlang niet meer over voldoende liquiditeiten beschikken om hun werknemers te vergoeden) zijn over het algemeen met meer dan 40% gedaald, de ontslagen zijn massaal en gezien het economische klimaat, veroordeelt een ontslag zowat onmiddellijk tot ruwe armoede… de schokdempers van vroeger zijn niet meer. De doorgedraaide stormloop op koopwaar, het fetisjisme van de consumptie ruimt plaats voor problematieken van een heel ander kaliber: afsluiting van elektriciteit en gas; uitzetting omwille van niet-betalen van huur; zware en meedogenloze conflicten op straat waar enkele euro’s ondertussen de waarde van een messteek bekomen hebben;…. het leven is dit laatste jaar in Griekenland diepgaand en snel veranderd.

We zouden ons kunnen buigen over de economische “redenen” van het nakende bankroet van het land, over de politieke “redenen” van de openbare schuld, over de sociale “redenen” die een zekere incompatibiliteit onthulden van bepaalde mentaliteiten en gewoontes met de aan de gang zijnde transformatie van het kapitalisme. Maar we willen de kwestie liever vanuit een andere hoek aansnijden, die haar daarenboven onmiddellijk verbindt met wat momenteel in vele Europese landen aan het gebeuren is. Bezuinigingen is een algemene term die naargelang de context erg uiteenlopende en verscheiden ladingen dekt. De bezuinigingen van vandaag en zoals ze zich aftekenen in deze historische periode, zijn geen antwoord op een klassieke crisis van het kapitalisme, zoals vele mensen (machtigen inbegrepen) zouden willen geloven. Er is momenteel geen “zware recessie” aan de gang, noch een neergang van de productie, noch een overmatig surplus op de wereldmarkten, allemaal tekens van een “economische crisis”. Meer nog. De “fout” valt niet te wijten aan de “virtualisering” van het kapitaal, aan de totaal losgeslagen financiële sfeer die gaten zou gegraven hebben die ze nu niet meer kan vullen. Die financiële sfeer heeft gewoon gedaan wat haar te doen staat binnen de kapitalistische economie: het geld en het kapitaal doen circuleren opdat het kan opbrengen. De “financiële crisis” is dus in feite slechts een gezondheidskuur, een zoveelste gelegenheid voor een intensere speculatie en circulatie van de poen, en zo je wil, een “mooie economische operatie” die aan sommigen heel wat duiten heeft opgeleverd. Wat daarentegen in Europe wel degelijk in “crisis” is, is het staatshuishouden. Niet in de zin dat hun macht aan het verminderen zou zijn, maar gewoon dat bepaalde functies die ze de laatste decennia heeft uitgevoerd, niet meer aan de orde van de dag zijn en dus “onbetaalbaar” worden: alles wat verband houdt met de Papa-Staat die de werknemers beschermt, een beetje zorg draagt voor de zieken, de ouden, de gehandicapten, dat alles heeft momenteel geen enkel economisch fundament meer, noch een weerstandsbasis die er het voortbestaan van zou afdwingen. De bezuinigingen van vandaag zouden dus wel degelijk eens de definitieve ontmanteling van die beruchte “sociale verworvenheden” kunnen zijn om plaats te maken voor een moeilijker, bruter, directer en voor sommigen ook meer winstgevend sociaal en economisch overleven. De hele sociale laag die onderhouden werd door die staatsvorm, zal opgeofferd worden. De bezuinigingen, dat betekent snijden in het levende, sociale vlees.

Het is in die opoffering van een deel van de bevolking dat al de verschillende bezuinigingskuren met elkaar verbonden zijn en overeenkomen. De verschillen tussen de landen zijn niet fundamenteel en alles bij elkaar genomen slechts lokale nuances, ongetwijfeld ondermeer in functie van de eventualiteit van sociale weerstand en strijd. Evenwel, gezien de economische toestand, is de periode waarover de Europese Staten beschikken om deze pil te doen slikken, alsmaar korter aan het worden. De Griekse ineenstorting is daar een voorbeeld van, andere landen zullen volgen omdat ze gedwongen zijn de geplande verarming te versnellen. De periodes worden alsmaar korter omwille van de onderlinge afhankelijkheid van de openbare schulden, de onmogelijkheid om “economische voorspellingen” op lange termijn te doen (denk maar aan bijvoorbeeld de economische gevolgen van de ‘onvoorziene’ opstanden in verschillende landen zoals Tunesië, Egypte, Libië en elders; van de onberekenbare eventualiteit van een verwoestende ramp zoals de nucleaire catastrofe in Japan, een belangrijke economische grootmacht die vandaag gebukt gaat onder een enorme schuldenlast) en het feit dat de “productie van sociale vrede” (de voornaamste functie van de sociale Staat, een effectief “productieve” en betaalde activiteit) niet meer op dezelfde manier gebeurt of zelfs oubollig, voorbijgestreefd wordt. Daarmee willen we niet gezegd hebben dat de Staten nu vrolijk optrekken naar scenario’s van beheer van burgeroorlogen, maar simpelweg dat het niet meer voor zich spreekt dat de manieren om de bevolking en de sociale conflictualiteit te beheersen altijd via de pacificatie in de strikte term van het woord hoeven te verlopen; met andere woorden, de oorlog van allen tegen allen is ook een kapitalistische productiewijze, misschien op bepaalde momenten lucratiever of met meer “circulatie” (doden, verwoesting/heropbouw, economische plundering, ‘illegale’ trafiek,…). In die zin is het geen cynische speling van het lot dat er momenteel in Griekenland een nieuwe harddrug is opgedoken, de beruchte sisa. Waar voor een shot heroïne tussen de 20 à 30 euro betaald wordt, kost een shot sisa 2 of 3 euro. De gevolgen van een ‘normaal’ gebruik van sisa gedurende enkele maanden zijn ongeveer hetzelfde als twee jaar lang intensief heroïnegebruik. De sisa raakt dag na dag alsmaar meer verspreid, in brede lagen van de Griekse bevolking. Het is niets meer of minder dan een ander repressief wapen van de overheersing in de oorlog tegen de armen, een smerige, vadsige oorlog waar de mentale en fysieke uitschakeling systematisch is.

Zoals deze laatste maanden aantonen, worden de openstaande keuzes voor de Griekse bevolking alsmaar meer herleid tot twee mogelijkheden. Ofwel zich aanpassen aan de nieuwe overlevingsomstandigheden, de bittere pil slikken met de hele dosis aan barbarij dat die betekent. Ofwel ageren en nadenken over mogelijkheden, niet om de bezuinigingsmaatregelen terug te schroeven (de reformistische en behoudsgezinde optie is maar weinig ‘realistisch’, zelfs de toch sterke sociale weerstand in Griekenland die in die richting ging, heeft niets bekomen, zelfs geen kruimel), maar van een radicale transformatie van de maatschappij. De overheersing zal er alles aan doen om deze tweede optie uit te roeien, of ze dusdanig te vermengen met de eerste dat ze uiteindelijk al haar potentieel verliest. Zoals een communiqué van een assemblee van anarchisten in Athene tijdens de gevechtsdagen zei: “Om ons te ontdoen van de schuld, moet het bestaande vernietigd worden.” Of, in expliciete woorden, het bestaande kan niet op dezelfde manier herschikt worden als dat een tiental jaar geleden misschien nog kon.

Zeker, de brutaliteit van het overleven zal aanzetten tot terugdeinzen, tot een verdedigingsreflex eerder dan de aanval. Honger en ellende zijn in feite zeker niet de beste raadgevers van de sociale revolutie, in tegenstelling tot wat gediplomeerde historici of geharde economisten vaak beweren. Het brute en harde overleven slaat verre van automatisch om in leven, in de bestorming van de hemel. Het is tegen deze fataliteit, tegen deze tragedie dat de revolutionaire energieën zich dringend zouden moeten kanten. Alles bij elkaar genomen zal de keuze de volgende zijn: tussen een herschikt overleven of het onbekende van de vrijheid, tussen de weerstand om de inboedel te redden of de vernietiging van de bases zelf van de huidige maatschappij. Daarom is het niet betekenisloos om te durven spreken van de mogelijkheid van een revolutionaire situatie… want de tussenwegen zijn vandaag geblokkeerd.

We weten dat de kameraden in Griekenland er vandaag vaart achter zetten. Tegenover het geweld van de sociale verhoudingen die zich aan het wijzigen zijn, tegen een dusdanige verharding van het overleven, tegenover de latente dreiging van een verplettering van elke revolutionaire neiging door de repressieve krachten, zijn onze kameraden daar alles op alles aan het zetten. Zeker, de omstandigheden en condities laten nog maar weinig ruimte voor halfslachtige activiteiten, maar het blijft belangrijk om te benadrukken dat het om een bewuste keuze gaat, een keuze die trouwens niet zonder gevolgen zal blijven voor alle revolutionaire perspectieven in andere Europese landen. Als toeschouwers de gevechten in Griekenland opvolgen, komt neer op hun graf delven. Het is niet uit een “solidaire reflex” dat we spreken van deze eis om de revolte uit te breiden, maar door een diepgaande, internationalistische bekommernis die begrijpt dat wat daar gebeurt, overal zijn neerslag zal hebben.

Als het elan van de woedende massa’s en de anarchisten onder hen er ondanks de omstandigheden nog in geslaagd is om een wind van opstand te doen waaien in de nacht van 12 februari, dan is dat omdat het voortkomt uit een keuze, een keuze die daar alsmaar wijder verspreid lijkt. Zeer vroeg, op z’n minst met betrekking tot besparingskuren die aan gang zijn en eraan zitten te komen in landen als België, Franrkijk, Spanje, Italië en Portugal, heeft dit ons de concrete en verbeeldbare mogelijkheid gegeven om te strijden tegen de gang van zaken. We kunnen deze grijpen, niet om “zoals in Griekenland te doen”, maar om de spanningen van revolte, of zelfs van opstand, te versterken daar waar we zijn. Ze geeft ons trouwens veel redenen om de beker van “het tijdverlies” aan ons voorbij te laten gaan: zich uitsloven met halve zaken, met halve wegen zoals bijvoorbeeld pogingen tot basissyndicalisme, assemblees op reformistische of behoudsgezinde bases, opzettelijke scheidingen tussen bepaalde strijden en conflicten en de algemene conflictualiteit zoals die zich bijvoorbeeld uit in de straten van vele Europese metropolen.

