Griekenland – Een bries van opstand

March 21st, 2013 by Salto

Griekenland, zondag 12 februari 2012. Na twee dagen betogingen, bezettingen van gemeentehuizen, bliksemsnelle botsingen met de ordetroepen en disparate aanvallen tegen kapitalistische en statelijke structuren, bleef de spanning de hele dag groeien. Bij het vallen van de nacht werden de vijandelijkheden offensief en na middernacht, waaide er een bries van opstand in vele Griekse steden. Honderdduizenden mensen waren op straat, en waren woedend. Alleen al in Athene telde men een vijftigtal uitgebrande officiële gebouwen en meer dan tweehonderd geplunderde en vernielde winkels. In de straten van de Griekse hoofdstad, net zoals in andere steden (Thessaloniki, Volos, Patras,…) vonden de hele nacht lang erg gewelddadige rellen plaats.

Die zondag beantwoordden brede volksmassa’s het zoveelste pakket besparingsmaatregelen dat gestemd werd in het Griekse parlement met revolte. Griekenland is vandaag een land geworden dat leeggebloed wordt door de macht. Vandaag is het brutale overleven al wat de klok slaat voor brede lagen van de bevolking, niets is meer zoals vroeger. De lonen (als die nog uitbetaald worden, want men spreekt van 170 000 bedrijven die al maandenlang niet meer over voldoende liquiditeiten beschikken om hun werknemers te vergoeden) zijn over het algemeen met meer dan 40% gedaald, de ontslagen zijn massaal en gezien het economische klimaat, veroordeelt een ontslag zowat onmiddellijk tot ruwe armoede… de schokdempers van vroeger zijn niet meer. De doorgedraaide stormloop op koopwaar, het fetisjisme van de consumptie ruimt plaats voor problematieken van een heel ander kaliber: afsluiting van elektriciteit en gas; uitzetting omwille van niet-betalen van huur; zware en meedogenloze conflicten op straat waar enkele euro’s ondertussen de waarde van een messteek bekomen hebben;…. het leven is dit laatste jaar in Griekenland diepgaand en snel veranderd.

We zouden ons kunnen buigen over de economische “redenen” van het nakende bankroet van het land, over de politieke “redenen” van de openbare schuld, over de sociale “redenen” die een zekere incompatibiliteit onthulden van bepaalde mentaliteiten en gewoontes met de aan de gang zijnde transformatie van het kapitalisme. Maar we willen de kwestie liever vanuit een andere hoek aansnijden, die haar daarenboven onmiddellijk verbindt met wat momenteel in vele Europese landen aan het gebeuren is. Bezuinigingen is een algemene term die naargelang de context erg uiteenlopende en verscheiden ladingen dekt. De bezuinigingen van vandaag en zoals ze zich aftekenen in deze historische periode, zijn geen antwoord op een klassieke crisis van het kapitalisme, zoals vele mensen (machtigen inbegrepen) zouden willen geloven. Er is momenteel geen “zware recessie” aan de gang, noch een neergang van de productie, noch een overmatig surplus op de wereldmarkten, allemaal tekens van een “economische crisis”. Meer nog. De “fout” valt niet te wijten aan de “virtualisering” van het kapitaal, aan de totaal losgeslagen financiële sfeer die gaten zou gegraven hebben die ze nu niet meer kan vullen. Die financiële sfeer heeft gewoon gedaan wat haar te doen staat binnen de kapitalistische economie: het geld en het kapitaal doen circuleren opdat het kan opbrengen. De “financiële crisis” is dus in feite slechts een gezondheidskuur, een zoveelste gelegenheid voor een intensere speculatie en circulatie van de poen, en zo je wil, een “mooie economische operatie” die aan sommigen heel wat duiten heeft opgeleverd. Wat daarentegen in Europe wel degelijk in “crisis” is, is het staatshuishouden. Niet in de zin dat hun macht aan het verminderen zou zijn, maar gewoon dat bepaalde functies die ze de laatste decennia heeft uitgevoerd, niet meer aan de orde van de dag zijn en dus “onbetaalbaar” worden: alles wat verband houdt met de Papa-Staat die de werknemers beschermt, een beetje zorg draagt voor de zieken, de ouden, de gehandicapten, dat alles heeft momenteel geen enkel economisch fundament meer, noch een weerstandsbasis die er het voortbestaan van zou afdwingen. De bezuinigingen van vandaag zouden dus wel degelijk eens de definitieve ontmanteling van die beruchte “sociale verworvenheden” kunnen zijn om plaats te maken voor een moeilijker, bruter, directer en voor sommigen ook meer winstgevend sociaal en economisch overleven. De hele sociale laag die onderhouden werd door die staatsvorm, zal opgeofferd worden. De bezuinigingen, dat betekent snijden in het levende, sociale vlees.

Het is in die opoffering van een deel van de bevolking dat al de verschillende bezuinigingskuren met elkaar verbonden zijn en overeenkomen. De verschillen tussen de landen zijn niet fundamenteel en alles bij elkaar genomen slechts lokale nuances, ongetwijfeld ondermeer in functie van de eventualiteit van sociale weerstand en strijd. Evenwel, gezien de economische toestand, is de periode waarover de Europese Staten beschikken om deze pil te doen slikken, alsmaar korter aan het worden. De Griekse ineenstorting is daar een voorbeeld van, andere landen zullen volgen omdat ze gedwongen zijn de geplande verarming te versnellen. De periodes worden alsmaar korter omwille van de onderlinge afhankelijkheid van de openbare schulden, de onmogelijkheid om “economische voorspellingen” op lange termijn te doen (denk maar aan bijvoorbeeld de economische gevolgen van de ‘onvoorziene’ opstanden in verschillende landen zoals Tunesië, Egypte, Libië en elders; van de onberekenbare eventualiteit van een verwoestende ramp zoals de nucleaire catastrofe in Japan, een belangrijke economische grootmacht die vandaag gebukt gaat onder een enorme schuldenlast) en het feit dat de “productie van sociale vrede” (de voornaamste functie van de sociale Staat, een effectief “productieve” en betaalde activiteit) niet meer op dezelfde manier gebeurt of zelfs oubollig, voorbijgestreefd wordt. Daarmee willen we niet gezegd hebben dat de Staten nu vrolijk optrekken naar scenario’s van beheer van burgeroorlogen, maar simpelweg dat het niet meer voor zich spreekt dat de manieren om de bevolking en de sociale conflictualiteit te beheersen altijd via de pacificatie in de strikte term van het woord hoeven te verlopen; met andere woorden, de oorlog van allen tegen allen is ook een kapitalistische productiewijze, misschien op bepaalde momenten lucratiever of met meer “circulatie” (doden, verwoesting/heropbouw, economische plundering, ‘illegale’ trafiek,…). In die zin is het geen cynische speling van het lot dat er momenteel in Griekenland een nieuwe harddrug is opgedoken, de beruchte sisa. Waar voor een shot heroïne tussen de 20 à 30 euro betaald wordt, kost een shot sisa 2 of 3 euro. De gevolgen van een ‘normaal’ gebruik van sisa gedurende enkele maanden zijn ongeveer hetzelfde als twee jaar lang intensief heroïnegebruik. De sisa raakt dag na dag alsmaar meer verspreid, in brede lagen van de Griekse bevolking. Het is niets meer of minder dan een ander repressief wapen van de overheersing in de oorlog tegen de armen, een smerige, vadsige oorlog waar de mentale en fysieke uitschakeling systematisch is.

Zoals deze laatste maanden aantonen, worden de openstaande keuzes voor de Griekse bevolking alsmaar meer herleid tot twee mogelijkheden. Ofwel zich aanpassen aan de nieuwe overlevingsomstandigheden, de bittere pil slikken met de hele dosis aan barbarij dat die betekent. Ofwel ageren en nadenken over mogelijkheden, niet om de bezuinigingsmaatregelen terug te schroeven (de reformistische en behoudsgezinde optie is maar weinig ‘realistisch’, zelfs de toch sterke sociale weerstand in Griekenland die in die richting ging, heeft niets bekomen, zelfs geen kruimel), maar van een radicale transformatie van de maatschappij. De overheersing zal er alles aan doen om deze tweede optie uit te roeien, of ze dusdanig te vermengen met de eerste dat ze uiteindelijk al haar potentieel verliest. Zoals een communiqué van een assemblee van anarchisten in Athene tijdens de gevechtsdagen zei: “Om ons te ontdoen van de schuld, moet het bestaande vernietigd worden.” Of, in expliciete woorden, het bestaande kan niet op dezelfde manier herschikt worden als dat een tiental jaar geleden misschien nog kon.

Zeker, de brutaliteit van het overleven zal aanzetten tot terugdeinzen, tot een verdedigingsreflex eerder dan de aanval. Honger en ellende zijn in feite zeker niet de beste raadgevers van de sociale revolutie, in tegenstelling tot wat gediplomeerde historici of geharde economisten vaak beweren. Het brute en harde overleven slaat verre van automatisch om in leven, in de bestorming van de hemel. Het is tegen deze fataliteit, tegen deze tragedie dat de revolutionaire energieën zich dringend zouden moeten kanten. Alles bij elkaar genomen zal de keuze de volgende zijn: tussen een herschikt overleven of het onbekende van de vrijheid, tussen de weerstand om de inboedel te redden of de vernietiging van de bases zelf van de huidige maatschappij. Daarom is het niet betekenisloos om te durven spreken van de mogelijkheid van een revolutionaire situatie… want de tussenwegen zijn vandaag geblokkeerd.

