In het drijfzand van woorden. Pamflet tegen de democratie

In het drijfzand van woorden

Pamflet tegen de democratie

 

Wat moeten we met deze wereld aanvangen? Waar moeten we met deze democratische maatschappij naartoe? Elk individu dat onvrede voelt tegenover het bestaande en de confrontatie aangaat op zoek naar een leven weg van de alledaagse miserie, moet waarschijnlijk ooit eens afrekenen met deze vragen. De vaststelling komt dan al snel dat we tijden van povere analyse meemaken, dat onze gedachten vastzitten in een moeras van woorden. Woorden die ons niet meer toebehoren, maar steeds opnieuw worden uitgevonden; in persberichten van overheidsinstanties, conferenties van specialisten, opiniestukken van journalisten, reclamestunts van bedrijven, verkiezingscampagnes van politici. Woorden die zo vaak en overal gebruikt worden dat we amper nog weten wat ze betekenen. Oorlog is vrede, werken is leven, geld hebben is keuzemogelijkheden hebben, de nucleaire catastrofe is een stralende toekomst, controle is vrijheid … Het komt erop aan om niet naar beneden gezogen te worden in deze vloedgolf van woorden. We moeten ons de betekenis van woorden terug toe-eigenen, opdat we onze ideeën en daden kunnen delen met andere woedende individuen, met andere ongewensten. Ideeën en daden die in conflict zijn met deze wereld. Ideeën en daden die eigenlijk voor zichzelf spreken maar al te vaak verwarring met zich meebrengen. De vermenigvuldiging van betekenisloze woorden, de onteigening van gedachten is de kerntaak van de democratie. Aan de kapitalistische vrije markt van producten voegt de democratie de markt van woorden toe. Een aanval op alles wat ons verlangen naar vrijheid probeert te beperken of te vernietigen, impliceert naast het conflict met het kapitalistische mechanisme, een confrontatie met het democratische mechanisme.

Wat moeten we met deze wereld aanvangen? Waar moeten we met deze democratische maatschappij naartoe? Voor de democratie, voor het stemrecht zijn sommigen gestorven op barricades, hebben sommigen heel hun leven lang gestreden. Om een bolletje rood te mogen kleuren, zijn ze de strijd aangegaan. Was het echt enkel daarom? Of was het om de mogelijkheid te hebben om het leven in eigen handen te nemen, om de machthebbers de benen onder het lijf weg te maaien, om de woede tegen hun onderdrukking en uitbuiting te richten. En was het stemrecht geen overwinning, maar een tussenstap of een toegeving die de gemoederen moest bedaren. Misschien was het enkel dat eerste, of misschien was het toch dat laatste. In tegenstelling tot wat de academische geschiedschrijvers beweren, kent de geschiedenis geen ‘objectieve’ vertellers, net zo min als ze ‘objectieve’ deelnemers heeft. Wat we zelf elke dag kunnen ervaren is dat de democratie een kankergezwel is dat het verlangen naar vrijheid, naar leven wegdrukt. Om ons leven terug in eigen handen te nemen, moeten we onze pijlen ook richten op de democratie. En dan kunnen we ook erkennen dat in het verleden de democratie de opstand moest beteugelen in een bemiddelde oplossing ver weg van de wil tot leven. Want vandaag is haar functie niets anders. Elke opstandige schreeuw wordt verstikt in de democratische praatbarak. De vrije markt van woorden is eigenlijk vooral een markt van vrijblijvende woorden. Het handelen wordt het liefst gedelegeerd aan de specialisten van de politiek, van de bureaucratie, van de liefdadigheid… Als je ten volle wil leven, ligt het conflict met het bestaande, met deze democratische maatschappij, om de hoek.

Democratie is het regeren van de middelmaat. De democratie heeft statistieken tot beheersingsmechanisme genomen. Gedachten worden bij elkaar gegooid en onderworpen aan allerhande formules totdat er gemiddeldes, meridianen, frequenties per geconstrueerde categorieën en nog meer inhoudsloze betekenissen aan kunnen toegekend worden. Onvermijdelijk is de uitkomst van het kwantitatieve orakel de burgerlijke moraal. Het is de middelmaat want aangezien de probleemstelling van daaruit vertrekt, zullen de antwoorden ze nooit overstijgen. De berekeningen mogen honderden keren herhaald worden, het resultaat zal altijd hetzelfde zijn.