Er staat een erg machtige vijand tegenover ons. Er zijn niet alleen de politiediensten, de legers en de statelijke apparaten. Er is ook het vergif van de ideologieën van democratie nationalisme, religie en van de sociale tradities en vooroordelen. Maar onze vijand van vandaag is evenzeer de angst. Soms zou je wanneer je naar het geweld kijkt van de huidige revoltes en rellen, er misschien toe verleid worden om te denken dat de machtigen het in hun broek gaan doen. Maar het is exact het tegenovergestelde. Het is onder de bevolking dat de angst uitzaait. De angst voor de chaos, voor het overleven, voor de brutaliteit en de wet van de sterkste in de verhoudingen; en die angst is niet volledig ongegrond. Deze angst transformeren in moed om het onbekende van een andere wereld in de ogen te kijken, zonder zekerheden of garanties te bieden, is een dringende opgave. Ze vermengt zich op complexe wijze met het andere, eveneens belangrijke aspect van de noodzaak om de hele sociale situatie te doen ontsporen. We moeten onszelf geen fabeltjes wijsmaken, noch apostelen van de Blijde Boodschap spelen: de botsingen zullen brutaal zijn, er bestaat geen “veilige” manier om te revolteren. Maar de verdieping van de wanhoop en de zwartheid kunnen op geen enkele manier beschouwd worden als een “bondgenoot” van de revolutionaire spanning, net zoals de verslechtering van de omstandigheden niet noodzakelijk de prelude van de opstand is: het “no future” moet niet versterkt worden, het is er al en draagt zeker bij tot het vernietigende geweld binnen de sociale conflictualiteit. Het gaat er niet over om een dageraad vol zonneschijn in te peperen, noch met het beeld van een zingende morgenstond te wapperen voor de ogen van de wanhopigen, maar kracht te geven aan de mogelijkheid, aan de tastbaarheid, aan de zachtheid van vrijheid. Mooi zoals de glimlach van een opstandeling, ontploffend zoals de vreugde die alle spelregels breekt, bemoedigend zoals een offensieve ethiek die de ogen niet neerslaat voor geen enkele rechter, macht, “tactische vereiste”. Dát is hetgeen dat gevoed kan worden in de komende revoltes, dát is hetgeen elk “achterhoedegevecht” kan transformeren tot een revolutionaire speerpunt. Volgens ons is het ingrediënt dat in staat is (en des te noodzakelijker is) om te vermijden dat de revolte tuimelt in de afgrond van cynisme, pessimisme en scepticisme – in zekere zin complementen van de angst –, het utopische antigif, de droom die het revolutionaire contrast voedt tussen het heden en het mogelijke morgen. Rond de pot draaien heeft geen zin: deze droom kan reeds vandaag belichaamd worden, in de schoot van de revolte.

Laten we om af te sluiten even verder graven en een kwestie aansnijden die vooral veel vragen opwerpt zonder een even grote hoeveelheid aan antwoorden op tafel te kunnen zwieren. In de mate dat we vandaag kunnen spreken van een insurrectioneel klimaat in Griekenland, van een negatieve woede die zich ontlaadt tegen een redelijk wijd spectrum aan structuren, mechanismes en verhoudingen van de overheersing, stelt zich de vraag hoe er een ‘overgang’ mogelijk is naar een revolutionair klimaat, of beter gezegd, hoe de noodzakelijke vernietiging ook de ruimte en tijd kan scheppen om andere sociale verhoudingen op te bouwen. Het is ijdel om te geloven dat de dingen gradueel en stap-na-stap (volgens het schema insurrectie-vernietiging-revolutie) aangepakt kunnen worden, nog minder vandaag als gisteren. Het oeuvre van de vernietiging is niet iets dat kan losgekoppeld worden van de revolutionaire transformatie van de verhoudingen, al was het maar omdat we bijvoorbeeld niet meer kunnen redeneren volgens de klassieke revolutionaire recepten uit het verleden rond zelfbeheer (we jagen de bazen over de kling en daarna nemen we alles in zelfbeheer). Veel structuren van de huidige maatschappij kunnen niet in zelfbeheer genomen worden omdat ze een hiërarchische organisatie vereisen (het merendeel van of misschien zelfs alle industriële productie) en noodzakelijkerwijze verhoudingen voortbrengen die vrijheid aan banden leggen (bijvoorbeeld de technologieën en de huidige structuur van de metropolen). Maar vernietigen volstaat niet. Ook een droom hebben over waarvoor we vechten, een hoop die ons wapent tegen de uitzichtloosheid van vandaag, zou slechts een luchtspiegeling zijn als ze abstract en ijdel blijft. De utopische spanning (spanning, eerder dan utopie als statisch beeld dat altijd ver van onze levens blijft) moet zich uiten in de praktijk van vrijheid. Waar de vernietiging de ruimte vrijmaakt van dwang en autoriteit, kan de vrije, scheppende activiteit plaatsvinden. Die revolutionaire transformatie is trouwens zelfversnellend: meer dan een ‘voorwaarde’ ervoor, is de ‘bewustwording van de massa’s’ eerder een gevolg ervan. Als de gespannen situatie in Griekenland vandaag de kiemen wil doen ontluiken van een revolutionaire transformatie, is er niet alleen maar een veralgemeende kortsluiting van de sociale reproductie nodig, van de infrastructuren die de tijd en ruimte van de sociale verhoudingen bepalen. Ook de uitdaging over het ‘hoe morgen dan’ moet aangegaan worden, ongetwijfeld in andere termen dan dat in het verleden gebeurd is.

Het is een historische leugen om te beweren dat wijzelf niet in staat zouden zijn om anti-autoritaire en zelfgeorganiseerde manieren te kunnen bedenken en experimenteren om in de materiële behoeften te voorzien, behoeften die in het proces van de revolutionaire transformatie zelf trouwens veranderen. De pleitbezorgers van ‘wat zullen we morgen dan eten’ geven maar weinig blijk van vertrouwen in de vrije, scheppende krachten die in onszelf sluimeren, ook al hebben het industrialisme en de technologie die onder een innige afhankelijkheid bedolven. De ontketening van die krachten, of met andere woorden, de praktijk van de vrijheid, maakt het denkbaar om de bases van deze maatschappij totaal te veranderen. Daarenboven is de revolutionaire transformatie niet alleen een kwestie van vernietiging van de economie als model en logica (productie en consumptie als gescheiden sferen, accumulatie, handel) om in onze behoeften te voorzien. Ze gaat veel verder dan dat: ze omvat alle sociale verhoudingen… en dat is net wat vandaag in stelling gebracht kan worden tegen de economie. Brood, zeker, maar ook rozen.

In het beeld dat we ons zouden kunnen vormen van die revolutionaire transformatie van de maatschappij, zijn vorm en inhoud innig met elkaar verbonden. Het volstaat niet om te spreken van zelforganisatie, horizontaliteit en ‘onze levens in eigen handen nemen’; die kunnen tot in zekere mate ook ten dienste staan van een reactionair project. Zeker, het lijdt geen twijfel dat die aspecten fundamenteel zijn voor elke inbeeldbare libertaire transformatie, maar minder dan ooit kunnen ze losgekoppeld worden van wat we met enige schroom “libertaire inhoud” zouden kunnen noemen. Zelforganisatie slaat niet alleen op de manier hoe we ons tot elkaar zouden verhouden, maar gaat ook over wat we dan wel zelf willen organiseren. Het is niet hetzelfde om de zelforganisatie van de metropolen op zich te nemen (in de veronderstelling dat zoiets mogelijk zou zijn), of op zoek te gaan naar zelfgeorganiseerde manieren om de metropolen af te breken, zowel fysiek als mentaal. Laten we voor het plezier het voorbeeld van straten nemen. Het spreekt voor zich dat niemand die naar de vrijheid verlangt de straten en het verkeer op dezelfde manier zou organiseren als vandaag. Het verkeer zelf beheren zou misschien het aanzicht ervan veranderen, maar niet de inhoud. Daarentegen, je een beeld vormen van hoe de straten te vernietigen, hoe absurd dat op het eerste zicht ook mag lijken, door ze bijvoorbeeld om te vormen tot tuinen, zou ons plaatsen in het perspectief van de vernietiging van de metropool als totalitaire levensomgeving. Het is maar een bescheiden voorbeeld van hoe de praktische vernietiging vandaag onmiddellijk andere sociale verhoudingen mogelijk maakt. De subversie om de sociale verhoudingen gaat veel verder dan het detecteren van nieuwe manieren van zich te organiseren, van nieuwe manieren om het samenleven vorm te geven. Ze omhelst een radicale transformatie van de gewoontes, behoeftes, eisen van de ‘oude wereld’.

De kwestie die zich dus onvermijdelijk stelt in elk denken over de revolutionaire transformatie, is die van de ideeën en verlangens. Waarom willen we dit bestaande afbreken? Waarom de huidige sociale orde die onze verlangens fnuikt vernietigen? Niet zelden werden revolutionaire momenten en periodes omschreven als een chaotisch feest, waar alles door elkaar vloeit, elkaar inspireert en beïnvloedt; waar de creativiteit eindelijk losbreekt uit de economistische en politieke ketens. Voor alles is het een scheppende kracht, die zich losgemaakt heeft van wetten en geboden, van goden en meesters, en al doende de bases legt voor een nieuw samenleven. Niet voor niets is de klassieke anarchistische weigering van een ‘blauwdruk voor de toekomst’ gebaseerd op het vertrouwen in die scheppende kracht, in de chaos van de vrijheid. In tegenstelling tot vele marxistische denkers, kennen anarchisten over het algemeen geen primordiaal gewicht toe aan de ‘omstandigheden’ en de ‘condities’ waarvan de mens het product zou zijn, maar eerder aan de wil, het elan en de creativiteit van mensen om die condities te scheppen. Een libertaire, revolutionaire transformatie van het bestaande betekent dan ook de ontketening van die wil, elan en creativiteit om een vrij leven te scheppen. Of zoals die oude Griek dat ooit zei, “de chaos is de moeder van alle leven”.

De utopie

Thursday, January 24th, 2013

Ik wil al een tijd lang schrijven over bepaalde onderwerpen, en na het lezen van enkele teksten meen ik begrepen te hebben dat hetgeen waarover ik wil schrijven een gevoel is dat ook bij andere kompanen aanwezig is.

Het gaat over een vereiste die ik altijd al gehad heb, en die niet enkel nooit temperde, maar in tegendeel de laatste tijd meer en meer ruimte ingenomen heeft in mijn gedachten: ik heb het over de utopie. De idee van de utopie achtervolgt me met een nieuwe en sterke aandrang, misschien wel omdat haar zoektocht langzaamaan maar onverbiddelijk minder obsessief aanwezig is in het hart van wat we als anarchistische beweging kunnen definiëren. Dat is toch alleszins de indruk die ik heb.

Misschien komt het door de desillusies van de voorbije jaren die vandaag als nederlagen worden bestempeld, door de vermoeidheid van de opzienbarende slagen (eerder moreel dan fysiek) die altijd voor je klaarstaan wanneer je strijdt, zonder nog het nog maar over het perspectief te hebben dat zegt dat je wildste dromen nooit verwezenlijkt worden, maar het lijkt me alsof er een zekere trend in de lucht hangt die zich tevreden stelt met minder: het is beter om een kleine strijd te winnen die ons wat moraal geeft, eerder dan nog een nederlaag te begaan wanneer we een definitieve overwinning voor ogen hebben. Het is beter om de dingen van dit miserabele bestaande een beetje aan te passen dan het risico te nemen ze nooit te kunnen verbeteren wanneer je streeft naar een definitieve omwenteling. Dit tijdperk biedt ons een permanente zoektocht naar de aanpassing aan situaties, en dit is de spanning aan het verdringen die ons ervan weerhield om ons aan te passen; de razernij waarmee iets kost wat kost gedaan wordt om zich toch maar levend en actief te voelen draagt het risico in zich om de analytische capaciteit opzij te zetten, net als de kritiek die noodzakelijk is voor het ontwikkelen van een eigen projectualiteit. We slagen er zelfs in om hetzelfde te doen als alle anderen en te praten zoals alle anderen omdat we denken dat een andere taal ons onverstaanbaar zou maken en we zo het risico zouden lopen geïsoleerd te blijven. We nemen allemaal deel aan dezelfde strijden, en alsof dat nog niet genoeg is, doen we het ook nog eens allemaal op dezelfde manier, gebruiken we dezelfde middelen die op langere termijn steriliteit teweeg brengen, om dan te ontdekken dat we onze creatieve capaciteiten geaborteerd hebben door te zeer het parcours dat de anarchistische beweging in het verleden opging na te volgen. Te ontdekken dat we de verbeelding hebben verzwakt die belangrijk is voor het voortzetten van de strijden die we ondernomen hebben….