We weten dat de kameraden in Griekenland er vandaag vaart achter zetten. Tegenover het geweld van de sociale verhoudingen die zich aan het wijzigen zijn, tegen een dusdanige verharding van het overleven, tegenover de latente dreiging van een verplettering van elke revolutionaire neiging door de repressieve krachten, zijn onze kameraden daar alles op alles aan het zetten. Zeker, de omstandigheden en condities laten nog maar weinig ruimte voor halfslachtige activiteiten, maar het blijft belangrijk om te benadrukken dat het om een bewuste keuze gaat, een keuze die trouwens niet zonder gevolgen zal blijven voor alle revolutionaire perspectieven in andere Europese landen. Als toeschouwers de gevechten in Griekenland opvolgen, komt neer op hun graf delven. Het is niet uit een “solidaire reflex” dat we spreken van deze eis om de revolte uit te breiden, maar door een diepgaande, internationalistische bekommernis die begrijpt dat wat daar gebeurt, overal zijn neerslag zal hebben.

Als het elan van de woedende massa’s en de anarchisten onder hen er ondanks de omstandigheden nog in geslaagd is om een wind van opstand te doen waaien in de nacht van 12 februari, dan is dat omdat het voortkomt uit een keuze, een keuze die daar alsmaar wijder verspreid lijkt. Zeer vroeg, op z’n minst met betrekking tot besparingskuren die aan gang zijn en eraan zitten te komen in landen als België, Franrkijk, Spanje, Italië en Portugal, heeft dit ons de concrete en verbeeldbare mogelijkheid gegeven om te strijden tegen de gang van zaken. We kunnen deze grijpen, niet om “zoals in Griekenland te doen”, maar om de spanningen van revolte, of zelfs van opstand, te versterken daar waar we zijn. Ze geeft ons trouwens veel redenen om de beker van “het tijdverlies” aan ons voorbij te laten gaan: zich uitsloven met halve zaken, met halve wegen zoals bijvoorbeeld pogingen tot basissyndicalisme, assemblees op reformistische of behoudsgezinde bases, opzettelijke scheidingen tussen bepaalde strijden en conflicten en de algemene conflictualiteit zoals die zich bijvoorbeeld uit in de straten van vele Europese metropolen.

Er staat een erg machtige vijand tegenover ons. Er zijn niet alleen de politiediensten, de legers en de statelijke apparaten. Er is ook het vergif van de ideologieën van democratie nationalisme, religie en van de sociale tradities en vooroordelen. Maar onze vijand van vandaag is evenzeer de angst. Soms zou je wanneer je naar het geweld kijkt van de huidige revoltes en rellen, er misschien toe verleid worden om te denken dat de machtigen het in hun broek gaan doen. Maar het is exact het tegenovergestelde. Het is onder de bevolking dat de angst uitzaait. De angst voor de chaos, voor het overleven, voor de brutaliteit en de wet van de sterkste in de verhoudingen; en die angst is niet volledig ongegrond. Deze angst transformeren in moed om het onbekende van een andere wereld in de ogen te kijken, zonder zekerheden of garanties te bieden, is een dringende opgave. Ze vermengt zich op complexe wijze met het andere, eveneens belangrijke aspect van de noodzaak om de hele sociale situatie te doen ontsporen. We moeten onszelf geen fabeltjes wijsmaken, noch apostelen van de Blijde Boodschap spelen: de botsingen zullen brutaal zijn, er bestaat geen “veilige” manier om te revolteren. Maar de verdieping van de wanhoop en de zwartheid kunnen op geen enkele manier beschouwd worden als een “bondgenoot” van de revolutionaire spanning, net zoals de verslechtering van de omstandigheden niet noodzakelijk de prelude van de opstand is: het “no future” moet niet versterkt worden, het is er al en draagt zeker bij tot het vernietigende geweld binnen de sociale conflictualiteit. Het gaat er niet over om een dageraad vol zonneschijn in te peperen, noch met het beeld van een zingende morgenstond te wapperen voor de ogen van de wanhopigen, maar kracht te geven aan de mogelijkheid, aan de tastbaarheid, aan de zachtheid van vrijheid. Mooi zoals de glimlach van een opstandeling, ontploffend zoals de vreugde die alle spelregels breekt, bemoedigend zoals een offensieve ethiek die de ogen niet neerslaat voor geen enkele rechter, macht, “tactische vereiste”. Dát is hetgeen dat gevoed kan worden in de komende revoltes, dát is hetgeen elk “achterhoedegevecht” kan transformeren tot een revolutionaire speerpunt. Volgens ons is het ingrediënt dat in staat is (en des te noodzakelijker is) om te vermijden dat de revolte tuimelt in de afgrond van cynisme, pessimisme en scepticisme – in zekere zin complementen van de angst –, het utopische antigif, de droom die het revolutionaire contrast voedt tussen het heden en het mogelijke morgen. Rond de pot draaien heeft geen zin: deze droom kan reeds vandaag belichaamd worden, in de schoot van de revolte.

Laten we om af te sluiten even verder graven en een kwestie aansnijden die vooral veel vragen opwerpt zonder een even grote hoeveelheid aan antwoorden op tafel te kunnen zwieren. In de mate dat we vandaag kunnen spreken van een insurrectioneel klimaat in Griekenland, van een negatieve woede die zich ontlaadt tegen een redelijk wijd spectrum aan structuren, mechanismes en verhoudingen van de overheersing, stelt zich de vraag hoe er een ‘overgang’ mogelijk is naar een revolutionair klimaat, of beter gezegd, hoe de noodzakelijke vernietiging ook de ruimte en tijd kan scheppen om andere sociale verhoudingen op te bouwen. Het is ijdel om te geloven dat de dingen gradueel en stap-na-stap (volgens het schema insurrectie-vernietiging-revolutie) aangepakt kunnen worden, nog minder vandaag als gisteren. Het oeuvre van de vernietiging is niet iets dat kan losgekoppeld worden van de revolutionaire transformatie van de verhoudingen, al was het maar omdat we bijvoorbeeld niet meer kunnen redeneren volgens de klassieke revolutionaire recepten uit het verleden rond zelfbeheer (we jagen de bazen over de kling en daarna nemen we alles in zelfbeheer). Veel structuren van de huidige maatschappij kunnen niet in zelfbeheer genomen worden omdat ze een hiërarchische organisatie vereisen (het merendeel van of misschien zelfs alle industriële productie) en noodzakelijkerwijze verhoudingen voortbrengen die vrijheid aan banden leggen (bijvoorbeeld de technologieën en de huidige structuur van de metropolen). Maar vernietigen volstaat niet. Ook een droom hebben over waarvoor we vechten, een hoop die ons wapent tegen de uitzichtloosheid van vandaag, zou slechts een luchtspiegeling zijn als ze abstract en ijdel blijft. De utopische spanning (spanning, eerder dan utopie als statisch beeld dat altijd ver van onze levens blijft) moet zich uiten in de praktijk van vrijheid. Waar de vernietiging de ruimte vrijmaakt van dwang en autoriteit, kan de vrije, scheppende activiteit plaatsvinden. Die revolutionaire transformatie is trouwens zelfversnellend: meer dan een ‘voorwaarde’ ervoor, is de ‘bewustwording van de massa’s’ eerder een gevolg ervan. Als de gespannen situatie in Griekenland vandaag de kiemen wil doen ontluiken van een revolutionaire transformatie, is er niet alleen maar een veralgemeende kortsluiting van de sociale reproductie nodig, van de infrastructuren die de tijd en ruimte van de sociale verhoudingen bepalen. Ook de uitdaging over het ‘hoe morgen dan’ moet aangegaan worden, ongetwijfeld in andere termen dan dat in het verleden gebeurd is.

Het is een historische leugen om te beweren dat wijzelf niet in staat zouden zijn om anti-autoritaire en zelfgeorganiseerde manieren te kunnen bedenken en experimenteren om in de materiële behoeften te voorzien, behoeften die in het proces van de revolutionaire transformatie zelf trouwens veranderen. De pleitbezorgers van ‘wat zullen we morgen dan eten’ geven maar weinig blijk van vertrouwen in de vrije, scheppende krachten die in onszelf sluimeren, ook al hebben het industrialisme en de technologie die onder een innige afhankelijkheid bedolven. De ontketening van die krachten, of met andere woorden, de praktijk van de vrijheid, maakt het denkbaar om de bases van deze maatschappij totaal te veranderen. Daarenboven is de revolutionaire transformatie niet alleen een kwestie van vernietiging van de economie als model en logica (productie en consumptie als gescheiden sferen, accumulatie, handel) om in onze behoeften te voorzien. Ze gaat veel verder dan dat: ze omvat alle sociale verhoudingen… en dat is net wat vandaag in stelling gebracht kan worden tegen de economie. Brood, zeker, maar ook rozen.

In het beeld dat we ons zouden kunnen vormen van die revolutionaire transformatie van de maatschappij, zijn vorm en inhoud innig met elkaar verbonden. Het volstaat niet om te spreken van zelforganisatie, horizontaliteit en ‘onze levens in eigen handen nemen’; die kunnen tot in zekere mate ook ten dienste staan van een reactionair project. Zeker, het lijdt geen twijfel dat die aspecten fundamenteel zijn voor elke inbeeldbare libertaire transformatie, maar minder dan ooit kunnen ze losgekoppeld worden van wat we met enige schroom “libertaire inhoud” zouden kunnen noemen. Zelforganisatie slaat niet alleen op de manier hoe we ons tot elkaar zouden verhouden, maar gaat ook over wat we dan wel zelf willen organiseren. Het is niet hetzelfde om de zelforganisatie van de metropolen op zich te nemen (in de veronderstelling dat zoiets mogelijk zou zijn), of op zoek te gaan naar zelfgeorganiseerde manieren om de metropolen af te breken, zowel fysiek als mentaal. Laten we voor het plezier het voorbeeld van straten nemen. Het spreekt voor zich dat niemand die naar de vrijheid verlangt de straten en het verkeer op dezelfde manier zou organiseren als vandaag. Het verkeer zelf beheren zou misschien het aanzicht ervan veranderen, maar niet de inhoud. Daarentegen, je een beeld vormen van hoe de straten te vernietigen, hoe absurd dat op het eerste zicht ook mag lijken, door ze bijvoorbeeld om te vormen tot tuinen, zou ons plaatsen in het perspectief van de vernietiging van de metropool als totalitaire levensomgeving. Het is maar een bescheiden voorbeeld van hoe de praktische vernietiging vandaag onmiddellijk andere sociale verhoudingen mogelijk maakt. De subversie om de sociale verhoudingen gaat veel verder dan het detecteren van nieuwe manieren van zich te organiseren, van nieuwe manieren om het samenleven vorm te geven. Ze omhelst een radicale transformatie van de gewoontes, behoeftes, eisen van de ‘oude wereld’.