De democratie is inherent racistisch en seksistisch. Ze verdeelt op basis van wat morele predikanten als natuurlijk bestempelen of wat sociologen als sociale groepen conceptualiseren. In beide gevallen lijken ze even onoverkomelijk. Daarom dat we vertegenwoordigers nodig blijken te hebben. Geen direct contact, geen direct conflict, maar de bemiddeling waar compromissen gesloten worden opdat de macht netjes verdeeld kan worden, of waar gepolariseerd wordt opdat de ene over de andere kan heersen. In deze xenofobe maatschappelijke orde zijn veel bevrijdingsbewegingen in de democratische val gelopen. Ze hebben de burgerlijke normen overgenomen en zich losgesneden van andere uitgesloten.

De democratie verheft de middelmaat tot norm. Of beter gezegd, ze legt de middelmaat op aan iedereen. Elk conflict wordt beslecht aan de hand van optelsommetjes. De specialisten (politici, sociologen, journalisten) slagen erin om op miraculeuze wijze elk idee in twee zinnen samen te vatten. En dan mag het volk beslissen bij handopsteking. Deze opiniemakers hebben de langste en meest succesvolle weg afgelegd in de democratische instituties en onderwijsinstellingen, ze zijn dus het best geplaatst om de overheersende denkkaders duizenden malen te reproduceren. Zij zijn de beste lijfwachten van de democratie, zij zullen haar laatste verdedigers zijn. Tegen de onverschilligheid voor het politieke spel, reageren ze met verontwaardiging. Tegen de aanvallen op de onderdrukking, reageren ze met een doodzwijgen of een stortvloed aan nietszeggende verklaringen – wat beide op hetzelfde neerkomt (behalve dan dat bij het laatste de verwarring zich ook onder de bestormers kan verspreiden). Hun reactie is meestal oprecht, ze kunnen inderdaad helemaal niet begrijpen wat een strijd voor vrijheid betekent of kan betekenen. Ze zijn opgeleid om deze wereld te beheren, niet om haar te vernietigen.

Het mooie aan de dictatuur van de democratie is dat de minderheden het spel zonder morren meespelen. Iedereen begeeft zich braaf naar het stemhokje, kiest het minst slechte uit en stelt dan vast dat het beleid maar weinig te maken heeft met het eigen leven. Het is alsof je op hetzelfde moment dat je de dobbelstenen gooit, je je zakken leegmaakt en de zaal snel verlaat langs de achterdeur. Je kent de spelregels op voorhand, dus geen ge-maar als je weer blijkt te verliezen. Breng je stem uit en hou je mond, dat is democratie! De enige mogelijkheid voor een minderheid om iets te veranderen, is om deel te worden van de meerderheid en niets te veranderen. Dat is het lot van de klein-linkse partijen. De zelfverklaarde revolutionairen die in de democratie meestappen en zichzelf zo veroordelen tot het boetekleed van de minderheid. De enige uitweg die dan nog rest is om populistisch en realistisch te worden, de meerderheid na te apen, tot de revolutie een verkiezingscampagne wordt. De minderheid is de kleine compagnon van de meerderheid waar al eens mee gelachen mag worden, die de vuile klusjes mag opknappen, maar die evengoed eens goede raad kan geven of kritiek mag formuleren. En ooit! …als hij groot genoeg is, mag hij ook eens de scepter vasthouden. Alleen wanneer de minderheid zich niet meer als minderheid en de meerderheid zich niet langer als meerderheid erkent, komt het democratische spel in de problemen. Dan is het tijd om nieuwe spelregels uit te vaardigen. Dan wordt er weer volop geïntegreerd en duiken links en rechts de excuustruzen op. Dan is het hopen dat niet al te veel individuen overboord zijn gesprongen en het ruime sop verkiezen boven de claustrofobie van de sociale groep.

 

 

Wat moeten we met deze wereld aanvangen? Waar moeten we met deze democratische maatschappij naartoe? Er zijn er die antwoorden proberen te formuleren op het podium van de publieke opinie. Ze maken dankbaar gebruik van de massamedia om zich te richten tot de mensen. Maar uiteindelijk raken ze enkel verstrikt in een woordenspel.