En wat met die strijden? Als middel naar iets omvangrijker en grandiozer lopen de strijden het risico om een doel op zich te worden, en het is op dat pad dat we de Utopie verliezen. Het komt steeds minder voor dat ik met kompanen spreek over grotere dromen. Ik heb het niet over de dagdromen die we weer opbergen wanneer we gedaan hebben met fantaseren, maar over een subliem verlangen waarheen we ons richten, als iets om naar te streven en proberen te realiseren. De Utopie is voor mij geen eilandje dat niet bestaat in deze wereld, maar iets dat het bloed naar het hart en de hersenen jaagt, een idee dat geen wapenstilstand toelaat; het is de spanning die me tot handelen duwt en tegelijkertijd het bewustzijn dat me in staat stelt om de angst te overwinnen. De Utopie is één van de redenen waarom ik anarchist ben, omdat enkel zij me de mogelijkheid biedt om te strijden, niet enkel voor een nieuwe wereld, maar voor iets wat nog nooit gerealiseerd is geweest. Voilà mijn Utopie: de poging om iets waar te maken dat nog nooit in vervulling is gegaan, het streven om te kunnen leven in een wereld die niet de wereld van vandaag is en ook niet die van enkele duizenden jaren terug. Iets dat we enkel kunnen proberen doorheen een moment van opstandige breuk, een moment dat niets meer beduidt dan de opening van een mogelijkheid, dat me in staat stelt om naar een diepe afgrond te gaan en de hoogtevrees te beproeven, de mogelijkheid open houdende dat er zich in die diepte of iets vreselijks fascinerend of iets absoluut vreselijks bevindt. Kortom, een sprong in het onbekende, zonder op voorhand te weten hoe de samenleving waarnaar ik verlang eruit moet zien, maar vertrekkende van hetgeen waarnaar ik niet verlang. Het ondenkbare denken dus, als grondvoorwaarde om naar het onmogelijke te streven.

“Diegene die vanaf het begin al aan het einde zit te denken, diegene die nood heeft aan de zekerheid om dat einde te bereiken nog voordat hij begonnen is, die zal er nooit geraken.“

A. Libertad

De gedachten van een enthousiaste wandelaar op het pad des levens

Thursday, January 24th, 2013


 Als we onze gedachten rustig in een dagdroom laten meevoeren, lijkt het alsof we geen beperkingen kennen. Dat we geen andere grenzen tegenkomen dan diegene die we voor onszelf bepalen. De droom die we koesteren neemt ons mee naar plaatsen en gebeurtenissen, laat ons passie en genoegen voelen zoals alleen de droom ons lijkt te kunnen gunnen. Want in plaats van aangemoedigd te worden tot het volgen van onze wildste dromen en tot een zo groot mogelijke zelfontplooiing, wordt het er ons in de scholen, universiteiten, werkplaatsen enz… ingeramd dat we realistisch moeten zijn. Dat we ons moeten aanpassen aan de economische realiteit en aan de arbeidsmarkt. Dat onze ontplooiing gemeten moet worden in de vorm van diploma’s, hoeveel iemand bezit of je status in de concurrentiestrijd met anderen. Ons spel kan niet anders dan de maatschappelijke orde op z’n kop zetten. Daarom wil ik deze pagina’s gebruiken om wat ideeën neer te pennen over de ontwikkeling van het spel van onze dromen.

 

De tocht om onszelf te ontdekken in samenhang met onze strijd tegen de autoriteit is een weg met vele obstakels en valkuilen. We zullen vallen en opstaan en weer doorgaan, want onze drang naar leven en passie is veel te groot.

 

In een maatschappij waar alles draait om productiviteit en waar de antidepressiva vlot over de toonbank gaan, kan luiheid één der schone kunsten zijn om weg te stappen van een paar steunpilaren van deze maatschappij, zoals werken voor het vaderland en de heilige economie en diens nood aan permanente productie. Gewoon eens terug de tijd nemen om te genieten. De tijd te nemen om onze ideeën op een rijtje te zetten of wat te genieten van gewoon doelloos rond te zwerven. Maar het gevaar schuilt erin dat we hierin vast komen te zitten. Dat het ons leven begint te domineren. Dagenlang in de zetel zitten begint te vervelen. Ons vier dagen op rij dom drinken laat ons achter met een vieze kater. We krijgen het gevoel dat we meer kunnen verlangen. Maar we hebben de indruk vast te zitten. In de veiligheid die ontstaan is in onze huizen, kraakpanden of relaties die we niet in gevaar willen brengen. Het lijkt alsof we middelen ontbreken om te kunnen doen wat we willen, om onszelf te ontplooien.

Misschien dat we op een ander pad onze drang om tot handelen over te gaan kunnen vervullen. Maar in de loop van de tijd kan het lijken dat we onszelf meer en meer aan het kwijtraken zijn. We lijken verstrikt te raken in mechanismes die reeds bestonden of die we zelf leven hebben ingeblazen. Het lijkt steeds moeilijker om onze activiteiten in hun context te plaatsen. Hiermee bedoelen we dat we in organisaties, comités of bewegingen komen te zitten die een zekere vorm van autoriteit krijgen. En vaak de doelen en middelen naar voren schuiven die niet noodzakelijk die van de individuen zijn die eraan meedoen. Dit gebeurt ook heel subtiel in de vorm van tradities van strijd en discussie waar niet aan geraakt mag worden. Het kan zich beginnen opdringen als een soort plicht om te handelen. De methodes die worden gebruikt worden niet meer bekritiseerd of in perspectief geplaatst en dreigen het plezier eruit te verbannen.

 

Als we vastzitten in mechanismes waar we geen genot uithalen, of ons het gevoel geven dat niets meer mogelijk is, dat het allemaal niet meer uitmaakt en dat we onze strijd voor vrijheid maar beter kunnen opbergen, als we te lang vastzitten in de gewoontes die niet echt veel meer met ons te maken hebben, dan is de kans groot dat we een leegte voelen die ons begint te domineren. Hoewel we vertrokken zijn op een zoektocht naar eindeloze ontplooiing van onze levens en passies, hebben we het gevoel dat we leeg leven. En is de kans groot dat we om de leegte te vullen terug gaan vallen op structuren die we eerst wilden vernietigen.

Om uit onze vastgeroeste gewoontes te breken, die van deze maatschappij en/of diegene die we onszelf hebben aangesmeerd, hebben we tijd en ruimte nodig. Om onze gedachten en onze daaruit vloeiende praktijken te kunnen ontwikkelen. Om ervaring op te doen in alle aspecten van onze spelen. We kunnen de tijd nemen om onder elkaar te discussiëren, te lezen, en onze kennis uit te breiden. We kunnen middelen en behendigheden ontwikkelen om onze ideeën te verwezenlijken.

 

Vrees treft dieper dan het zwaard”

Zoals we allemaal weten zijn er vele spelen die we kunnen spelen en die we in elkaar kunnen weven. Maar vaak worden onze gedachten belemmerd door angsten. De wegen in onze stoutste dromen worden vaak verduisterd door angst en twijfel. We zijn geen super-individuen die niet zijn aangeraakt door de moraal van deze wereld. Het spook van deze moraal dwaalt ook nog steeds door onze hoofden. De bruggen achter ons verbranden is niet gemakkelijk, de eerste die dit zou ontkennen is een dwaas. Maar niettemin is het een noodzakelijke stap als we onze levens in eigen handen willen nemen.

Een belangrijk wapen waarmee we ons kunnen bewapenen is weten wat we willen, hoe we ons willen ontwikkelen en hoe we onze strijden willen aangaan. Op die manier zullen angst en twijfel steeds meer verwaarloosbare aspecten worden in ons leven, aangezien we steeds met meer vastberadenheid in het spel staan.

 

De paden die we nemen hebben een zekere richting. Anders kunnen we evengoed stil blijven staan. Of we nu willen of niet, ons leven zal altijd een richting hebben, misschien geen uitermate duidelijke doelen, maar toch dingen waar we naartoe willen. Maar als we zelf de richting niet beslissen, zullen we altijd het gevoel hebben dat iemand anders onze levens leidt en zullen de omstandigheden een veel te grote rol spelen. We praten hier niet over doelen en richtingen die vastliggen en waar we ons tot miserie toe aan moeten houden. Nee, aangezien het onze doelen zijn en van niemand anders, moeten we ze permanent evalueren en bekritiseren om te zien dat we onszelf niet aan het vervreemden zijn.

 

We zijn ervan overtuigd dat voor de ontplooiing van onze levens en onze relaties deze maatschappij vernietigd moet worden. Want in de schaduw van onderdrukking en macht ga ik nooit beweren vrij te zijn. Het lijkt me dan ook logisch om het verder te hebben over de vernietiging van de maatschappelijke orde.

In de strijd tegen de onderdrukking, de staat en autoriteit in het algemeen, is het vormen van onze spelen des te belangrijker. Uiteraard is het plezierig om actie te ondernemen tegen dit systeem. Ook de ervaring die eruit geput wordt is niet te onderschatten. Maar na een bepaalde tijd kan dit ons het gevoel geven dat het allemaal niet uitmaakt. Op dat moment hebben we meer nodig. We hebben nood aan analyse en de daaruit voortvloeiende perspectieven (om die dan weer in actie om te zetten). Net als in elk ander spel hebben we nood aan perspectieven en richtingen. Onze relaties met anderen zullen veranderen eenmaal we de moed hebben bijeen gesprokkeld om onze eigen paden te bepalen. Het geeft ons de mogelijkheid om onze relaties uit te diepen. Waar we vroeger gezellig konden verdwalen, kunnen we nu samen paden bewandelen. Samen met anderen in avonturen duiken en uitdagingen aangaan tot onze paden weer uit elkaar gaan. Om misschien later weer te kruisen. Aangezien ik niet de enige speler in mijn spel wil zijn, want mijn ontmoetingen en ervaringen met anderen maken het mogelijk om me verder te kunnen ontwikkelen, zien we hier dan ook de noodzaak om onderling afspraken te maken rondom de strijden waarin we ons bevinden. Afspraken tussen individuen die deel uitmaken van de spelen, om er samen vorm aan te geven. Geen vaste set regels die opgeschreven staan in één of ander boek, maar afspraken die voortdurend onderworpen worden aan discussie en die niet bindend maar enkel geldig zijn als we het gevoel hebben dat ze van ons zijn.