De kwestie die zich dus onvermijdelijk stelt in elk denken over de revolutionaire transformatie, is die van de ideeën en verlangens. Waarom willen we dit bestaande afbreken? Waarom de huidige sociale orde die onze verlangens fnuikt vernietigen? Niet zelden werden revolutionaire momenten en periodes omschreven als een chaotisch feest, waar alles door elkaar vloeit, elkaar inspireert en beïnvloedt; waar de creativiteit eindelijk losbreekt uit de economistische en politieke ketens. Voor alles is het een scheppende kracht, die zich losgemaakt heeft van wetten en geboden, van goden en meesters, en al doende de bases legt voor een nieuw samenleven. Niet voor niets is de klassieke anarchistische weigering van een ‘blauwdruk voor de toekomst’ gebaseerd op het vertrouwen in die scheppende kracht, in de chaos van de vrijheid. In tegenstelling tot vele marxistische denkers, kennen anarchisten over het algemeen geen primordiaal gewicht toe aan de ‘omstandigheden’ en de ‘condities’ waarvan de mens het product zou zijn, maar eerder aan de wil, het elan en de creativiteit van mensen om die condities te scheppen. Een libertaire, revolutionaire transformatie van het bestaande betekent dan ook de ontketening van die wil, elan en creativiteit om een vrij leven te scheppen. Of zoals die oude Griek dat ooit zei, “de chaos is de moeder van alle leven”.

L’Utopie

March 21st, 2013 by Salto

Cela fait un bon moment que je pense à écrire sur certains sujets, et des quelques textes que j’ai lus, il m’a semblé comprendre que ce sur quoi je souhaite écrire est un sentiment présent chez d’autres compagnons.

Il s’agit d’une exigence que je ressens depuis toujours, et qui non seulement ne s’est jamais apaisée, mais au contraire a occupé ces derniers temps toujours plus d’espace dans mes réflexions : je parle de l’Utopie. Son idée me poursuit avec une insistance nouvelle et plus forte, et c’est peut-être dû au fait que sa quête soit devenue lentement mais inexorablement moins obsédante au sein de ce qu’on peut génériquement définir comme le mouvement anarchiste. C’est en tout cas mon impression.

Peut-être est-ce suite aux désillusions des années passées qui n’ont produit que ce qui a été perçu comme des défaites, suite à la fatigue des coups retentissants (plus moraux que physiques) qu’il est toujours possible d’encaisser lorsqu’on lutte, sans compter la perspective de ne jamais voir se réaliser ses propres rêves les plus fous, mais il me semble qu’il y a dans l’air une certaine tendance à se contenter de peu : mieux vaut gagner une petite lutte qui donne le moral plutôt que d’encaisser une autre défaite en tentant une victoire définitive. Mieux vaut réussir à ajuster un peu les choses de cet existant misérable plutôt que risquer de ne jamais l’améliorer en tentant de le bouleverser définitivement. La recherche permanente d’adaptation aux situations qu’offre notre époque est en train de supplanter la tension qui empêchait de s’adapter ; la frénésie de faire quelque chose à tout prix pour se sentir vivant et actif risque de se substituer à la capacité d’analyse et de critique nécessaires pour développer sa propre projectualité. On en arrive même à faire ce que tout le monde fait et à parler comme tout le monde parle, parce qu’utiliser un langage différent nous rendrait incompréhensibles et qu’on risquerait de demeurer isolés. On participe tous aux mêmes luttes mais, comme si ça ne suffisait pas, on le fait tous de la même manière, utilisant les mêmes moyens qui à long terme mènent à la stérilité, à moins de découvrir qu’à force de parcourir ce que le mouvement anarchiste faisait avant, nous ayons avorté notre capacité imaginative, atrophiant l’imagination utile pour continuer les luttes qui nous avions entreprises…

Et ces luttes mêmes ? De moyen vers quelque chose de plus vaste et plus grandiose, elles risquent de se transformer en fin en soi, et c’est là qu’on perd de vue l’Utopie. Il m’arrive toujours moins souvent de parler avec des compagnons des rêves plus grands, non pas entendus comme des rêves éveillés à mettre de côté une fois qu’on a fini de rêver, mais comme une sublime aspiration vers laquelle tendre, comme quelque chose à poursuivre pour tenter de les réaliser. L’Utopie ne représente pas pour moi une île qui n’existe pas dans ce monde, mais quelque chose qui envoie le sang au coeur et au cerveau, une idée qui n’offre pas de trêve ; c’est la tension qui me pousse à agir et la conscience qui permet de dépasser la peur. L’Utopie est une des raisons pour lesquelles je suis anarchiste, parce que elle seule m’offre la possibilité de lutter non pas uniquement pour un monde nouveau, mais pour quelque chose qui n’a jamais été réalisé. Voilà mon Utopie : la tentative de concrétiser ce quelque chose jamais accompli, l’aspiration à vivre dans un monde qui ne soit pas celui d’aujourd’hui et pas non plus celui d’il y a quelques milliers d’années. Quelque chose qu’il n’est possible de tenter qu’à travers un moment de rupture insurrectionnelle, un moment qui signifierait uniquement l’ouverture d’une possibilité, qui puisse me faire approcher d’un gouffre profond et d’éprouver le vertige, laissant ouverte la possibilité qu’au fond il y ait quelque chose de terriblement fascinant ou d’absolument terrible. Un saut dans l’inconnu, en somme, sans savoir par avance comment devra être la société que je désire, mais en partant de tout ce que je ne désire pas. Penser l’impensable, donc, comme condition préliminaire pour tenter l’impossible.

 

« Celui qui contemple la fin dès le début, celui qui a besoin de la certitude de l’atteindre avant de commencer, n’y arrivera jamais »

A. Libertad

De utopie

January 24th, 2013 by Salto

Ik wil al een tijd lang schrijven over bepaalde onderwerpen, en na het lezen van enkele teksten meen ik begrepen te hebben dat hetgeen waarover ik wil schrijven een gevoel is dat ook bij andere kompanen aanwezig is.

Het gaat over een vereiste die ik altijd al gehad heb, en die niet enkel nooit temperde, maar in tegendeel de laatste tijd meer en meer ruimte ingenomen heeft in mijn gedachten: ik heb het over de utopie. De idee van de utopie achtervolgt me met een nieuwe en sterke aandrang, misschien wel omdat haar zoektocht langzaamaan maar onverbiddelijk minder obsessief aanwezig is in het hart van wat we als anarchistische beweging kunnen definiëren. Dat is toch alleszins de indruk die ik heb.

Misschien komt het door de desillusies van de voorbije jaren die vandaag als nederlagen worden bestempeld, door de vermoeidheid van de opzienbarende slagen (eerder moreel dan fysiek) die altijd voor je klaarstaan wanneer je strijdt, zonder nog het nog maar over het perspectief te hebben dat zegt dat je wildste dromen nooit verwezenlijkt worden, maar het lijkt me alsof er een zekere trend in de lucht hangt die zich tevreden stelt met minder: het is beter om een kleine strijd te winnen die ons wat moraal geeft, eerder dan nog een nederlaag te begaan wanneer we een definitieve overwinning voor ogen hebben. Het is beter om de dingen van dit miserabele bestaande een beetje aan te passen dan het risico te nemen ze nooit te kunnen verbeteren wanneer je streeft naar een definitieve omwenteling. Dit tijdperk biedt ons een permanente zoektocht naar de aanpassing aan situaties, en dit is de spanning aan het verdringen die ons ervan weerhield om ons aan te passen; de razernij waarmee iets kost wat kost gedaan wordt om zich toch maar levend en actief te voelen draagt het risico in zich om de analytische capaciteit opzij te zetten, net als de kritiek die noodzakelijk is voor het ontwikkelen van een eigen projectualiteit. We slagen er zelfs in om hetzelfde te doen als alle anderen en te praten zoals alle anderen omdat we denken dat een andere taal ons onverstaanbaar zou maken en we zo het risico zouden lopen geïsoleerd te blijven. We nemen allemaal deel aan dezelfde strijden, en alsof dat nog niet genoeg is, doen we het ook nog eens allemaal op dezelfde manier, gebruiken we dezelfde middelen die op langere termijn steriliteit teweeg brengen, om dan te ontdekken dat we onze creatieve capaciteiten geaborteerd hebben door te zeer het parcours dat de anarchistische beweging in het verleden opging na te volgen. Te ontdekken dat we de verbeelding hebben verzwakt die belangrijk is voor het voortzetten van de strijden die we ondernomen hebben….