De vraag naar de houding tegenover de media, en daarmee samenhangend de massa/publieke opinie, komt regelmatig terug. Los van het feit dat we maar weinig controle hebben over hoe er bericht wordt en dat we geen spindoctors of communicatiemanagers willen zijn, moeten we ons afvragen wat we te winnen hebben in het mediaspektakel. Met wie willen we communiceren en op welke manier? Als we communiceren via de massamedia, richten we ons tot de passieve massa die kijkt, leest, luistert. Er is dus niet direct een aangrijpingspunt; een gedachte, praktijk, interesse… die we delen. Het spreken gebeurt dus in de vorm van algemeenheden, gericht op mensen die geïnteresseerd zouden kunnen zijn (de ‘onderdrukten’, de ‘linksen’…). Tegelijkertijd moet je ook de concurrentie aangaan met andere ‘meningen’ die zich ook richten tot de massa. Kortom, je treedt binnen in het strijdperk van de publieke opinie, de plaats waar er om de sympathie van de Andere wordt gevochten. Maar wat is een publieke opinie? Het is een mening die ontdaan is van elke contradictie, irrationaliteit, persoonlijkheid… (of deze toch verstopt). Meningen zijn simpele stellingen waar je voor of tegen bent. Het zijn algemeenheden, clichés waarin geen plaats is voor echte nuances. Waarin geen plaats is voor het unieke van elk individu met zijn/haar eigen ideeën. Waarin geen plaats is voor solidariteit, strijdbaarheid en autonomie, zaken die enkel begrijpbaar worden als we ze zelf ervaren.

Vervlakte ideeën, meningen moeten ervoor zorgen dat de communicatie tussen de enkelen en de menigte eenduidig verloopt. Enquêtes, verkiezingen, publieke debatten…; voor de ‘massa’ houdt dit altijd in gewoon aan te kruisen wat van toepassing is, waar men mee akkoord gaat. Een eigen mening bestaat dan nog enkel uit een lijst stellingen waar men al dan niet mee akkoord is. Daarenboven veronderstelt een mening hebben op geen enkel moment dat je daar ook naar handelt. De publieke opinie scheidt woord en daad. Het is het absolute toppunt van de vrije meningsuiting. We kunnen alles roepen wat we willen, zolang we er maar geen reële consequenties aan verbinden. Een voorbeeld zijn de op voorhand aangevraagde betogingen waar de meest radicale slogans tegen de machthebbers te horen zijn en waar de directe actie tot ludieke folklore is gereduceerd. Waar ook de politie met instemming van de organisatoren meeloopt voor wanneer er daadwerkelijk ook maar één steen gericht zou worden tegen de glazen etalages van het kapitaal. Of nog liever verkiest men zelfcensuur, de eigen ordetroepen die iedereen in het gareel houden.

De publieke opinie gaat fundamenteel samen met de democratie. Doordat ideeën die mensen in hun dagelijks leven vormen, vervlakt worden tot ‘meningen’, wordt het mogelijk voor een democratie om een grote groep individuen met heel uiteenlopende ervaringen en gevoelens toch te kunnen beheren en controleren. Het fictieve de mensen of de publieke opinie is de nieuwe, democratische versie van het volk of de natie waar de staat onlosmakelijk mee verbonden is. En evenmin als het volk dat was, is de publieke opinie een neutrale ruimte waarin de ideeën van alle individuen aanwezig zijn of potentieel kunnen zijn. Ze is daar om de overheersende denkkaders te reproduceren. Een strijd voor vrijheid, een strijd om het leven in eigen handen te nemen is vreemd aan het domein van de publieke opinie. Zo’n strijd speelt zich ver af van het spektakel van de meningen.