Als we aan het bouwen zijn aan onze projecten moet er nagedacht worden over de middelen die we nodig hebben om ze te verwezenlijken. Bewapend met onze analyses, kritieken en perspectieven kunnen we ons zonder angst de middelen die we nodig achten eigen maken.

 

Als we bewust overgaan tot het gevecht met de autoriteit moeten we onze vijand recht in de ogen kunnen kijken. We moeten duidelijk zien waartegen we vechten en waar we slagen terug kunnen verwachten. Aangezien ze zich opdringt als onze ongewenste danspartner moeten onze ideeën duidelijk zijn. We moeten doelbewust de strijd aangaan, want met halve ideeën kan ze ons maar al te snel vloeren en het feest vroegtijdig ten einde brengen. Hoe duidelijker onze ideeën hoe voller ons leven, en hoe moeilijker het zal zijn ons te breken. Zolang we in onze gedachten het verlangen en de strijd naar vrijheid koesteren, kan geen flik noch gevangenis ons breken. We wensen niemand angst in te boezemen. Want laat ons eerlijk zijn, geeft er iets zoveel vreugde als onze zelfontplooiing die onderdrukkende mechanismes en instellingen vernietigt op haar weg? We vechten voor het leven, tegen de maatschappij van de dood.

 

We kiezen het avontuur. We beseffen dat er risico’s mee gepaard gaan, dit niet doen zou dom zijn. Maar we zijn niet geïnteresseerd in de logische wiskundige berekeningen van het leven. Maar al te goed weten we dat onze avonturen ons leven kunnen verkorten, of onze bewegingsruimte voor een bepaalde tijd kunnen beperken. Maar onze angst voor de dood vervaagt met het zien van de realiteit van de levende doden. We moeten dromen kunnen beleven, we willen alle vreugde uit het leven persen. Zoals ergens geschreven stond: ‘als je het je kan inbeelden, kun je het doen’. Een wijze raad, aangezien onze gedachten onze enige begrenzing zijn.

In strijd met de tijd

Thursday, January 24th, 2013

Tijd is geld. Als we al het geld in deze wereld zouden overleveren aan een nietsontziende vlammenzee, zou de tijd dan stil komen te staan? Zou alles terstond verstenen en een eeuwigheid onveranderlijk de wind trotseren? Of zou alles tot as vergaan en na een kwestie van seconden alle richtingen worden uitgeblazen en onzichtbaar worden?

Of, of zou alles net zodanig in beweging komen dat de tijd er geen vat meer op krijgt, en slechts machteloos kan toekijken hoe alles aan haar voorbijgaat…

Leven is vechten. Gek, hoeveel mensen het hiermee eens zullen zijn, terwijl iedereen er zonder twijfel een andere betekenis aan geeft. En toch, de wekker wekt en katapulteert ons in de ring, we proberen het ons te herinneren, maar weten eigenlijk niet meer of we hem tussendoor ooit verlaten hebben. Vechten met de tijd. De gedachte te kunnen winnen houdt ons op de mat, hoe lelijk het schouwspel ook wordt. De regels liggen vast, en iedereen die om regels geeft beseft dat uithoudingsvermogen de grootste troef is.

De arbeider of bediende weet dat de klok tikt, dat de verdeling verre van gelijk is, maar dat als ze lang genoeg de tijd binnen de vier muren van een kantoor of fabriek uitzitten, de rest van de tijd de hunne zal zijn. Pijnlijk, er werden net weer enkele jaren van afgeknabbeld, het uithoudingsvermogen wordt wederom op de proef gesteld. Ook voor de werkloze tikt de klok, maar hem kan het niet deren want hij neemt z’n tijd, of, hij zakt dieper en dieper weg omdat hij niet weet wat hij aanmoet met al die tijd, die hij liefst zo snel mogelijk wil teruggeven aan een baas of bedrijf. De baas houdt van de tijd. Hij ziet de evolutie op z’n bankrekening en het einde van de maand boezemt hem geen angst in. Al wordt z’n slaap af en toe verstoord door werknemers die tijd van hem opeisen voor zichzelf door sabotage en staking.

En dan zijn er diegenen die zich voor altijd willen vrijvechten. Zij kijken om zich heen en stelen tijd waar ze maar kunnen, door er almaar datgene mee te doen wat net niet de bedoeling was, door aan te vallen wat deze tijd onbeweeglijk maakt en toch door onze vingers doet glippen.

De wereld van ijzeren mechanismes en steenkoude verlangens weet de tijd steeds handiger te begoochelen en in dienst te stellen van haar noodzakelijke ritme. Ons in dienst te stellen van zijn noodzakelijke ritme. En zo barsten de wegen en treinen vooral ‘s morgens vroeg en ‘s avonds laat, van al diegenen die hun race tegen de tijd met hun leven betalen. Zonder te beseffen dat de tijd al gewonnen heeft, altijd zal blijven winnen, zolang hij wegtikt in dienst van deze wereld. En nog wordt de troostprijs algemeen verward met de hoofdprijs, en gaat iedereen naar huis met de gedachte dat ze tijd hebben gewonnen. Zijn ziekelijke aanbidding kan ons echter enkel bewijzen dat hij nooit lang écht van ons is. Zelfs voor diegenen die erin slagen hem bij momenten werkelijk buit te maken op zijn gewoonlijke bewakers blijft hij een onverslagen vijand. Voor diegenen die tegen hun wil in voor deze veroveringstochten geen tijd vinden blijft hij een onbestreden vijand, een uitmuntende heerser.

Maar wat als we niet langer willen uitstellen te voelen hoe het voelt zonder het gewicht van de tijd op onze schouders? Wat een lieve lust het zou zijn om alle uurwerken aan diggelen te slaan om er nooit meer naar om te kijken? Wat een onbeschrijfelijk feest, bijna niet te vatten, om in één klap alle tijd van het alledaagse en haar meesters te onteigenen? Niet om de tijd terug te draaien, of tot stilstand te brengen, maar om haar definitief van haar heerschappij te vervreemden, en haar dan te vergeten…

Egypte tussen reactie en revolutie

Thursday, January 24th, 2013

Het spektakel doorbreken

Is het zo dat hetgeen zich duizenden kilometers verderop afspeelt niet te begrijpen valt, in tegenstelling tot wat er om de hoek gebeurt? Dat het enkel mogelijk is zich een beeld te vormen van hetgeen we kennen, om feeling te hebben met de context waarin we opgegroeid zijn? Is het zo dat wij maar weinig te zeggen hebben over een omgeving waarin wij nooit gewandeld hebben, of een oord waarvan wij niet afkomstig zijn? Dat degene die de halve wereld gezien heeft noodzakelijkerwijs het laatste woord moet krijgen? Dat wij alleen iets kunnen zeggen nadat we tien boeken gelezen hebben? Het is alsof we op zoek zijn naar “de specialist”, degene die we een zekere autoriteit op het vlak kunnen toevertrouwen. Iemand van ginder, of een journalist misschien. Iemand die we zomaar kunnen geloven en die ons toestaat te stoppen met voor onszelf te denken. En ook: die ons bombardeert met “de feiten” en zo alles behalve het nadenken over “de mogelijkheden” stimuleert.

Het staat buiten kijf, dat een zekere kennis één van de noodzakelijke ingrediënten is wanneer we willen discussiëren over een bepaald onderwerp. Dat we niet zomaar eender wat kunnen zeggen en dit omhullen met de air van waarheid. Ik neem hier dan ook niet de verdediging op van het verspreiden van nonsens. Waar ik het over heb, is het toelaten van een andere dimensie in de vastgeroeste concepten van kennis en het eeuwenoude spook van de autoriteit, de cultuur en de (ervarings)deskundige. Het gaat over een speelsere manier om discussie te benaderen, een manier die breekt met de rigiditeit van de rollen leerkracht en passieve leerling. Ik wil hier niet zeggen dat er soms mensen te vinden zijn die interessante zaken te zeggen hebben over een specifiek onderwerp, noch het belang van studie onder tafel steken.

Maar laten we het even hebben over een experiment, een poging om op een andere manier om te gaan met kennis, deze te benaderen als stimulans tot het vormen van ideeën, als een aanzet om zélf te denken, op zoek te gaan,… Een experiment dat komaf maakt met de verhouding tot kennis en ideeën die aan de luisteraar die nadenkt enkel de opening laat om lastige vragen te stellen, als beterweter, als concurrent van hij die aan het woord is. Het soort van kritisch zijn dat binnen de kaders van de samenleving past, omdat het de rollen die aangeboden worden niet overboord gooit.

Dit experiment begint, noch eindigt bij kennis. Het heeft nood aan interesse, nieuwsgierigheid, passie, de capaciteit om zaken met elkaar te verbinden, de creativiteit die een bepaald licht werpt op de zaken, een zekere betrokkenheid bij het onderwerp die altijd een andere draai geeft aan de discussie,… Het experiment geeft ons de zuurstof die ons toelaat onszelf te zijn, die het vervloekte puntensysteem en de regels van de retorica opblazen, om te kunnen komen tot èchte discussie, als meststof voor iets anders. Het impliceert ook een andere manier om te luisteren, één die een werkelijke interesse eist in diegene die aan het woord is, voor even de vooroordelen laten varen en proberen te begrijpen wat er in de weegschaal gelegd wordt. Maar opgepast, dit is verre van een pleidooi voor begrip voor het verwerpelijke, noch voor zever of de verplichting ernaar te luisteren. We hebben het over de discussie die vertrekt vanuit het gedeelde verlangen naar vrijheid, en het verlangen om de liefde voor vrijheid en de vastberadenheid in de strijd aan te wakkeren in elkeen.

Het belang van de discussies die we organiseren, van de teksten die we schrijven ligt niet enkel in het weergeven van de “hoe de zaken ervoor staan”, maar net evenzeer en eigenlijk vooral in het terugkoppelen van het verleden of het elders naar het vandaag en het hier. Zo verschuift het accent en weegt het nadenken over het belang van een bepaald onderwerp door op het welles-nietes, is het doel niet langer te komen tot de waarheid (die altijd gestaafd moet worden door een autoriteit), maar tot ideeën, door na te denken, verbindingen te maken. Hiermee wil ik mezelf niet van de verantwoordelijkheid ontdoen om op zoek te gaan naar informatie die mij kan helpen een min of meer coherent beeld te vormen van zaken waarin ik niet betrokken ben op de klassieke manier. Maar mij lijkt het dat wederkerigheid voorop staat in de discussie, dat er een inzet wordt gevraagd van éénieder. Om te kunnen komen tot het teniet doen van de klassieke opstelling van specialist versus leerling, kan een bepaald onderwerp niet in de handen liggen van de één, noch passief geconsumeerd worden door de ander. Uiteraard, er zijn duizenden onderwerpen om ons mee bezig te houden, en niemand kan een ander opleggen zich meer met het ene bezig te houden, dan met het andere. Maar de instelling van de wederkerigheid vraagt in zijn absolute minimum om een beginbasis van openheid, een houding die komaf maakt met de kille, “kritische” afstandelijkheid, vaak gestoeld op wantrouwen, misschien terecht, soms ook niet. Want waarom zouden we de moeite nemen samen te discussiëren, wanneer we niet geïnteresseerd zijn om over iets bepaald ideeën uit te wisselen?