En wat met die strijden? Als middel naar iets omvangrijker en grandiozer lopen de strijden het risico om een doel op zich te worden, en het is op dat pad dat we de Utopie verliezen. Het komt steeds minder voor dat ik met kompanen spreek over grotere dromen. Ik heb het niet over de dagdromen die we weer opbergen wanneer we gedaan hebben met fantaseren, maar over een subliem verlangen waarheen we ons richten, als iets om naar te streven en proberen te realiseren. De Utopie is voor mij geen eilandje dat niet bestaat in deze wereld, maar iets dat het bloed naar het hart en de hersenen jaagt, een idee dat geen wapenstilstand toelaat; het is de spanning die me tot handelen duwt en tegelijkertijd het bewustzijn dat me in staat stelt om de angst te overwinnen. De Utopie is één van de redenen waarom ik anarchist ben, omdat enkel zij me de mogelijkheid biedt om te strijden, niet enkel voor een nieuwe wereld, maar voor iets wat nog nooit gerealiseerd is geweest. Voilà mijn Utopie: de poging om iets waar te maken dat nog nooit in vervulling is gegaan, het streven om te kunnen leven in een wereld die niet de wereld van vandaag is en ook niet die van enkele duizenden jaren terug. Iets dat we enkel kunnen proberen doorheen een moment van opstandige breuk, een moment dat niets meer beduidt dan de opening van een mogelijkheid, dat me in staat stelt om naar een diepe afgrond te gaan en de hoogtevrees te beproeven, de mogelijkheid open houdende dat er zich in die diepte of iets vreselijks fascinerend of iets absoluut vreselijks bevindt. Kortom, een sprong in het onbekende, zonder op voorhand te weten hoe de samenleving waarnaar ik verlang eruit moet zien, maar vertrekkende van hetgeen waarnaar ik niet verlang. Het ondenkbare denken dus, als grondvoorwaarde om naar het onmogelijke te streven.

“Diegene die vanaf het begin al aan het einde zit te denken, diegene die nood heeft aan de zekerheid om dat einde te bereiken nog voordat hij begonnen is, die zal er nooit geraken.“

A. Libertad

De gedachten van een enthousiaste wandelaar op het pad des levens

January 24th, 2013 by Salto


 Als we onze gedachten rustig in een dagdroom laten meevoeren, lijkt het alsof we geen beperkingen kennen. Dat we geen andere grenzen tegenkomen dan diegene die we voor onszelf bepalen. De droom die we koesteren neemt ons mee naar plaatsen en gebeurtenissen, laat ons passie en genoegen voelen zoals alleen de droom ons lijkt te kunnen gunnen. Want in plaats van aangemoedigd te worden tot het volgen van onze wildste dromen en tot een zo groot mogelijke zelfontplooiing, wordt het er ons in de scholen, universiteiten, werkplaatsen enz… ingeramd dat we realistisch moeten zijn. Dat we ons moeten aanpassen aan de economische realiteit en aan de arbeidsmarkt. Dat onze ontplooiing gemeten moet worden in de vorm van diploma’s, hoeveel iemand bezit of je status in de concurrentiestrijd met anderen. Ons spel kan niet anders dan de maatschappelijke orde op z’n kop zetten. Daarom wil ik deze pagina’s gebruiken om wat ideeën neer te pennen over de ontwikkeling van het spel van onze dromen.

 

De tocht om onszelf te ontdekken in samenhang met onze strijd tegen de autoriteit is een weg met vele obstakels en valkuilen. We zullen vallen en opstaan en weer doorgaan, want onze drang naar leven en passie is veel te groot.

 

In een maatschappij waar alles draait om productiviteit en waar de antidepressiva vlot over de toonbank gaan, kan luiheid één der schone kunsten zijn om weg te stappen van een paar steunpilaren van deze maatschappij, zoals werken voor het vaderland en de heilige economie en diens nood aan permanente productie. Gewoon eens terug de tijd nemen om te genieten. De tijd te nemen om onze ideeën op een rijtje te zetten of wat te genieten van gewoon doelloos rond te zwerven. Maar het gevaar schuilt erin dat we hierin vast komen te zitten. Dat het ons leven begint te domineren. Dagenlang in de zetel zitten begint te vervelen. Ons vier dagen op rij dom drinken laat ons achter met een vieze kater. We krijgen het gevoel dat we meer kunnen verlangen. Maar we hebben de indruk vast te zitten. In de veiligheid die ontstaan is in onze huizen, kraakpanden of relaties die we niet in gevaar willen brengen. Het lijkt alsof we middelen ontbreken om te kunnen doen wat we willen, om onszelf te ontplooien.

Misschien dat we op een ander pad onze drang om tot handelen over te gaan kunnen vervullen. Maar in de loop van de tijd kan het lijken dat we onszelf meer en meer aan het kwijtraken zijn. We lijken verstrikt te raken in mechanismes die reeds bestonden of die we zelf leven hebben ingeblazen. Het lijkt steeds moeilijker om onze activiteiten in hun context te plaatsen. Hiermee bedoelen we dat we in organisaties, comités of bewegingen komen te zitten die een zekere vorm van autoriteit krijgen. En vaak de doelen en middelen naar voren schuiven die niet noodzakelijk die van de individuen zijn die eraan meedoen. Dit gebeurt ook heel subtiel in de vorm van tradities van strijd en discussie waar niet aan geraakt mag worden. Het kan zich beginnen opdringen als een soort plicht om te handelen. De methodes die worden gebruikt worden niet meer bekritiseerd of in perspectief geplaatst en dreigen het plezier eruit te verbannen.

 

Als we vastzitten in mechanismes waar we geen genot uithalen, of ons het gevoel geven dat niets meer mogelijk is, dat het allemaal niet meer uitmaakt en dat we onze strijd voor vrijheid maar beter kunnen opbergen, als we te lang vastzitten in de gewoontes die niet echt veel meer met ons te maken hebben, dan is de kans groot dat we een leegte voelen die ons begint te domineren. Hoewel we vertrokken zijn op een zoektocht naar eindeloze ontplooiing van onze levens en passies, hebben we het gevoel dat we leeg leven. En is de kans groot dat we om de leegte te vullen terug gaan vallen op structuren die we eerst wilden vernietigen.

Om uit onze vastgeroeste gewoontes te breken, die van deze maatschappij en/of diegene die we onszelf hebben aangesmeerd, hebben we tijd en ruimte nodig. Om onze gedachten en onze daaruit vloeiende praktijken te kunnen ontwikkelen. Om ervaring op te doen in alle aspecten van onze spelen. We kunnen de tijd nemen om onder elkaar te discussiëren, te lezen, en onze kennis uit te breiden. We kunnen middelen en behendigheden ontwikkelen om onze ideeën te verwezenlijken.

 

Vrees treft dieper dan het zwaard”

Zoals we allemaal weten zijn er vele spelen die we kunnen spelen en die we in elkaar kunnen weven. Maar vaak worden onze gedachten belemmerd door angsten. De wegen in onze stoutste dromen worden vaak verduisterd door angst en twijfel. We zijn geen super-individuen die niet zijn aangeraakt door de moraal van deze wereld. Het spook van deze moraal dwaalt ook nog steeds door onze hoofden. De bruggen achter ons verbranden is niet gemakkelijk, de eerste die dit zou ontkennen is een dwaas. Maar niettemin is het een noodzakelijke stap als we onze levens in eigen handen willen nemen.

Een belangrijk wapen waarmee we ons kunnen bewapenen is weten wat we willen, hoe we ons willen ontwikkelen en hoe we onze strijden willen aangaan. Op die manier zullen angst en twijfel steeds meer verwaarloosbare aspecten worden in ons leven, aangezien we steeds met meer vastberadenheid in het spel staan.

 

De paden die we nemen hebben een zekere richting. Anders kunnen we evengoed stil blijven staan. Of we nu willen of niet, ons leven zal altijd een richting hebben, misschien geen uitermate duidelijke doelen, maar toch dingen waar we naartoe willen. Maar als we zelf de richting niet beslissen, zullen we altijd het gevoel hebben dat iemand anders onze levens leidt en zullen de omstandigheden een veel te grote rol spelen. We praten hier niet over doelen en richtingen die vastliggen en waar we ons tot miserie toe aan moeten houden. Nee, aangezien het onze doelen zijn en van niemand anders, moeten we ze permanent evalueren en bekritiseren om te zien dat we onszelf niet aan het vervreemden zijn.

 

We zijn ervan overtuigd dat voor de ontplooiing van onze levens en onze relaties deze maatschappij vernietigd moet worden. Want in de schaduw van onderdrukking en macht ga ik nooit beweren vrij te zijn. Het lijkt me dan ook logisch om het verder te hebben over de vernietiging van de maatschappelijke orde.

In de strijd tegen de onderdrukking, de staat en autoriteit in het algemeen, is het vormen van onze spelen des te belangrijker. Uiteraard is het plezierig om actie te ondernemen tegen dit systeem. Ook de ervaring die eruit geput wordt is niet te onderschatten. Maar na een bepaalde tijd kan dit ons het gevoel geven dat het allemaal niet uitmaakt. Op dat moment hebben we meer nodig. We hebben nood aan analyse en de daaruit voortvloeiende perspectieven (om die dan weer in actie om te zetten). Net als in elk ander spel hebben we nood aan perspectieven en richtingen. Onze relaties met anderen zullen veranderen eenmaal we de moed hebben bijeen gesprokkeld om onze eigen paden te bepalen. Het geeft ons de mogelijkheid om onze relaties uit te diepen. Waar we vroeger gezellig konden verdwalen, kunnen we nu samen paden bewandelen. Samen met anderen in avonturen duiken en uitdagingen aangaan tot onze paden weer uit elkaar gaan. Om misschien later weer te kruisen. Aangezien ik niet de enige speler in mijn spel wil zijn, want mijn ontmoetingen en ervaringen met anderen maken het mogelijk om me verder te kunnen ontwikkelen, zien we hier dan ook de noodzaak om onderling afspraken te maken rondom de strijden waarin we ons bevinden. Afspraken tussen individuen die deel uitmaken van de spelen, om er samen vorm aan te geven. Geen vaste set regels die opgeschreven staan in één of ander boek, maar afspraken die voortdurend onderworpen worden aan discussie en die niet bindend maar enkel geldig zijn als we het gevoel hebben dat ze van ons zijn.