Wat moeten we met deze wereld aanvangen? Waar moeten we met deze democratische maatschappij naartoe? Maar waarom maken we het ons zo moeilijk? Alles is al aanwezig in deze wereld om onze mogelijkheden ten volle te benutten, om onze individualiteit te ontplooien. Ze noemen het: arbeid. De arbeid is het paradijs op aarde. Zo wil men toch doen geloven. Maar het volstaat om met de longen van iemand die altijd boslucht heeft ingeademd, stil te staan bij de glazen blokken die in elke grotere stad opgesteld staan en de beklemming zal je op de borstkas inslaan. Deze containers zijn volgestouwd met bureaus en bevolkt door pendelaars die elke dag helse tochten ondernemen zodat ze toch enkele uren kunnen doorbrengen in hun verkavelingsluchtbel (en als ze geluk hebben is het dan nog niet donker). Ze ratelen op computers, of ze kuisen al het menselijk stof op dat zo’n inspanning teweeg brengt, of ze staan aan de ingang om de badge-lozen tegen te houden of… En dan snellen ze naar huis alsof enkele minuten verschil ervoor zorgen dat je familie en vrienden niet van je zijn vervreemd. Dat is de realiteit van de arbeid. Repetitieve taken, verveling, stress, gesprekken die niets anders dan clichés kunnen reproduceren omdat niemand de energie of tijd heeft om meer te doen of te zijn. Het is overal hetzelfde, in de fabrieken, in de magazijnen, in de kantoorblokken, in de winkels… Wie gelooft nog in een droomjob waar je je creativiteit mag botvieren, je eigen ideeën op papier mag zetten, je sociale leven mag uitbreiden? Ja er is de nieuwe arbeidselite, zij hebben het voorrecht om hun creativiteit, hun analytisch vermogen, hun taalvaardigheden aan het werk te zetten. Zij hebben het voorrecht om alle eigenschappen die tot de eigen individualiteit behoren te verkopen. Alles wat hen maakt tot wie ze zijn, mogen ze ten dienste stellen van het kapitaal en de staat. En het zijn ook die laatsten die beslissen tot waar hun mogelijkheden uitgebreid worden, waar ze ingedamd worden, voor welk doel ze zullen gebruikt worden. Met hun creativiteit mogen ze nog meer verwoestende producten verpatsen. Met hun analytisch vermogen mogen ze theorieën uitwerken die in nog meer onderdrukkende beleidsdaden omgezet kunnen worden. Met hun taalvaardigheden mogen ze netwerken tussen mensen aanleggen die elke basis van gedeelde ideeën en praktijken negeren, die de mogelijkheid om vriendschappen aan te gaan in functie van geld en macht stelt.

Gelukkig kunnen we met z’n allen op zaterdag naar de winkelcentra gaan (al dan niet overdekt, in de periferie of het centrum) om onze eigen persoonlijke keuzes te maken, anders zouden we kunnen denken dat deze wereld zich tegen individualiteit keert. Produceren en consumeren, de levenscirkel is rond. We kunnen zelfs kiezen om producten met een eerlijke prijs, iets minder uitbuiting dus, te kopen. Op voorwaarde dat we onszelf meer laten uitbuiten, voor eerlijke handel betaal je nu eenmaal een hogere prijs. Biologische (of macrobiotische of wat dan ook), duurzame, ambachtelijke, fair-trade producten zijn allemaal daar om ons een alternatief aan te bieden op een schaaltje. Een kapitalistisch schaaltje weliswaar, er is geen ontsnappen aan de onderdrukkende relaties. Daarom is dit alternatief allesbehalve bevrijdend. Integendeel, het is de kapitalistische voorhoede die in de wilde gebieden inbreekt en nieuwe lichamen en hersenen rekruteert. Daar waar mensen nog enige terughoudenheid hebben tegenover het kapitalistische spel, slaagt het kapitaal erin hen met een kwinkslag (of vanuit een andere analyse: door het spektakel) mee op de vooruitgangstrein te krijgen.

Dat geldt evenzeer voor de zelfbeheerde vormen van productie die weigerachtigen weer aan het werk krijgen. Ook een zelfbeheerde fabriek moet genoeg verkopen opdat ze haar arbeiders kan uitbetalen. En wanneer de markt haar minder geld aanbiedt in ruil voor haar producten, zal de zelfbeheerde fabriek (atelier, kantoor…) moeten besparen op andere posten. Zonder daarbij zelfs nog maar de vraag te stellen wat ze gaat produceren en voor wie. Het zelfbeheer van productie binnen de huidige maatschappij verschaft dus niet meer vrijheid, ze maakt de betrokken individuen daarentegen tot managers die hun eigen miserie mogen beheren. De tegenstelling in het belang van bazen en werknemers is overal aan het verwateren (door de gelijkschakeling van de maatschappij met de markt), en hier vindt deze tendens haar voltooiing.