Ik heb deze tekst geschreven, omdat ik het pijnlijke gevoel heb dat bepaalde onderwerpen vaak onze koude kleren niet eens meer raken. Waarom Egypte, en niet een ander land, zou je kunnen antwoorden, en ik zou zeggen dat dat redelijk toevallig is. Het opzoeken van informatie over de situatie in Egypte heeft me een beetje betoverd en hetgeen ik lees en zie laat mij telkens opnieuw verwonderd, tot perplex achter. Het heeft niet enkel met Egypte te maken, maar misschien wel meer met wat het met mezelf doet, mijn vastgeroest inbeeldingsvermogen opent zich, en ik begin te dromen, niet enkel over een ongekend oord, maar over ongekende mogelijkheden. In die zin maak ik van hetgeen er zich ginder afspeelt het mijne, en hoop ik dat de vlam ook kan overslaan op degene die dit leest.

In die zin verschuift voor mij het accent van het ginder naar het hier, of nauwkeuriger de band tussen het ginder en het hier. Deze band, is naast een objectieve gegevenheid, vooral interessant als een subjectief gegeven. Een subjectieve band wint aan sterkte, aan inhoud, aan betekenis in zoverre dat er individuen zijn die deze eraan geven. In zoverre dat er individuen zijn die het gebeuren ginds levend maken in zichzelf en hun praktijk. Deze tekst wil hiertoe een bijdrage leveren.

Als we de vragen op die manier stellen, als we onze eigen strijd verbinden met de strijd elders, breken we op een radicale manier met het spektakel van de handelaars-toeschouwers. Net als het eigen maken van de kennis doorheen het vormen van ideeën en de zoektocht naar antwoorden op vragen, is het mogelijk om ons de strijd van anderen eigen te maken. Dit door de vragen in onze eigen schoot te werpen, en de vragen te stellen in de eerste persoon, als een ‘ik’ in strijd. Op die manier consumeren we de strijd van anderen niet zoals de journalisten dat doen, maar zijn solidair met haar door middel van de band die we creëren tussen ginds en hier.

Wat is ‘de’ waarheid, wie zal het zeggen? Wat ik hier alleszins wil ondernemen, is een kleine uiteenzetting van mijn lezing, die naar mijn mening gegrond is. Maar wat misschien wel belangrijker is: in mijn verbeelding bevind ik me naast die anderen, in die straten, roep ik om vrijheid en vraag ik me af welke bijdrage we kunnen leveren tot het verbinden van de verschillende conflictualiteiten hier. Het is mijn liefde voor de vrijheid van elkeen die mij ertoe drijft een band te creëren tussen mij, hier, en die anderen, daar. En om terug te komen naar de eerste paragraaf van deze tekst: eigenlijk denk ik dat we vooral geblokkeerd zijn wanneer het onderwerp van de opstanden op tafel ligt, omdat we moeite hebben ons hierbij iets voor te stellen. Niet omdat het zich zo ver afspeelt, of omdat het in een andere cultuur gebeurt, maar omdat de deuren van ons bevattingsvermogen gesloten zijn. We hebben nood aan een vleugje fantasie wanneer het over opstand gaat. Als dit ons afschrikt, en we liever willen blijven hangen aan de enige waarheid van de realiteit hier en nu, zullen we er inderdaad niets van begrijpen. Maar het is een eenvoudig spel. Beeld je in dat je ginds bent. En we zijn vertrokken.

Een twitterende middenklasse op een plein voor democratie?

De Egyptische revolutie werd in de Westerse media vanaf het begin verheerlijkt als een revolutie van een twitterende middenklasse, een pacifistisch gebeuren vanop een plein, een brave revolutie voor de democratie en liberale vrijheden die gesteund werd door het leger. Maar pacifistisch kan deze revolutie lang niet genoemd worden. Hoewel het een revolutie zonder vuurwapens was, gezien de meeste mensen hier geen toegang tot hebben, is er overvloedig gebruik gemaakt van stenen, knuppels, spuitbussen en molotovcocktail in de gevechten tegen de politie. En zo waren bijvoorbeeld de barricades op het Tahrirplein gemaakt met behulp van uitgebrande politie auto’s, heeft het partijgebouw van Moebarak drie dagen lang gebrand, werden flikkenkantoren uitgefikt,…

Noch kunnen we hier praten over een revolutie van een middenklasse. Neem gewoon een paar stappen, verlaat het Tahrirplein en wandel binnen in de wijk Bulaq, waar velen zich tijdens betogingen bij mensen thuis of in de kleine straatjes verstoppen. Een wijk wiens arme bevolking sinds jaren getreiterd wordt door de macht en projectontwikkelaars, waar mensen zich verzetten tegen ontruimingen en deportaties naar banlieues in de woestijnrand van Caïro. Velen die Tahrir bezetten zijn hieruit afkomstig. Of kijk naar Egyptes geschiedenis van strijd tegen uitbuiting, met bijvoorbeeld de staking en gevechten in de textielsector in Mahalla in 2006 die de vlam van maandenlange protesten in het hele land aanstak. Hetgeen in die winterdagen voor de val van Moebarak gemaakt heeft dat de normale gang van zaken niet enkel lamgelegd werd door de pleinbezetting, noch door de betogingen, straatgevechten, bijeenkomsten of rellen, maar dat het land plat lag door wilde stakingen. Of met andere woorden: revolutie komt niet uit de lucht vallen (in tegenstelling tot manna of andere religieuze onverklaarbaarheden, waar we dus ook niet over moeten nadenken), maar kent haar voorgeschiedenis van sociaal conflict en experiment met middelen om de onderdrukking van antwoord te dienen.

Wat betreft die revolutie voor de democratie en liberale vrijheden dan… Ja, er zijn democratische politieke krachten in het spel, en ook liberalen, zij die op een bewuste manier ijveren voor hun politieke revolutie, en die aan vrijheid een bepaalde invulling geven die ons niet nauw aan het hart ligt. Maar is de opstand van miljoenen mensen reduceren tot het verlangen naar parlementaire vertegenwoordiging en liberale vrijheden niet lichtelijk brutaal? Volgens mij, wanneer de straten van Caïro zich vullen met een kreet om vrijheid, dan kunnen we hier onmogelijk de eis om politieke vrijheid onder verstaan. We hebben het hier over een vrijheidsverlangen dat véél dieper gaat dan politiek, over een verlangen dat over het leven gaat. Over verlangen naar vrijheid na jarenlange onderdrukking op alle vlakken, in een samenleving die zich organiseert niet enkel onder de dominantie van een dictator, diens netwerk en een militaire macht, maar evenzeer onder de knoet gehouden wordt door bijvoorbeeld een economische tirannie en een patriarchaal terrorisme. Volgens mij, als we de roep om vrijheid horen, gaat het hier niet enkel over Moebarak (een terecht en noodzakelijk, maar niet exclusief doelwit), maar evenzeer over slavernij, over patriarchaat, over politie, over de onderdrukking van het leven en diens impulsen die men dagdagelijks voelt. Vrijheid die in contrast staat met de kettingen waarmee men al die jaren geleefd heeft. Het losbreken van deze kettingen geeft dan ook de enorme kracht die we hebben kunnen ervaren begin 2011, en die ook nu nog aan het doorwoeden is. Zou een verlangen naar democratie en liberale vrijheden, met andere woorden een politieke revolutie, zo’n kracht kunnen veroorzaken? Om af te sluiten, het is de slogan “Brood, vrijheid, sociale rechtvaardigheid” (Aish, Horreya, Adala Egtema’eya) die door de revolutie uitgedragen werd, en niet o heer, geef ons democratische leiders!

Van de unie tegen Moebarak naar de vrijheid van de moslimbroeders en het leger?

Dat het leger de revolutie goed gezind was, is nog zo’n verzinsel. Laat ons gewoon in herinnering brengen dat de SCAF (Supreme Council of the Armed Forces) onder leiding van veldmaarschalk Tantawi niet een leger is zoals wij dat kennen, maar ook een politieke macht en een industriële macht met een hele reeks van fabrieken. De huishoudartikelen die er geproduceerd worden zijn uiteraard minder van belang dan de massale wapenproductie, een productie die groter is dan die van heel Noord-Afrika en Zuid-Amerika tezamen. Wanneer de ex-dictator Moebarak op de televisie liet aankondigen dat hij de macht overdroeg aan de SCAF en Tantawi, deed hij in feite niets anders dan een deel van de orde in het land bewaren. Eerder dan een wanhoopsdaad van een dictator wiens laatste uren geteld zijn, lijkt mij dit een rationele en weloverwogen keuze, die deze ex-dictator niet op zijn eentje gemaakt heeft en die hem niet het halve westen op zijn kop bezorgd heeft zoals dat bij de lichtelijk minder rationele Kadafhi het geval is geweest.

Bref, het leger beloofde haar macht na een aantal maanden over te dragen aan een parlement, hetgeen nog steeds niet gebeurd is omwille van allerlei politieke redenen, en in tussentijd regeren zij het land. De griezels van de moslimbroeders, die zich voordoen als de helden van de revolutie, zijn in de running om de belangrijkste politieke partij te worden, maar een presidentskandidaat schuiven zij niet naar voren. Wel hebben zij na hun eerste verkiezingsoverwinning een deal gesloten waarin zij verklaren niet meer deel te nemen aan protesten, en braaf af te wachten. Het is op dit moment dat de VS de moslimbroeders erkend hebben als gesprekspartners.

Maar voor we helemáál verdwalen in die voor ons altijd vijandige ruimte van de politiek, laten we terugkeren naar het èchte verhaal: dat van de straat. En daar zijn er velen die nooit gestopt zijn met protesteren, tegen het leger, voor het voortzetten van de revolutie. De moslimbroeders worden trouwens steeds vaker als verraders van de revolutie beschouwd, hetgeen tot een mooie antipolitieke houding zou kunnen worden, wie weet. Een betoging tegen de SCAF in januari 2012 is veelzeggend op dit vlak: het liep uit op een confrontatie tussen betogers en moslimbroeders die de eersten fysiek wilden verhinderen om tot aan het parlement te geraken. Zij verklaarden dat “de legitimiteit nu afstamt van het parlement en niet meer van het plein”. Beledigingen en objecten vlogen van de ene kant naar de andere, tot de moslimbroeders het moesten aftrappen. Ook de verjaardag van de revolutie op 25 februari 2012 is exemplarisch voor deze scheiding tussen zij die de politieke macht in handen willen houden en de orde herstellen, en zij die de sociale revolutie willen doorzetten. Terwijl de SCAF en de moslimbroeders opriepen om de revolutie te vieren, waren er vele anderen naar Tahrir gekomen, niet om te feesten, maar om de revolutie door te zetten.

Revolutie, what’s in a name?