Als we aan het bouwen zijn aan onze projecten moet er nagedacht worden over de middelen die we nodig hebben om ze te verwezenlijken. Bewapend met onze analyses, kritieken en perspectieven kunnen we ons zonder angst de middelen die we nodig achten eigen maken.

 

Als we bewust overgaan tot het gevecht met de autoriteit moeten we onze vijand recht in de ogen kunnen kijken. We moeten duidelijk zien waartegen we vechten en waar we slagen terug kunnen verwachten. Aangezien ze zich opdringt als onze ongewenste danspartner moeten onze ideeën duidelijk zijn. We moeten doelbewust de strijd aangaan, want met halve ideeën kan ze ons maar al te snel vloeren en het feest vroegtijdig ten einde brengen. Hoe duidelijker onze ideeën hoe voller ons leven, en hoe moeilijker het zal zijn ons te breken. Zolang we in onze gedachten het verlangen en de strijd naar vrijheid koesteren, kan geen flik noch gevangenis ons breken. We wensen niemand angst in te boezemen. Want laat ons eerlijk zijn, geeft er iets zoveel vreugde als onze zelfontplooiing die onderdrukkende mechanismes en instellingen vernietigt op haar weg? We vechten voor het leven, tegen de maatschappij van de dood.

 

We kiezen het avontuur. We beseffen dat er risico’s mee gepaard gaan, dit niet doen zou dom zijn. Maar we zijn niet geïnteresseerd in de logische wiskundige berekeningen van het leven. Maar al te goed weten we dat onze avonturen ons leven kunnen verkorten, of onze bewegingsruimte voor een bepaalde tijd kunnen beperken. Maar onze angst voor de dood vervaagt met het zien van de realiteit van de levende doden. We moeten dromen kunnen beleven, we willen alle vreugde uit het leven persen. Zoals ergens geschreven stond: ‘als je het je kan inbeelden, kun je het doen’. Een wijze raad, aangezien onze gedachten onze enige begrenzing zijn.

In strijd met de tijd

January 24th, 2013 by Salto

Tijd is geld. Als we al het geld in deze wereld zouden overleveren aan een nietsontziende vlammenzee, zou de tijd dan stil komen te staan? Zou alles terstond verstenen en een eeuwigheid onveranderlijk de wind trotseren? Of zou alles tot as vergaan en na een kwestie van seconden alle richtingen worden uitgeblazen en onzichtbaar worden?

Of, of zou alles net zodanig in beweging komen dat de tijd er geen vat meer op krijgt, en slechts machteloos kan toekijken hoe alles aan haar voorbijgaat…

Leven is vechten. Gek, hoeveel mensen het hiermee eens zullen zijn, terwijl iedereen er zonder twijfel een andere betekenis aan geeft. En toch, de wekker wekt en katapulteert ons in de ring, we proberen het ons te herinneren, maar weten eigenlijk niet meer of we hem tussendoor ooit verlaten hebben. Vechten met de tijd. De gedachte te kunnen winnen houdt ons op de mat, hoe lelijk het schouwspel ook wordt. De regels liggen vast, en iedereen die om regels geeft beseft dat uithoudingsvermogen de grootste troef is.

De arbeider of bediende weet dat de klok tikt, dat de verdeling verre van gelijk is, maar dat als ze lang genoeg de tijd binnen de vier muren van een kantoor of fabriek uitzitten, de rest van de tijd de hunne zal zijn. Pijnlijk, er werden net weer enkele jaren van afgeknabbeld, het uithoudingsvermogen wordt wederom op de proef gesteld. Ook voor de werkloze tikt de klok, maar hem kan het niet deren want hij neemt z’n tijd, of, hij zakt dieper en dieper weg omdat hij niet weet wat hij aanmoet met al die tijd, die hij liefst zo snel mogelijk wil teruggeven aan een baas of bedrijf. De baas houdt van de tijd. Hij ziet de evolutie op z’n bankrekening en het einde van de maand boezemt hem geen angst in. Al wordt z’n slaap af en toe verstoord door werknemers die tijd van hem opeisen voor zichzelf door sabotage en staking.

En dan zijn er diegenen die zich voor altijd willen vrijvechten. Zij kijken om zich heen en stelen tijd waar ze maar kunnen, door er almaar datgene mee te doen wat net niet de bedoeling was, door aan te vallen wat deze tijd onbeweeglijk maakt en toch door onze vingers doet glippen.

De wereld van ijzeren mechanismes en steenkoude verlangens weet de tijd steeds handiger te begoochelen en in dienst te stellen van haar noodzakelijke ritme. Ons in dienst te stellen van zijn noodzakelijke ritme. En zo barsten de wegen en treinen vooral ‘s morgens vroeg en ‘s avonds laat, van al diegenen die hun race tegen de tijd met hun leven betalen. Zonder te beseffen dat de tijd al gewonnen heeft, altijd zal blijven winnen, zolang hij wegtikt in dienst van deze wereld. En nog wordt de troostprijs algemeen verward met de hoofdprijs, en gaat iedereen naar huis met de gedachte dat ze tijd hebben gewonnen. Zijn ziekelijke aanbidding kan ons echter enkel bewijzen dat hij nooit lang écht van ons is. Zelfs voor diegenen die erin slagen hem bij momenten werkelijk buit te maken op zijn gewoonlijke bewakers blijft hij een onverslagen vijand. Voor diegenen die tegen hun wil in voor deze veroveringstochten geen tijd vinden blijft hij een onbestreden vijand, een uitmuntende heerser.

Maar wat als we niet langer willen uitstellen te voelen hoe het voelt zonder het gewicht van de tijd op onze schouders? Wat een lieve lust het zou zijn om alle uurwerken aan diggelen te slaan om er nooit meer naar om te kijken? Wat een onbeschrijfelijk feest, bijna niet te vatten, om in één klap alle tijd van het alledaagse en haar meesters te onteigenen? Niet om de tijd terug te draaien, of tot stilstand te brengen, maar om haar definitief van haar heerschappij te vervreemden, en haar dan te vergeten…

Egypte tussen reactie en revolutie

January 24th, 2013 by Salto

Het spektakel doorbreken

Is het zo dat hetgeen zich duizenden kilometers verderop afspeelt niet te begrijpen valt, in tegenstelling tot wat er om de hoek gebeurt? Dat het enkel mogelijk is zich een beeld te vormen van hetgeen we kennen, om feeling te hebben met de context waarin we opgegroeid zijn? Is het zo dat wij maar weinig te zeggen hebben over een omgeving waarin wij nooit gewandeld hebben, of een oord waarvan wij niet afkomstig zijn? Dat degene die de halve wereld gezien heeft noodzakelijkerwijs het laatste woord moet krijgen? Dat wij alleen iets kunnen zeggen nadat we tien boeken gelezen hebben? Het is alsof we op zoek zijn naar “de specialist”, degene die we een zekere autoriteit op het vlak kunnen toevertrouwen. Iemand van ginder, of een journalist misschien. Iemand die we zomaar kunnen geloven en die ons toestaat te stoppen met voor onszelf te denken. En ook: die ons bombardeert met “de feiten” en zo alles behalve het nadenken over “de mogelijkheden” stimuleert.

Het staat buiten kijf, dat een zekere kennis één van de noodzakelijke ingrediënten is wanneer we willen discussiëren over een bepaald onderwerp. Dat we niet zomaar eender wat kunnen zeggen en dit omhullen met de air van waarheid. Ik neem hier dan ook niet de verdediging op van het verspreiden van nonsens. Waar ik het over heb, is het toelaten van een andere dimensie in de vastgeroeste concepten van kennis en het eeuwenoude spook van de autoriteit, de cultuur en de (ervarings)deskundige. Het gaat over een speelsere manier om discussie te benaderen, een manier die breekt met de rigiditeit van de rollen leerkracht en passieve leerling. Ik wil hier niet zeggen dat er soms mensen te vinden zijn die interessante zaken te zeggen hebben over een specifiek onderwerp, noch het belang van studie onder tafel steken.

Maar laten we het even hebben over een experiment, een poging om op een andere manier om te gaan met kennis, deze te benaderen als stimulans tot het vormen van ideeën, als een aanzet om zélf te denken, op zoek te gaan,… Een experiment dat komaf maakt met de verhouding tot kennis en ideeën die aan de luisteraar die nadenkt enkel de opening laat om lastige vragen te stellen, als beterweter, als concurrent van hij die aan het woord is. Het soort van kritisch zijn dat binnen de kaders van de samenleving past, omdat het de rollen die aangeboden worden niet overboord gooit.

Dit experiment begint, noch eindigt bij kennis. Het heeft nood aan interesse, nieuwsgierigheid, passie, de capaciteit om zaken met elkaar te verbinden, de creativiteit die een bepaald licht werpt op de zaken, een zekere betrokkenheid bij het onderwerp die altijd een andere draai geeft aan de discussie,… Het experiment geeft ons de zuurstof die ons toelaat onszelf te zijn, die het vervloekte puntensysteem en de regels van de retorica opblazen, om te kunnen komen tot èchte discussie, als meststof voor iets anders. Het impliceert ook een andere manier om te luisteren, één die een werkelijke interesse eist in diegene die aan het woord is, voor even de vooroordelen laten varen en proberen te begrijpen wat er in de weegschaal gelegd wordt. Maar opgepast, dit is verre van een pleidooi voor begrip voor het verwerpelijke, noch voor zever of de verplichting ernaar te luisteren. We hebben het over de discussie die vertrekt vanuit het gedeelde verlangen naar vrijheid, en het verlangen om de liefde voor vrijheid en de vastberadenheid in de strijd aan te wakkeren in elkeen.