Wat moeten we met deze wereld aanvangen? Waar moeten we met deze democratische maatschappij naartoe? Als we veel instemming willen oogsten, dan vragen we naar meer democratie, of échte democratie, of beter nog, basisdemocratie. Overal zien we hoofden ja knikken. Maar dan volgt de nuancering dat dat niet zo vanzelfsprekend is.

“De mensen zijn onwetend”, werpt de activiste op.

Of misschien is het probleem zelfs fundamenteler. “Niet iedereen wil zich altijd bezig houden met politiek”, doceert de filosoof.

Uit ervaring weet de partijsoldaat, “Het vereist een grote organisatie.”

“We moeten eerst de waarden van de burgermaatschappij verspreiden, de goede burger creëren”, horen we de progressieve zijde van de maatschappij scanderen.

Niets is minder waar. De basisdemocratie is overal en ze maakt het beheersingsmechanisme efficiënter dan ooit tevoren. Iedereen kan er getuige van zijn op één van de vele buurtvergaderingen die de gemeentebesturen organiseren wanneer ze weer eens de sloophamer bovenhalen om de buurt ‘op te waarderen’. De buurtbewoners zitten dan op de eerste rij om er zeker van te zijn dat hun parkeerplaats niet verloren gaat, dat ze nog altijd even gemakkelijk tot vlak voor hun deur gaan kunnen komen met hun auto, dat hun vrijheid (of bedoelen we isolement?) gevrijwaard wordt. Iedereen kan er zelf mee in conflict komen wanneer er weer een buurtcomité wordt opgericht tegen enkele hangjongeren die een stukje straat hebben ingepalmd en omgevormd tot een eigen ontmoetingsruimte. Of wanneer de burgers zich organiseren tegen een skatepark of speelplein dat toch voor veel ‘overlast’ gaat zorgen. De basisdemocratie is springlevend en ze is een uitstekende bescherming van het eigen kleine wereldje tegen alle vreemde invloeden. Kortom de goede burger is al overal en ze is de beste vriend van de flik.

Het is niet de bedoeling om te pleiten voor het oprichten van autoritaire groepen. Maar laat het duidelijk zijn dat een basisdemocratische organisatiewijze van deze maatschappij, enkel een democratisering van de controle inhoudt. Daarom is het absurd om vanuit een bevrijdend perspectief de basisdemocratie als maatschappijmodel voor te stellen en haar als dusdanig tot strijddoel te verheffen.

Dat plaatst ook een voetnoot bij al die evenementen waarvan de organisatie basisdemocratisch is opgevat. Achteraf kan men zich tevreden op de borst kloppen dat alle praktische beslommeringen en bijzaken opgelost zijn door collectieve beslissingen van tientallen of honderden personen. Maar de precieze doelen van het evenement voorbij de organisatie, laat staan de mogelijkheden van een strijdperspectief, worden amper kritisch bediscussieerd, als ze al aanwezig zijn.