De vraag dringt zich uiteindelijk op, of wij hier over een revolutie kunnen spreken. De term is tot dusver in het artikel gebruikt, en zonder uitleg. Dit om het verhaal niet te compliceren vanaf de start. Maar laten we eerst omschrijven wat we onder revolutie verstaan, en hierbij het onderscheid maken tussen een politieke revolutie, waarbij de ene politieke macht door de andere vervangen wordt en alle veranderingen voortkomen uit de staat, en de sociale revolutie, die het leven subverteert door een overhoop gooien van de sociale verhoudingen en het experiment stimuleert. We hebben het dan over verhoudingen tussen bijvoorbeeld man en vrouw, jong en oud, bevelhebber en gehoorzamen etc. Een revolutie die de opening forcéért die een nieuwe manier om in het leven te staan, om over het leven na te denken mogelijk maakt, net als de organisatie van de samenleving naar deze nieuwe verhoudingen tot het leven en tot elkaar.

Als we het over sociale revolutie hebben, denk ik dat we de zaken niet statisch mogen opvatten, en “revolutie” niet kunnen beschouwen als de ene toestand die ondergraven wordt en dan vervangen door een andere toestand. Het is een gebeuren dat doorheen haar nieuwe relatie tot het leven de basissen waarop een oude samenleving gebaseerd is aanvreet. Een gebeuren dat de huidige machthebbers en hun legitimiteit aanvalt, en zo de mogelijkheid van iets anders doet leven. Het is niet het noodzakelijke omvallen van de boom van de macht die de sociale revolutie maakt, maar de nieuwe verhoudingen tot elkaar en tot het leven die gecreëerd worden tijdens het hele gebeuren, en meer: de verbeeldingskracht van wat mogelijk is die zich eindeloos opent. De limieten, niet van wat mogelijk is, maar van wat denkbaar en inbeeldbaar is, worden in de revolutionaire transformatie telkens opnieuw verlegd. Zolang men doorgaat met de aanval op hetgeen onderdrukt, blijft met de ruimte creëren om het leven op een andere manier te organiseren, om de horizon van wat mogelijk is open te houden en te bestormen.

Zoals een anarchiste van ginds zei: ”Er is heel wat veranderd, zeker en vast als we het over bewustzijn hebben. Er is massale politisering, massale betrokkenheid, er is een echte angstbarrière doorbroken… Het bewustzijn van wat mogelijk is, is veranderd door de opstand, er is veel veranderd in termen van wat onze verbeelding zich kan voorstellen. Het was een hele mooie leiderloze en gedecentraliseerde opstand die heel wat bereikt heeft met betrekking tot het in vraag stellen van de staat … Maar wat is er niet veranderd? Veel. We zijn nog steeds ongeveer onder hetzelfde regime. We worden direct geregeerd door het leger en er zijn reactionaire krachten die oppositie voerden tegen Moebarak en die nu nog steeds erg in het spel zijn, voornamelijk de moslimbroeders, wiens alliantie met de SCAF de laatste maanden een dreiging gevormd heeft voor elk revolutionair verlangen. Met betrekking tot bewustzijn en strijd is er heel veel veranderd, en elke dag ervaren we meer en meer revolutionaire energie, maar als we het hebben over de feitelijke staatsstructuren, het neoliberale systeem dat de economie van dit land runt en de grote meerderheid van de Egyptenaren onderdrukt, dat is niet veranderd, en daar vindt de sociale strijd plaats.”

Repressie en contrarevolutie

Vandaag is het dan ook belangrijk te onderlijnen dat hetgeen zich in januari en februari 2011 afspeelde zeker en vast niet het einde was van de sociale onrust in Egypte. Die winterdagen begin 2011 hebben een gigantische breuk veroorzaakt in het opsluitende reilen en zeilen van een onderdrukkende maatschappij. Vrouwen die de straat opkomen, een indrukwekkende vermenigvuldiging van wilde stakingen, voetbalsupporters die betogingen verdedigen tegen de door de macht ingezette “thugs” en de politie, “kunstenaars” die het statuut van “kunst” teniet doen door het niet langer te verkopen, maar het over te geven aan het spel van de creatieve en revolutionaire expressie waartoe zij iedereen oproepen, etc etc… Maar ook, en misschien wel vooral, dat al deze mooi afgebakende categorieën zonder dewelke wij zelfs moeite hebben om te praten, geen categorieën meer zijn, maar individuen die samen de straat opkomen met de eis van brood en vrijheid, nu, en onmiddellijk.

Vandaag komt het er dan ook op aan alles op alles te zetten om geen millimeter van deze opening prijs te geven, om deze uit te diepen en de contrarevolutionaire krachten geen duimbreed toe te laten de orde te herstellen. Laat ons even nadenken over wat er nodig is om de orde te herstellen, hoe staten en andere machten omgaan met repressie, en bekijken welk effect enkele technieken toegepast in Egypte tot gevolg hebben. Slaagt men erin het protest te breken, te kanaliseren of te recupereren? Lukt het om mensen te isoleren van elkaar, hen af te schrikken, de moed te doen verliezen, zich uit wanhoop tegen elkaar te keren?

Voorlopig lijken noch het leger, noch de moslimbroeders hiertoe in staat. Hoewel zij goed hun best doen, slagen ze er niet in de rust te doen weerkeren. De anti-stakingswet die de SCAF reeds in maart 2011 in het leven riep om een einde te maken aan de massieve stakingsgolven, wordt volledig genegeerd. Toen er opgeroepen werd tot een algemene staking op 11 februari 2012 kende dit echter maar een lauw antwoord, te wijten aan de massieve antipropaganda van het leger (“de staking wil enkel het land kapot maken”) en de imams en religieuze leiders (die staken als een zonde (een morele misdaad) bestempelden, gelijk aan overspel, alcoholconsumptie en het eten van varkensvlees)? Inmiddels heeft het leger ook al een andere tactiek toegepast dan brutale repressie, gezien zij beseft heeft dat dit de gemoederen alles behalve kalmeert en enkel meer en hevigere protesten veroorzaakt. Tijdens een busstaking werd eigen personeel ingezet om de staking te breken. De moslimbroeders leggen ook hun deel in de schaal en hebben de officiële vakbond van onder Moebarak gerecupereerd. Deze centraliserende vakbond, die Moebaraks laatste verdedigingslinie was, staat in schril contrast met de overdonderende wildgroei van autonome organisatie op de werkvloer.

De repressie lijkt er evenmin in te slagen mensen te isoleren of af te schrikken. Het meest brute en bloederige voorbeeld, dat van Port Said, heeft dagen van protest en rellen veroorzaakt in verschillende steden. Net als de aanval op een manifestante dat deed. Vrouwen voelen de adem van de repressie in hun nek, maar blijven aanwezig. Nog niet zo lang geleden was er een betoging naar aanleiding van de vrijspraak (door de militaire rechtbank) van militairen die vrouwelijke manifestanten in maart 2011 aan een maagdelijkheidstest onderwierpen. Betogers droegen een bord waarop een vrouw werd afgebeeld met een hand tegen haar mond, symbool voor het verplichte stilzwijgen over agressie tegen vrouwen in de patriarchale maatschappij. Of wat dacht je van vrouwen die een salafistische kuisheidspolitie met knuppels bewerkten en hen voor de ogen van de massa met stampen de straat opjaagden, toen deze hen kwamen lastig vallen met hun beschuldigingen van onkuisheid? Het leger schiet tijdens protesten inmiddels op de ogen van manifestanten, net als zij een massaal gebruik van Amerikaanse traangasbommen inzetten. Zij sluiten mensen op en veroordelen ze voor de militaire rechtbank. En toch, de vastberadenheid blijft rechtop.

En dus?

Er staat veel op het spel, en er zijn er velen die hun revolutie nog lang niet willen begraven, hun veroverde vrijheid nog lang niet willen bedekken met een nieuwe slaafsheid. Net als er ook anderen zijn die terug willen keren naar orde en stabiliteit, misschien die mensen die onder Moebarak best wel tevreden waren. Vandaag komt het erop aan door te gaan met het experiment van vrijheid. Het experiment van de zelforganisatie van de strijd zoals men die heeft kunnen ervaren op het Tahrirplein, zoals men die ervaart in de autonome strijdorganisatie op en rond de werkvloer, het experiment met wederzijdse hulp etc. Het komt erop aan de moed te bewaren, zich niet te laten intimideren door de moordende repressie, de revolutionaire hoop niet op te geven. Net als het erop aan komt alle leiders te wantrouwen, alle politiek te verwerpen, zich niet te laten vertegenwoordigen, op geen enkele manier, zoals dat al gebeurde op Tahrir, waar zij die in naam van Tahrir gesproken hebben hiervoor steeds terug op hun plaats gezet zijn. De vertegenwoordiging is het begin van het opnieuw uit handen geven van de veroverde vrijheid. Het komt erop aan het conflict met het leger door te zetten, met de politiek, de loonslavernij, het patriarchaat en ook die andere terreinen aan te snijden: die van het nationalisme en de religie als obstakels voor de vrijheid, als dwangbuizen met een eindeloze reeks aan bevelen en verboden.

Het lijkt dat er naast de massabijeenkomsten, de rellen, de protestbetogingen en samenkomsten nood is aan een vermenigvuldiging van die andere manieren om de politiek en de economie van het land te destabiliseren en ineen te doen storten. De staking is er één van, net als de directe aanval (op gasleidingen, op ambassades, op de muren die het leger bouwt om betogingen onder controle te houden). En deze dienen overal uit te deinen, hand in hand met de zelforganisatie die in staat is om het hoofd te bieden aan een leger of islamitische krachten die zichzelf zullen opwerpen als organisatoren en vangnet van de crisis wanneer de economie in elkaar stort.

Tot slot komt het er tijdens dit alles op aan om alle evidenties, alle normen en waarden die men tot dan toe als eeuwig beschouwd had, blijvend in vraag te stellen.

Dit artikel werd eind maart 2012 geschreven.

Muren van het leger, muren van de revolutie—-

Mohammed Mahmud Straat, straat waar vele gevechten plaatsvinden en waar in november meer dan veertig mensen stierven. Toch wordt de straat ook de straat van de ogen van de vrijheid genoemd (Sharei’ uyuun al-hurriyyah), of zoals een man die een muurschildering maakte die de doden van Port Said herdenkt het uitdrukte in een interview: “Deze straat wordt straat van de dood genoemd, of straat van de vrijheid. Voor ons is dit de straat van het leven, de straat waar de echte verandering geboren zal worden.”.

In deze straat bevindt zich een erg lange muur van de universiteit, een muur die altijd vol graffiti staat, anti-SCAF boodschappen, portretten van mensen die gestorven zijn tijdens de strijd,… De muur werd al vaak gekuist door het leger. Tevergeefs. Revolutionaire graffiti vind je overigens overal terug, het is een wijdverspreide praktijk. Op het Tahrirplein werd een grote anti-verkiezingsboodschap geschilderd: Vote for nobody, nobody will keep their promises, nobody listens to the poor, nobody cares.