Het belang van de discussies die we organiseren, van de teksten die we schrijven ligt niet enkel in het weergeven van de “hoe de zaken ervoor staan”, maar net evenzeer en eigenlijk vooral in het terugkoppelen van het verleden of het elders naar het vandaag en het hier. Zo verschuift het accent en weegt het nadenken over het belang van een bepaald onderwerp door op het welles-nietes, is het doel niet langer te komen tot de waarheid (die altijd gestaafd moet worden door een autoriteit), maar tot ideeën, door na te denken, verbindingen te maken. Hiermee wil ik mezelf niet van de verantwoordelijkheid ontdoen om op zoek te gaan naar informatie die mij kan helpen een min of meer coherent beeld te vormen van zaken waarin ik niet betrokken ben op de klassieke manier. Maar mij lijkt het dat wederkerigheid voorop staat in de discussie, dat er een inzet wordt gevraagd van éénieder. Om te kunnen komen tot het teniet doen van de klassieke opstelling van specialist versus leerling, kan een bepaald onderwerp niet in de handen liggen van de één, noch passief geconsumeerd worden door de ander. Uiteraard, er zijn duizenden onderwerpen om ons mee bezig te houden, en niemand kan een ander opleggen zich meer met het ene bezig te houden, dan met het andere. Maar de instelling van de wederkerigheid vraagt in zijn absolute minimum om een beginbasis van openheid, een houding die komaf maakt met de kille, “kritische” afstandelijkheid, vaak gestoeld op wantrouwen, misschien terecht, soms ook niet. Want waarom zouden we de moeite nemen samen te discussiëren, wanneer we niet geïnteresseerd zijn om over iets bepaald ideeën uit te wisselen?

Ik heb deze tekst geschreven, omdat ik het pijnlijke gevoel heb dat bepaalde onderwerpen vaak onze koude kleren niet eens meer raken. Waarom Egypte, en niet een ander land, zou je kunnen antwoorden, en ik zou zeggen dat dat redelijk toevallig is. Het opzoeken van informatie over de situatie in Egypte heeft me een beetje betoverd en hetgeen ik lees en zie laat mij telkens opnieuw verwonderd, tot perplex achter. Het heeft niet enkel met Egypte te maken, maar misschien wel meer met wat het met mezelf doet, mijn vastgeroest inbeeldingsvermogen opent zich, en ik begin te dromen, niet enkel over een ongekend oord, maar over ongekende mogelijkheden. In die zin maak ik van hetgeen er zich ginder afspeelt het mijne, en hoop ik dat de vlam ook kan overslaan op degene die dit leest.

In die zin verschuift voor mij het accent van het ginder naar het hier, of nauwkeuriger de band tussen het ginder en het hier. Deze band, is naast een objectieve gegevenheid, vooral interessant als een subjectief gegeven. Een subjectieve band wint aan sterkte, aan inhoud, aan betekenis in zoverre dat er individuen zijn die deze eraan geven. In zoverre dat er individuen zijn die het gebeuren ginds levend maken in zichzelf en hun praktijk. Deze tekst wil hiertoe een bijdrage leveren.

Als we de vragen op die manier stellen, als we onze eigen strijd verbinden met de strijd elders, breken we op een radicale manier met het spektakel van de handelaars-toeschouwers. Net als het eigen maken van de kennis doorheen het vormen van ideeën en de zoektocht naar antwoorden op vragen, is het mogelijk om ons de strijd van anderen eigen te maken. Dit door de vragen in onze eigen schoot te werpen, en de vragen te stellen in de eerste persoon, als een ‘ik’ in strijd. Op die manier consumeren we de strijd van anderen niet zoals de journalisten dat doen, maar zijn solidair met haar door middel van de band die we creëren tussen ginds en hier.

Wat is ‘de’ waarheid, wie zal het zeggen? Wat ik hier alleszins wil ondernemen, is een kleine uiteenzetting van mijn lezing, die naar mijn mening gegrond is. Maar wat misschien wel belangrijker is: in mijn verbeelding bevind ik me naast die anderen, in die straten, roep ik om vrijheid en vraag ik me af welke bijdrage we kunnen leveren tot het verbinden van de verschillende conflictualiteiten hier. Het is mijn liefde voor de vrijheid van elkeen die mij ertoe drijft een band te creëren tussen mij, hier, en die anderen, daar. En om terug te komen naar de eerste paragraaf van deze tekst: eigenlijk denk ik dat we vooral geblokkeerd zijn wanneer het onderwerp van de opstanden op tafel ligt, omdat we moeite hebben ons hierbij iets voor te stellen. Niet omdat het zich zo ver afspeelt, of omdat het in een andere cultuur gebeurt, maar omdat de deuren van ons bevattingsvermogen gesloten zijn. We hebben nood aan een vleugje fantasie wanneer het over opstand gaat. Als dit ons afschrikt, en we liever willen blijven hangen aan de enige waarheid van de realiteit hier en nu, zullen we er inderdaad niets van begrijpen. Maar het is een eenvoudig spel. Beeld je in dat je ginds bent. En we zijn vertrokken.

Een twitterende middenklasse op een plein voor democratie?

De Egyptische revolutie werd in de Westerse media vanaf het begin verheerlijkt als een revolutie van een twitterende middenklasse, een pacifistisch gebeuren vanop een plein, een brave revolutie voor de democratie en liberale vrijheden die gesteund werd door het leger. Maar pacifistisch kan deze revolutie lang niet genoemd worden. Hoewel het een revolutie zonder vuurwapens was, gezien de meeste mensen hier geen toegang tot hebben, is er overvloedig gebruik gemaakt van stenen, knuppels, spuitbussen en molotovcocktail in de gevechten tegen de politie. En zo waren bijvoorbeeld de barricades op het Tahrirplein gemaakt met behulp van uitgebrande politie auto’s, heeft het partijgebouw van Moebarak drie dagen lang gebrand, werden flikkenkantoren uitgefikt,…

Noch kunnen we hier praten over een revolutie van een middenklasse. Neem gewoon een paar stappen, verlaat het Tahrirplein en wandel binnen in de wijk Bulaq, waar velen zich tijdens betogingen bij mensen thuis of in de kleine straatjes verstoppen. Een wijk wiens arme bevolking sinds jaren getreiterd wordt door de macht en projectontwikkelaars, waar mensen zich verzetten tegen ontruimingen en deportaties naar banlieues in de woestijnrand van Caïro. Velen die Tahrir bezetten zijn hieruit afkomstig. Of kijk naar Egyptes geschiedenis van strijd tegen uitbuiting, met bijvoorbeeld de staking en gevechten in de textielsector in Mahalla in 2006 die de vlam van maandenlange protesten in het hele land aanstak. Hetgeen in die winterdagen voor de val van Moebarak gemaakt heeft dat de normale gang van zaken niet enkel lamgelegd werd door de pleinbezetting, noch door de betogingen, straatgevechten, bijeenkomsten of rellen, maar dat het land plat lag door wilde stakingen. Of met andere woorden: revolutie komt niet uit de lucht vallen (in tegenstelling tot manna of andere religieuze onverklaarbaarheden, waar we dus ook niet over moeten nadenken), maar kent haar voorgeschiedenis van sociaal conflict en experiment met middelen om de onderdrukking van antwoord te dienen.

Wat betreft die revolutie voor de democratie en liberale vrijheden dan… Ja, er zijn democratische politieke krachten in het spel, en ook liberalen, zij die op een bewuste manier ijveren voor hun politieke revolutie, en die aan vrijheid een bepaalde invulling geven die ons niet nauw aan het hart ligt. Maar is de opstand van miljoenen mensen reduceren tot het verlangen naar parlementaire vertegenwoordiging en liberale vrijheden niet lichtelijk brutaal? Volgens mij, wanneer de straten van Caïro zich vullen met een kreet om vrijheid, dan kunnen we hier onmogelijk de eis om politieke vrijheid onder verstaan. We hebben het hier over een vrijheidsverlangen dat véél dieper gaat dan politiek, over een verlangen dat over het leven gaat. Over verlangen naar vrijheid na jarenlange onderdrukking op alle vlakken, in een samenleving die zich organiseert niet enkel onder de dominantie van een dictator, diens netwerk en een militaire macht, maar evenzeer onder de knoet gehouden wordt door bijvoorbeeld een economische tirannie en een patriarchaal terrorisme. Volgens mij, als we de roep om vrijheid horen, gaat het hier niet enkel over Moebarak (een terecht en noodzakelijk, maar niet exclusief doelwit), maar evenzeer over slavernij, over patriarchaat, over politie, over de onderdrukking van het leven en diens impulsen die men dagdagelijks voelt. Vrijheid die in contrast staat met de kettingen waarmee men al die jaren geleefd heeft. Het losbreken van deze kettingen geeft dan ook de enorme kracht die we hebben kunnen ervaren begin 2011, en die ook nu nog aan het doorwoeden is. Zou een verlangen naar democratie en liberale vrijheden, met andere woorden een politieke revolutie, zo’n kracht kunnen veroorzaken? Om af te sluiten, het is de slogan “Brood, vrijheid, sociale rechtvaardigheid” (Aish, Horreya, Adala Egtema’eya) die door de revolutie uitgedragen werd, en niet o heer, geef ons democratische leiders!