Wat moeten we met deze wereld aanvangen? Waar moeten we met deze democratische maatschappij naartoe? “We moeten haar beschermen tegen de fascistische horden! Het sprankeltje vrijheid dat we hebben bekomen wordt bedreigd, dus moeten we ons verenigen met andere democraten en progressieven tegen de fascisten!” Telkens als fascistische tendensen de kop opsteken, is er de roep om een eenheidsfront te maken. Een front van de goeden of toch de minst slechten. Opeens moeten alle ‘democratische’ krachten zich verenigen tegen het monster van het fascisme. Alsof democratie en fascisme twee tegengestelden zijn, alsof democratie leven is en fascisme de dood. Nee, fascisme is geen buitenaards monster waartegen alle menselijke wezens zich zullen verzetten. Integendeel, het is een product van deze maatschappij. Het fascisme heeft bepaalde functies binnen de autoritaire samenleving, net als de democratie. In het meest extreme geval, wanneer de bestaande orde fundamenteel bedreigd wordt, kan alle macht fascistisch worden. Op andere momenten zijn (marginale) fascistische groepen de ideale afleiding voor de democratische macht. Terwijl iedereen zich blind staart op de grote boze, fascistische wolven, voeren politici van de democratische partijen allerhande gortige en repressieve wetten en maatregelen in. Maar wie durft hen aanvallen want de ‘echte’ vijand zit toch ergens anders? De strategie van het eenheidsfront creëert het valse idee dat fascistische tendensen zich beperken tot enkele groepen, partijen, charismatische figuren. Het creëert het valse idee dat éénieder die zich tegen deze groepen uitspreekt, de vrijheid verdedigt. Als je je enkel richt op bepaalde groeperingen, dan ga je voorbij aan het feit dat fascistische tendensen in de hele samenleving voorkomen. Het fascisme manifesteert zich niet alleen als een politieke ideologie in de traditie van Hitler, Mussolini of Franco. We kunnen het tegenkomen in de sociale relaties rondom ons, als de tendens om het hele leven te onderwerpen aan de macht. Het fascisme als autoritair totalitarisme, als het doordringen van de autoriteit tot in alle vezels van het leven. Deze tendens is aanwezig in gezinnen, scholen, bedrijven, kerken of moskeeën. De marginale groepen die van tijd tot tijd charismatische leiders hebben kunnen enkel macht verwerven en hun programma uitvoeren, omdat de kiemen van het fascisme al aanwezig zijn. Misschien is het niet zo expliciet, zit het eerder onder de oppervlakte en beperkt het zich tot de eigen, afgeschermde leefwereld. Maar het is evengoed een onderdrukkende realiteit, één die elke dag individuen de mogelijkheid ontneemt om eigen keuzes te maken. En het is een realiteit die het fascisme als maatschappelijk project mogelijk maakt.

Niemand heeft illusies omtrent de fascistische kerkers, ze zijn ongetwijfeld brutaler dan hun democratische versies. Maar als we eerlijk zijn; willen we dan echt kiezen tussen de twee? Willen we echt de strijd aangaan om de oude macht te beschermen tegen een nieuwe? Uiteindelijk zijn het slechts twee verschillende beheersingsmechanismes, maar met vrijheid hebben ze beiden niets te maken. In de democratische kerkers is er misschien meer ademruimte, maar de lucht die ons aan vrijheid herinnert, is er sterker verontreinigd.

Laten we al deze vragen die ons al zo lang achtervolgen overboord gooien. Een eerste stap naar een echte confrontatie die bevrijdende mogelijkheden blootlegt, is het breken met de overheersende denkkaders. Het weigeren van het democratische vocabularium, betekent zeker niet dat we ons isoleren. Heel wat mensen ervaren deze wereld als miserabel en proberen zich op verschillende manieren tegen haar te verzetten. Het komt erop aan om mogelijkheden te creëren om deze daden van verzet te delen of in dialoog te laten treden. En van daar kunnen we vertrekken om ideeën uit te wisselen en te experimenteren met nieuwe relaties onder elkaar. Relaties die gebaseerd zijn op wederkerigheid, en gericht zijn op een brede strijd met de vernietiging van deze wereld als doel. Laten we het kwantitatieve dogma, dat alleen maar nuttig is voor de democratie, weigeren en ons richten op het kwalitatieve. De ideeën die mensen hebben en de daden die ze stellen in concrete situaties. Laat het spektakel van de media en politiek over aan de beroepsacteurs. Het is in de straat dat we de ruimte en de tijd terug moeten opeisen om te experimenteren met de relaties die we hebben onderling, en de strijdvormen die we tegenover onze vijanden kunnen stellen. Opdat sociale strijd geen retoriek is, maar een realiteit die een bedreiging vormt voor de democratie en haar vrijwillige slaven. Omdat we de strijd voor vrijheid een plaats willen geven in onze eigen levens. Met vastberadenheid. Geen arrogantie, geen blind geloof, maar met de noodzakelijkheid (niet als fataliteit, maar als verlangen en intentie) om hier en nu met de dagelijkse miserie te breken, en met de mogelijkheid om relaties aan te gaan en een eigen leven te leiden vanuit een verlangen naar vrijheid.

Comments are closed.