Na de gevechten in november (toen het leger inhakte op een sit-in van mensen die gewond zijn geraakt tijdens de revolutie) en december (toen het leger klappen uitdeelde op het ontblootte lichaam van een manifestante), werd de muur in de straat van de ogen van de vrijheid door de universiteit verhoogd. Het antwoord hierop was een bestorming van en plundering van het universiteitshoofdkantoor, waarbij verschillende veiligheidsagenten verwond werden.

Als tactiek tegen protesten, heeft het leger een reeks muren gebouwd in Caïro, die betogers moet verhinderen om naar het Ministry of Interior Forces te gaan. Ook in de straat van de ogen van de vrijheid wordt er een muur gebouwd. In februari 2012 breken buurtbewoners en revolutionairen de muur weer af.

Port Said—-

Wat er in februari 2012 gebeurde te Port Said is exemplarisch voor de staat waarin Egypte zich momenteel bevindt. Verschillende Ultra-groepen hebben sinds het uitbreken van de revolutie deelgenomen aan de protesten en de rellen en worden hiervoor algemeen erkend als de kracht die in staat was om te vechten, net als de kracht die leven bracht in de brouwerij van eender welke saaie betoging. De implicatie van deze voetbalsupporters in de revolutie toont ons tot in welke mate we hier praten over iets dat iedereen in de samenleving raakt. Dat deze Ultra’s een doelwit vormen van de contrarevolutionaire krachten zou niet mogen verbazen. Toen de Ahly supporters uit Caïro tijdens deze match aangevallen werden terwijl het leger stond toe te kijken, lieten meer dan 70 mensen het leven, de grootste slachtpartij in de hele Egyptische revolutie tot nog toe.

Deze opgezette slachtpartij heeft woede ontketend bij het volk, en gedurende enkele dagen vonden er betogingen en rellen plaats in verschillende Egyptische steden (Caïro, Suez, Port Said, Alexandria), waarbij verschillende mensen overleden zijn. De tenten van “thugs” die in de buurt van Tahrir opgeslagen stonden, werden in brand gestoken door woedenden.

Het lijkt erop dat de repressie de maskers steeds verder afrukt van zij die het volk wijsmaken dat ze hun leven zullen veranderen, en de vastberadenheid om te blijven vechten enkel verstevigd.

Nucleocratie op z’n Belgisch

Thursday, January 24th, 2013

Deze tekst heeft twee doelen. Het eerste doel is het opmaken van een niet-exhaustieve stand van zaken van het Belgische nucleaire programma. Hierbij breken we uit het beperkte kader dat het nucleaire beschouwt vanuit een elektrische (kerncentrales) en militaire (bommen) invalshoek. Het tweede doel is dat we onszelf een aantal instrumenten proberen te geven, zonder te verdwalen in een té ingewikkelde theoretische analyse. Dat we het nucleaire programma in België situeren en in het bijzonder hoe het zich inschrijft in de logica van de (politieke, economische en militaire) macht, en deze onderhoudt.

Wetenschap en macht

De nucleaire technologie en haar promotoren zijn de gedegenereerde telgen van de oude incestueuze relatie tussen een bepaalde wetenschapsvisie en die macht. Het nucleaire heeft door haar buitensporigheid de logica die aan de basis ligt van die wetenschapsvisie tot een toppunt gevoerd, ook al kennen de gelukzalige wetenschappers in termen van toppunten en grootheidswaanzin geen grenzen. Wie weet welke ondenkbare afschuwelijkheden ze ons nog bekokstoven.

Het is een redelijk wijd verspreide gedachte dat er langs de ene kant neutraal en onbaatzuchtig wetenschappelijk onderzoek zou bestaan en langs de andere kant min of meer goede of slechte toepassingen ervan door de industriëlen, militairen of politiekers. Het is nooit zinloos om tegen deze gedachte in te gaan door eraan te herinneren dat de “pure”, “neutrale” wetenschap niet bestaat en nooit bestaan heeft. De geschiedenis van de wetenschap trekt gezamenlijk op met die van de industriële bloei en de vorming en consolidatie van de moderne staten. Als hij onderzoek wou voeren, zijn hypotheses als geldig wou doen aanvaarden, heeft de wetenschapper altijd zijn weldoeners, zijn fondsenverstrekkers (staten, industriëlen, militairen) moeten overtuigen van de winst die ze eruit zouden kunnen halen. De wetenschappelijke visie die zich opgelegd heeft, is degene die concrete toepassingen heeft geleverd voor de industrie; die de perfectionering van oorlogsmachines en bewakings- en controle-instrumenten van de staten uitgewerkt heeft; die haar het nodige prestige leverde voor haar culturele uitstraling. Doordat hij de nodige instrumenten aan de macht levert voor diens behoud en uitbreiding, is de wetenschapper een onmisbaar deel geworden van de macht.

We leven in een periode van veranderingen waarvan de uitkomst onzeker is. De mondiale politieke en economische systemen ondergaan mutaties die zich ook in de wetenschappelijke middens laten voelen. Het is zeker dat de technologieën een erg belangrijke rol spelen in deze mutaties. Ten eerste omdat de staten en bedrijven zich enkel kunnen invoegen in de stroom van mondiale handel doorheen de technologische wedren en de spitstechnologie in het bijzonder. Machtige staten zijn staten die erin slagen om de technologische sprong te maken die hen op militair en commercieel vlak in het voordeel plaatst, en dan hebben we het nog niet over de instrumenten die deze nieuwe technologieën bieden ter controle van de bevolking.

Ten tweede spoort de hoge graad van toenemende complexiteit en dus specialisatie van het hedendaagse onderzoek de wetenschappelijke programma’s aan om zich in te schrijven in transnationale projecten. Hoe meer het onderzoek zich specialiseert, hoe minder de onderzoekers een beeld hebben van het geheel waarin hun onderzoeken kaderen, en hoe meer ze zich ontdoen van verantwoordelijkheid ten opzichte van de mogelijke toepassingen en gevolgen van hun onderzoek.

Tenslotte zagen we de laatste jaren ook de massale intrede van industriëlen in de onderzoekseenheden en een privatisering van het onderzoek. Zonder één of andere illusie te willen onderhouden over de gouden tijd van het openbaar of fundamenteel onderzoek, betekent dit dat de fondsenverstrekkers alsmaar explicieter een concrete afzetmarkt eisen voor het wetenschappelijk onderzoek dat ze subsidiëren.

Deze twee tendensen hebben tot algemeen gevolg dat de ruimte van kritiek (zelfs als die vaak erg ambigu geweest is) wegsmelt, de ruimte van kritiek tegen die wetenschappelijke visie en dat soort onderzoek in de schoot van de wetenschappelijke middens en erbuiten.

Op het nucleaire domein is een typisch voorbeeld van deze nieuwe tendens het project ITER1. Als transnationaal project bij uitstek, zou men zich kunnen afvragen waarom er zoveel staten aan deelnemen, terwijl het project op een bodemloze put lijkt en de mogelijkheden om er concrete toepassingen uit te halen op het eerste zicht erg ver weg lijken. Voor de staten en de wereld van de industrie (en dat is ook de etalage waarlangs het project verkocht wordt), biedt ITER op (erg) lange termijn de mogelijkheid van een onuitputtelijke energiebron om de energie-vretende economie te laten draaien. In welke mate de regeerders en wetenschappers zich bewust zijn van het bedrog van zulke belofte, valt nog te zien. Maar wat ITER reeds nu aanbiedt is de technologische kennis, de opgedane ervaring. Daarom worden er over de hele wereld universiteiten en onderzoekscentra, IT industrieën en militaire sectoren gemobiliseerd om te werken rond dit kernfusieproject. In België nemen daar dus niet alleen de verschillende universiteiten aan deel2, maar ook bedrijven (gecoördineerd door het platform ITER Belgium), het Centrum voor Nucleaire Studies en de Koninklijke Militaire Academie.

Het nucleaire op z’n Belgisch

België is een klein land dat geen aanspraak kan maken op een bepaald statuut van macht. Het heeft er langs de ene kant alle belang bij om te investeren in hooggespecialiseerde domeinen met hoge toegevoegde waarde (spitstechnologie) en langs de andere kant om deel te nemen aan transnationale projecten die het land direct toegang geven tot de technologische kennis. Het Belgische nucleaire programma moet in dat opzicht beschouwd worden.

Het meer zichtbare deel van het Belgische nucleaire programma zijn de kerncentrales van Doel en Tihange, die voornamelijk gebouwd werden om een zekere autonomie inzake energie te bekomen.3 Die autonomie is deels illusoir omdat het uranium dat als brandstof dient niet te vinden valt op het Belgische grondgebied. Eveneens illusoir omdat de Franse nucleaire lobby 4 altijd een belangrijke plaats heeft ingenomen in het project, eerst onder de vorm van EDF (Electricité de France) en nu dus GDF-SUEZ, vermits de uitbater van de kerncentrales, Electrabel, een filiaal is van de Franse groep. Naast GDF-Suez nemen aan de uitbating van de Belgische kerncentrales ook nog de andere vleugel van de Franse kernlobby deel, Areva, en de Amerikaanse kernlobby Westing House. De kwestie van de kernenergie is uiteraard centraal voor de economie van de staten, niet zozeer in termen van directe winst, maar omdat ze de rest van de economie doet draaien. Dat is de reden waarom er veel kans bestaat dat de kernenergie, tenzij er een werkelijke weerstand zou ontstaan (van hier of geïmporteerd van de Franse buur), een stralende toekomst tegemoet gaat.

Dat is dus het erg zichtbare aspect van het Belgische kernprogramma. Maar het feit dat België één van de meest nucleaire landen van de wereld is, is niet alleen te danken aan haar lokale en naburige centrales (Borsele, Gravelines, Chooz), maar ook aan de nucleaire installaties waarmee het grondgebied bezaaid ligt. In het noorden, in de Kempen, winnen de streken rond Mol en Dessel de hoofdprijs. Daar bevinden zich het Centrum voor Nucleaire Studies met haar drie experimentele reactoren en een vierde in aanbouw5, Belgoprocess dat een deel van het kernafval bewerkt en verpakt en tenslotte de verschillende stortplaatsen voor radioactief afval. Een beetje meer naar het oosten, in Kleine Brogel, bevindt zich de NAVO-basis die een twintigtal Amerikaanse kernkoppen herbergt, een sympathieke erfenis van de Koude Oorlog. In het zuiden, nabij Charleroi, hebben de inwoners van Fleurus het plezier om de lekken te ondergaan van het Nationaal Instituut voor Radio-Elementen (IRE), één van de zes grootste laboratoria ter wereld die radio-isotopen produceren voor medisch gebruik. Tenslotte zijn er nog alle laboratoria, ziekenhuizen en onderzoekseenheden die hun eigen kleinere nucleaire installaties hebben of die nucleair materiaal gebruiken.

De nucleaire geneeskunde is een beetje een Belgische specialiteit. Er is niet alleen het IRE in Fleurus, maar ook de Ion Beam Applications (IBA) in Louvain-la-Neuve, de wereldleider inzake productie van deeltjesversnellers voor medisch en industrieel gebruik. De IBA is een typisch voorbeeld van de onderlinge verbindingen tussen de verschillende nucleaire takken. De IBA zit zowel op de markt van de sterilisering (bijvoorbeeld van medische producten) en de ionisering, op die van de radiotherapie en van de productie van radio-isotopen als op de markt van de pasteurisatie van voedsel.