Van de unie tegen Moebarak naar de vrijheid van de moslimbroeders en het leger?

Dat het leger de revolutie goed gezind was, is nog zo’n verzinsel. Laat ons gewoon in herinnering brengen dat de SCAF (Supreme Council of the Armed Forces) onder leiding van veldmaarschalk Tantawi niet een leger is zoals wij dat kennen, maar ook een politieke macht en een industriële macht met een hele reeks van fabrieken. De huishoudartikelen die er geproduceerd worden zijn uiteraard minder van belang dan de massale wapenproductie, een productie die groter is dan die van heel Noord-Afrika en Zuid-Amerika tezamen. Wanneer de ex-dictator Moebarak op de televisie liet aankondigen dat hij de macht overdroeg aan de SCAF en Tantawi, deed hij in feite niets anders dan een deel van de orde in het land bewaren. Eerder dan een wanhoopsdaad van een dictator wiens laatste uren geteld zijn, lijkt mij dit een rationele en weloverwogen keuze, die deze ex-dictator niet op zijn eentje gemaakt heeft en die hem niet het halve westen op zijn kop bezorgd heeft zoals dat bij de lichtelijk minder rationele Kadafhi het geval is geweest.

Bref, het leger beloofde haar macht na een aantal maanden over te dragen aan een parlement, hetgeen nog steeds niet gebeurd is omwille van allerlei politieke redenen, en in tussentijd regeren zij het land. De griezels van de moslimbroeders, die zich voordoen als de helden van de revolutie, zijn in de running om de belangrijkste politieke partij te worden, maar een presidentskandidaat schuiven zij niet naar voren. Wel hebben zij na hun eerste verkiezingsoverwinning een deal gesloten waarin zij verklaren niet meer deel te nemen aan protesten, en braaf af te wachten. Het is op dit moment dat de VS de moslimbroeders erkend hebben als gesprekspartners.

Maar voor we helemáál verdwalen in die voor ons altijd vijandige ruimte van de politiek, laten we terugkeren naar het èchte verhaal: dat van de straat. En daar zijn er velen die nooit gestopt zijn met protesteren, tegen het leger, voor het voortzetten van de revolutie. De moslimbroeders worden trouwens steeds vaker als verraders van de revolutie beschouwd, hetgeen tot een mooie antipolitieke houding zou kunnen worden, wie weet. Een betoging tegen de SCAF in januari 2012 is veelzeggend op dit vlak: het liep uit op een confrontatie tussen betogers en moslimbroeders die de eersten fysiek wilden verhinderen om tot aan het parlement te geraken. Zij verklaarden dat “de legitimiteit nu afstamt van het parlement en niet meer van het plein”. Beledigingen en objecten vlogen van de ene kant naar de andere, tot de moslimbroeders het moesten aftrappen. Ook de verjaardag van de revolutie op 25 februari 2012 is exemplarisch voor deze scheiding tussen zij die de politieke macht in handen willen houden en de orde herstellen, en zij die de sociale revolutie willen doorzetten. Terwijl de SCAF en de moslimbroeders opriepen om de revolutie te vieren, waren er vele anderen naar Tahrir gekomen, niet om te feesten, maar om de revolutie door te zetten.

Revolutie, what’s in a name?

De vraag dringt zich uiteindelijk op, of wij hier over een revolutie kunnen spreken. De term is tot dusver in het artikel gebruikt, en zonder uitleg. Dit om het verhaal niet te compliceren vanaf de start. Maar laten we eerst omschrijven wat we onder revolutie verstaan, en hierbij het onderscheid maken tussen een politieke revolutie, waarbij de ene politieke macht door de andere vervangen wordt en alle veranderingen voortkomen uit de staat, en de sociale revolutie, die het leven subverteert door een overhoop gooien van de sociale verhoudingen en het experiment stimuleert. We hebben het dan over verhoudingen tussen bijvoorbeeld man en vrouw, jong en oud, bevelhebber en gehoorzamen etc. Een revolutie die de opening forcéért die een nieuwe manier om in het leven te staan, om over het leven na te denken mogelijk maakt, net als de organisatie van de samenleving naar deze nieuwe verhoudingen tot het leven en tot elkaar.

Als we het over sociale revolutie hebben, denk ik dat we de zaken niet statisch mogen opvatten, en “revolutie” niet kunnen beschouwen als de ene toestand die ondergraven wordt en dan vervangen door een andere toestand. Het is een gebeuren dat doorheen haar nieuwe relatie tot het leven de basissen waarop een oude samenleving gebaseerd is aanvreet. Een gebeuren dat de huidige machthebbers en hun legitimiteit aanvalt, en zo de mogelijkheid van iets anders doet leven. Het is niet het noodzakelijke omvallen van de boom van de macht die de sociale revolutie maakt, maar de nieuwe verhoudingen tot elkaar en tot het leven die gecreëerd worden tijdens het hele gebeuren, en meer: de verbeeldingskracht van wat mogelijk is die zich eindeloos opent. De limieten, niet van wat mogelijk is, maar van wat denkbaar en inbeeldbaar is, worden in de revolutionaire transformatie telkens opnieuw verlegd. Zolang men doorgaat met de aanval op hetgeen onderdrukt, blijft met de ruimte creëren om het leven op een andere manier te organiseren, om de horizon van wat mogelijk is open te houden en te bestormen.

Zoals een anarchiste van ginds zei: ”Er is heel wat veranderd, zeker en vast als we het over bewustzijn hebben. Er is massale politisering, massale betrokkenheid, er is een echte angstbarrière doorbroken… Het bewustzijn van wat mogelijk is, is veranderd door de opstand, er is veel veranderd in termen van wat onze verbeelding zich kan voorstellen. Het was een hele mooie leiderloze en gedecentraliseerde opstand die heel wat bereikt heeft met betrekking tot het in vraag stellen van de staat … Maar wat is er niet veranderd? Veel. We zijn nog steeds ongeveer onder hetzelfde regime. We worden direct geregeerd door het leger en er zijn reactionaire krachten die oppositie voerden tegen Moebarak en die nu nog steeds erg in het spel zijn, voornamelijk de moslimbroeders, wiens alliantie met de SCAF de laatste maanden een dreiging gevormd heeft voor elk revolutionair verlangen. Met betrekking tot bewustzijn en strijd is er heel veel veranderd, en elke dag ervaren we meer en meer revolutionaire energie, maar als we het hebben over de feitelijke staatsstructuren, het neoliberale systeem dat de economie van dit land runt en de grote meerderheid van de Egyptenaren onderdrukt, dat is niet veranderd, en daar vindt de sociale strijd plaats.”

Repressie en contrarevolutie

Vandaag is het dan ook belangrijk te onderlijnen dat hetgeen zich in januari en februari 2011 afspeelde zeker en vast niet het einde was van de sociale onrust in Egypte. Die winterdagen begin 2011 hebben een gigantische breuk veroorzaakt in het opsluitende reilen en zeilen van een onderdrukkende maatschappij. Vrouwen die de straat opkomen, een indrukwekkende vermenigvuldiging van wilde stakingen, voetbalsupporters die betogingen verdedigen tegen de door de macht ingezette “thugs” en de politie, “kunstenaars” die het statuut van “kunst” teniet doen door het niet langer te verkopen, maar het over te geven aan het spel van de creatieve en revolutionaire expressie waartoe zij iedereen oproepen, etc etc… Maar ook, en misschien wel vooral, dat al deze mooi afgebakende categorieën zonder dewelke wij zelfs moeite hebben om te praten, geen categorieën meer zijn, maar individuen die samen de straat opkomen met de eis van brood en vrijheid, nu, en onmiddellijk.

Vandaag komt het er dan ook op aan alles op alles te zetten om geen millimeter van deze opening prijs te geven, om deze uit te diepen en de contrarevolutionaire krachten geen duimbreed toe te laten de orde te herstellen. Laat ons even nadenken over wat er nodig is om de orde te herstellen, hoe staten en andere machten omgaan met repressie, en bekijken welk effect enkele technieken toegepast in Egypte tot gevolg hebben. Slaagt men erin het protest te breken, te kanaliseren of te recupereren? Lukt het om mensen te isoleren van elkaar, hen af te schrikken, de moed te doen verliezen, zich uit wanhoop tegen elkaar te keren?

Voorlopig lijken noch het leger, noch de moslimbroeders hiertoe in staat. Hoewel zij goed hun best doen, slagen ze er niet in de rust te doen weerkeren. De anti-stakingswet die de SCAF reeds in maart 2011 in het leven riep om een einde te maken aan de massieve stakingsgolven, wordt volledig genegeerd. Toen er opgeroepen werd tot een algemene staking op 11 februari 2012 kende dit echter maar een lauw antwoord, te wijten aan de massieve antipropaganda van het leger (“de staking wil enkel het land kapot maken”) en de imams en religieuze leiders (die staken als een zonde (een morele misdaad) bestempelden, gelijk aan overspel, alcoholconsumptie en het eten van varkensvlees)? Inmiddels heeft het leger ook al een andere tactiek toegepast dan brutale repressie, gezien zij beseft heeft dat dit de gemoederen alles behalve kalmeert en enkel meer en hevigere protesten veroorzaakt. Tijdens een busstaking werd eigen personeel ingezet om de staking te breken. De moslimbroeders leggen ook hun deel in de schaal en hebben de officiële vakbond van onder Moebarak gerecupereerd. Deze centraliserende vakbond, die Moebaraks laatste verdedigingslinie was, staat in schril contrast met de overdonderende wildgroei van autonome organisatie op de werkvloer.