Aanvaarding en gewenning

Wat zijn de instrumenten die de nucleocraten zich verschaffen om hun programma te doen aanvaarden, voorbij de logica die het nucleaire voortbrengt? Na Tsjernobyl hebben de nucleaire staten geïnvesteerd in de creatie van instellingen die bedoeld zijn om het bestaan en de voortzetting van het nucleaire programma te legitimeren. De ontstaansgrond van deze instellingen is zowel het weinig efficiënte beleid van stilzwijgen, als ook de grove leugens die de nucleocraten hanteerden tot aan Tsjernobyl; als een meer algemene tendens van de politiekers om het beeld van een pseudo-transparantie te gebruiken als legitimering. Het idee is simpel: de bevolking de indruk geven dat ze beschikt over informatie en dat ze in het debat betrokken wordt om zo de kritiek de mond te snoeren. Het gaat wel degelijk over pseudo-transparantie omdat de woordenschat van het debat uiteraard bepaald worden door de nucleocraten zelf. Maar bovenop de aanvaarding van het kernprogramma, dienen deze instellingen om de bevolking te doen wennen aan het leven in een besmette omgeving.

In die optiek werd het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle opgericht (FANC). Dit Agentschap, dat voorgezeten wordt door de voormalige directeur van een kerncentrale, beroept zich op een veronderstelde wetenschappelijkheid om de angsten van de bevolking te beheren, doordat het beweert de graad van ernst van “ongelukken” in de kerninstallaties bekend te maken en te meten. Het FANC is erg typerend voor die beleidswissel. Het is niet meer echt “alles gaat goed” maar eerder “het risico is beheersbaar”. De zogenaamde “aanvaardbare” normen zijn de vrucht van politieke onderhandelingen6. Net dat feit wordt verdronken in de stroom van wetenschappelijkheid waarmee het Agentschap beweert de ongelukken te definiëren. Er bestaan geen aanvaardbare normen, alleen maar bevolkingspolitiek.

In dezelfde optiek wordt het burgerdebat over het type van kernafvalopslag georganiseerd door het NIRAS (Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstoffen). Haar slogan: het kernafval is een collectieve verantwoordelijkheid. Nadat ze gigantische winsten hebben opgestreken door een duurzame verwoesting van de omgeving en haar wezens, nadat ze de samenleving onomkeerbaar afhankelijk hebben gemaakt van de wetenschappelijke kennis of zelfs van de wetenschappers zelf, zijn de nucleocraten dermate cynisch dat ze de verantwoordelijkheid willen delen met de bevolking. Dat is het gelaat van de participatieve burgerdemocratie: met goede wil de rampzalige gevolgen van de politiek van de machtigen beheren.

In dezelfde orde van ideeën zijn de simulaties van kernongevallen7 en natuurrampen een element geworden in het arsenaal van de staten om te doen wennen aan een leven in staat van crisis en om de bevolking te controleren. Dat is des te duidelijker in België waar gezien de grootte en de bevolkingsdichtheid van het land, geen enkel nucleair reddingsplan in staat zou kunnen zijn om de bevolking te evacueren, tenzij dan de evacuatie van de voltallige bevolking uit het Belgisch grondgebied. We zagen hoe in Tsjernobyl, net zoals in Fukushima en tijdens de nucleaire proeven van de Sovjet-Unie in Kazachstan8, bepaalde delen van de bevolking gedwongen worden (omdat ze niet de middelen hebben om te vertrekken en/of omdat de autoriteiten hen foute informatie verstrekken9) om te overleven in besmette gebieden, om van de dodelijke omgeving hun nieuwe normaliteit te maken. De simulaties laten de staat en de ordetroepen ook toe om bij te leren inzake beheer en controle van de bevolking.10

Tenslotte zou het ook de moeite waard zijn om even stil te staan bij de rol die de nucleaire geneeskunde speelt in de veralgemening (en dus de aanvaarding) van het voortschrijden van het nucleaire in de maatschappij. Het gebruik van nucleaire instrumenten en procedés zit diep verankerd in de medische instellingen. Het gebruik ervan onder meer voor diagnoses en radiotherapie, wordt zelden in vraag gesteld. Maar gaat het daar niet over een logica die eigen is aan het ziekenhuis, dat elke ruimte om haar praktijken in vraag te stellen afgrendelt? Net als de genetisch gemanipuleerde organismen voor medisch gebruik, baseert de nucleaire geneeskunde zich op een onderliggende chantage die het lichaam van het individu diep treft: het nucleaire of de dood. Instituten zoals het SCK (Studie Centrum voor Kernenergie) schuiven dit onderzoeksdomein naar voren om zich een goedwillend of zelfs onbaatzuchtig gezicht aan te meten. Achter de façade dienen hun onderzoeken en experimenten ook voor het onderzoek naar de brandstof voor de bestaande en toekomstige kerncentrales, de radiobescherming, de kernfusie, de ontsmetting en het onderzoek naar de modaliteiten voor de opslag van kernafval,… en last but not least het maatschappelijke aspect van de nucleaire kwestie, te verstaan: aan de regeerders het kader van de debatten over het nucleaire verschaffen.

De nucleaire geneeskunde is een erg emotioneel onderwerp dat moeilijk aan te snijden valt. Het ontbreekt de anti-nucleaire kritiek aan een werkelijk onderzoek naar de genealogie van de oplegging van het nucleaire in de medische wereld en het gebruik ervan als legitimering voor het nucleaire programma in haar geheel. Deze genealogie kan slechts uitgetekend worden in nauw verband met die van de bloei van een bepaald type van geneeskunde dat gebaseerd is op de overheersing van de lichamen, op rentabiliteit en op de ziekenhuis-fabriek. Die kritiek moet dringend ontwikkeld worden, want tenzij je voor struisvogel speelt kan niemand nog de enorme toename van kankers en andere stralingsziektes rondom ons ontkennen. Als we niet de tijd nemen om ons te wapenen in ideeën en praktijken, zullen we onszelf op korte of lange termijn overleveren aan de willekeur van de medische en nucleaire lobby.

Zoals zo vaak wanneer het nucleaire thema wordt aangesneden, lijkt het beeld erg somber. Het is zeker dat de nucleocraten geloven dat ze ons een onafweerbare slag hebben toegebracht. Ze denken dat hen een eindeloze toekomst verzekerd is. Voor ons gaat het erom ons hier en nu middelen te verschaffen om die arrogantie in een lastig parket te brengen. Om te beginnen door ons te ontdoen van de angst voor de voortdurende dreiging van een nucleaire apocalyps die op onze geesten weegt. De angst is een slechte stuwkracht. Ze spoort de individuen over het algemeen aan om zich onder de greep te plaatsen van degenen die hen veiligheid beloven – en dat hebben de nieuwe beheerders van de staat, ondersteund door hun experten, goed leren uitbuiten.

Vervolgens, pistes uitwerken om de horizon van het mogelijke terug te openen. Deze horizon zal openbarsten als we in staat zijn om ons zowel uit te rusten tegen de nucleocratische strategieën van aanvaarding, ruimtes te scheppen waar de omwenteling van de sociale verhoudingen vorm kan krijgen, als hun zwakke punten aan te vallen. En die zwakke punten zijn talrijk: afvaltransporten, hoogspanningslijnen, bedrijven, verschillende plekken en evenementen waar hun evidenties worden geproduceerd en verspreid…

Tenslotte, de kwestie uitbreiden. De rol van wetenschappers moet opnieuw gepolitiseerd worden, hun pseudo-neutraliteit aangevallen, hun verantwoordelijkheden in het behoud en de uitbreiding van de overheersing aanwijzen. De verschillende chantages waarop het nucleaire stoelt onderuit halen: chantage van energieconsumptie, medische chantage,…

Op onze weg zullen we alsmaar meer botsen op de burgerideologie met haar illusie van een medebeheer van de stronthoop, met haar deelkritiek, met haar groen kapitalisme (hernieuwbare energie), met haar burgerdebatten… Daarom kan een werkelijke anti-nucleaire strijd het in België niet stellen zonder een consequente kritiek van de logica van de democratie.

Het nucleaire, met haar kleine broertjes GGO’s, nanotechnologieën & co, is een apotheose van een bepaalde geschiedenis van de wetenschap in dienst van de macht. Maar door haar totaalaspect biedt ze ook een ruime keuze aan invalshoeken tot het in vraag stellen van het geheel van de sociale verhoudingen die haar gecreëerd hebben en die zij op haar beurt onderhoudt.

1De kernfusie is een oud, totaal megalomaan onderzoeksproject. Sinds 2005 bouwen meerdere machten (Europese Unie, Rusland, USA, Japan, China, Zuid-Korea en Indië) in het Franse Cadarache aan de ITER of Internationale Experimentele Reactor voor Thermonucleaire fusie. Wetenschappers zullen er proberen om gedurende enkele minuten de reacties na te bootsen die plaatsvinden in de kern van de zon, onder het voorwendsel om op die manier een eindeloze hoeveelheid energie te produceren. Dat zou volgens de meest optimistische pronostieken van de meest gelukzalige wetenschappers niet sneller lukken dan binnen vijftig of honderd jaar. Maar dat doet er weinig toe, want ondertussen zal de ITER tonnen radioactief afval geproduceerd hebben, als ze er al in zouden slagen om het proces te beheersen aangezien ze nog niet de technische middelen gevonden hebben om de reactie onder controle te houden.

2 Université Libre de Bruxelles, Universiteit Gent, Katholieke Universiteit Leuven, UMH Mons,…

3 Er werd daarbij gekozen voor kerncentrales die in het kernproces het plutonium voortbrengen dat gebruikt wordt in de A-bom.

4 De term ‘lobby’ kan op twee manieren begrepen worden. Vaak wordt die op benauwde manier gebezigd als term om de grote private industriegroepen aan te wijzen die druk uitoefenen op het politieke beleid, wat ertoe kan leiden om te geloven dat er een duidelijke scheiding zou bestaan tussen die groepen en de politieke wereld. Dat is uiteraard niet het geval, ook in politieke middens en binnen het staatsapparaat vind je fervente nucleocraten terug. De staat is altijd de voornaamste promotor en investeerder geweest van de nucleaire programma’s. In België werd het energiebeleid, en dus de beslissing om massaal te investeren in het nucleaire, altijd bepaald door ondoorzichtige pacten tussen politiekers, Electrabel, grote werkgevers en bepaalde vakbondsleiders.

5 De testen en het onderzoek met die nieuwe reactor zullen onder meer dienen tot de bouw van reactoren van de vierde generatie.

6 Zie Roger en Bella Belbeoch, Tchernobyl, une catastrophe.

7 Eind 2012 voorziet België een simulatie op levensgrote schaal rondom Tihange.

8 Zie de documentaire Les secrets des essais nucléaires.

9 Zie Bulletin de la Coordination contre le Nucléaire, nummer 2

10 Zie de documentaire Ceci n’est pas une simulation.