De repressie lijkt er evenmin in te slagen mensen te isoleren of af te schrikken. Het meest brute en bloederige voorbeeld, dat van Port Said, heeft dagen van protest en rellen veroorzaakt in verschillende steden. Net als de aanval op een manifestante dat deed. Vrouwen voelen de adem van de repressie in hun nek, maar blijven aanwezig. Nog niet zo lang geleden was er een betoging naar aanleiding van de vrijspraak (door de militaire rechtbank) van militairen die vrouwelijke manifestanten in maart 2011 aan een maagdelijkheidstest onderwierpen. Betogers droegen een bord waarop een vrouw werd afgebeeld met een hand tegen haar mond, symbool voor het verplichte stilzwijgen over agressie tegen vrouwen in de patriarchale maatschappij. Of wat dacht je van vrouwen die een salafistische kuisheidspolitie met knuppels bewerkten en hen voor de ogen van de massa met stampen de straat opjaagden, toen deze hen kwamen lastig vallen met hun beschuldigingen van onkuisheid? Het leger schiet tijdens protesten inmiddels op de ogen van manifestanten, net als zij een massaal gebruik van Amerikaanse traangasbommen inzetten. Zij sluiten mensen op en veroordelen ze voor de militaire rechtbank. En toch, de vastberadenheid blijft rechtop.

En dus?

Er staat veel op het spel, en er zijn er velen die hun revolutie nog lang niet willen begraven, hun veroverde vrijheid nog lang niet willen bedekken met een nieuwe slaafsheid. Net als er ook anderen zijn die terug willen keren naar orde en stabiliteit, misschien die mensen die onder Moebarak best wel tevreden waren. Vandaag komt het erop aan door te gaan met het experiment van vrijheid. Het experiment van de zelforganisatie van de strijd zoals men die heeft kunnen ervaren op het Tahrirplein, zoals men die ervaart in de autonome strijdorganisatie op en rond de werkvloer, het experiment met wederzijdse hulp etc. Het komt erop aan de moed te bewaren, zich niet te laten intimideren door de moordende repressie, de revolutionaire hoop niet op te geven. Net als het erop aan komt alle leiders te wantrouwen, alle politiek te verwerpen, zich niet te laten vertegenwoordigen, op geen enkele manier, zoals dat al gebeurde op Tahrir, waar zij die in naam van Tahrir gesproken hebben hiervoor steeds terug op hun plaats gezet zijn. De vertegenwoordiging is het begin van het opnieuw uit handen geven van de veroverde vrijheid. Het komt erop aan het conflict met het leger door te zetten, met de politiek, de loonslavernij, het patriarchaat en ook die andere terreinen aan te snijden: die van het nationalisme en de religie als obstakels voor de vrijheid, als dwangbuizen met een eindeloze reeks aan bevelen en verboden.

Het lijkt dat er naast de massabijeenkomsten, de rellen, de protestbetogingen en samenkomsten nood is aan een vermenigvuldiging van die andere manieren om de politiek en de economie van het land te destabiliseren en ineen te doen storten. De staking is er één van, net als de directe aanval (op gasleidingen, op ambassades, op de muren die het leger bouwt om betogingen onder controle te houden). En deze dienen overal uit te deinen, hand in hand met de zelforganisatie die in staat is om het hoofd te bieden aan een leger of islamitische krachten die zichzelf zullen opwerpen als organisatoren en vangnet van de crisis wanneer de economie in elkaar stort.

Tot slot komt het er tijdens dit alles op aan om alle evidenties, alle normen en waarden die men tot dan toe als eeuwig beschouwd had, blijvend in vraag te stellen.

Dit artikel werd eind maart 2012 geschreven.

Muren van het leger, muren van de revolutie—-

Mohammed Mahmud Straat, straat waar vele gevechten plaatsvinden en waar in november meer dan veertig mensen stierven. Toch wordt de straat ook de straat van de ogen van de vrijheid genoemd (Sharei’ uyuun al-hurriyyah), of zoals een man die een muurschildering maakte die de doden van Port Said herdenkt het uitdrukte in een interview: “Deze straat wordt straat van de dood genoemd, of straat van de vrijheid. Voor ons is dit de straat van het leven, de straat waar de echte verandering geboren zal worden.”.

In deze straat bevindt zich een erg lange muur van de universiteit, een muur die altijd vol graffiti staat, anti-SCAF boodschappen, portretten van mensen die gestorven zijn tijdens de strijd,… De muur werd al vaak gekuist door het leger. Tevergeefs. Revolutionaire graffiti vind je overigens overal terug, het is een wijdverspreide praktijk. Op het Tahrirplein werd een grote anti-verkiezingsboodschap geschilderd: Vote for nobody, nobody will keep their promises, nobody listens to the poor, nobody cares.

Na de gevechten in november (toen het leger inhakte op een sit-in van mensen die gewond zijn geraakt tijdens de revolutie) en december (toen het leger klappen uitdeelde op het ontblootte lichaam van een manifestante), werd de muur in de straat van de ogen van de vrijheid door de universiteit verhoogd. Het antwoord hierop was een bestorming van en plundering van het universiteitshoofdkantoor, waarbij verschillende veiligheidsagenten verwond werden.

Als tactiek tegen protesten, heeft het leger een reeks muren gebouwd in Caïro, die betogers moet verhinderen om naar het Ministry of Interior Forces te gaan. Ook in de straat van de ogen van de vrijheid wordt er een muur gebouwd. In februari 2012 breken buurtbewoners en revolutionairen de muur weer af.

Port Said—-

Wat er in februari 2012 gebeurde te Port Said is exemplarisch voor de staat waarin Egypte zich momenteel bevindt. Verschillende Ultra-groepen hebben sinds het uitbreken van de revolutie deelgenomen aan de protesten en de rellen en worden hiervoor algemeen erkend als de kracht die in staat was om te vechten, net als de kracht die leven bracht in de brouwerij van eender welke saaie betoging. De implicatie van deze voetbalsupporters in de revolutie toont ons tot in welke mate we hier praten over iets dat iedereen in de samenleving raakt. Dat deze Ultra’s een doelwit vormen van de contrarevolutionaire krachten zou niet mogen verbazen. Toen de Ahly supporters uit Caïro tijdens deze match aangevallen werden terwijl het leger stond toe te kijken, lieten meer dan 70 mensen het leven, de grootste slachtpartij in de hele Egyptische revolutie tot nog toe.

Deze opgezette slachtpartij heeft woede ontketend bij het volk, en gedurende enkele dagen vonden er betogingen en rellen plaats in verschillende Egyptische steden (Caïro, Suez, Port Said, Alexandria), waarbij verschillende mensen overleden zijn. De tenten van “thugs” die in de buurt van Tahrir opgeslagen stonden, werden in brand gestoken door woedenden.

Het lijkt erop dat de repressie de maskers steeds verder afrukt van zij die het volk wijsmaken dat ze hun leven zullen veranderen, en de vastberadenheid om te blijven vechten enkel verstevigd.

Nucleocratie op z’n Belgisch

January 24th, 2013 by Salto

Deze tekst heeft twee doelen. Het eerste doel is het opmaken van een niet-exhaustieve stand van zaken van het Belgische nucleaire programma. Hierbij breken we uit het beperkte kader dat het nucleaire beschouwt vanuit een elektrische (kerncentrales) en militaire (bommen) invalshoek. Het tweede doel is dat we onszelf een aantal instrumenten proberen te geven, zonder te verdwalen in een té ingewikkelde theoretische analyse. Dat we het nucleaire programma in België situeren en in het bijzonder hoe het zich inschrijft in de logica van de (politieke, economische en militaire) macht, en deze onderhoudt.

Wetenschap en macht

De nucleaire technologie en haar promotoren zijn de gedegenereerde telgen van de oude incestueuze relatie tussen een bepaalde wetenschapsvisie en die macht. Het nucleaire heeft door haar buitensporigheid de logica die aan de basis ligt van die wetenschapsvisie tot een toppunt gevoerd, ook al kennen de gelukzalige wetenschappers in termen van toppunten en grootheidswaanzin geen grenzen. Wie weet welke ondenkbare afschuwelijkheden ze ons nog bekokstoven.

Het is een redelijk wijd verspreide gedachte dat er langs de ene kant neutraal en onbaatzuchtig wetenschappelijk onderzoek zou bestaan en langs de andere kant min of meer goede of slechte toepassingen ervan door de industriëlen, militairen of politiekers. Het is nooit zinloos om tegen deze gedachte in te gaan door eraan te herinneren dat de “pure”, “neutrale” wetenschap niet bestaat en nooit bestaan heeft. De geschiedenis van de wetenschap trekt gezamenlijk op met die van de industriële bloei en de vorming en consolidatie van de moderne staten. Als hij onderzoek wou voeren, zijn hypotheses als geldig wou doen aanvaarden, heeft de wetenschapper altijd zijn weldoeners, zijn fondsenverstrekkers (staten, industriëlen, militairen) moeten overtuigen van de winst die ze eruit zouden kunnen halen. De wetenschappelijke visie die zich opgelegd heeft, is degene die concrete toepassingen heeft geleverd voor de industrie; die de perfectionering van oorlogsmachines en bewakings- en controle-instrumenten van de staten uitgewerkt heeft; die haar het nodige prestige leverde voor haar culturele uitstraling. Doordat hij de nodige instrumenten aan de macht levert voor diens behoud en uitbreiding, is de wetenschapper een onmisbaar deel geworden van de macht.

We leven in een periode van veranderingen waarvan de uitkomst onzeker is. De mondiale politieke en economische systemen ondergaan mutaties die zich ook in de wetenschappelijke middens laten voelen. Het is zeker dat de technologieën een erg belangrijke rol spelen in deze mutaties. Ten eerste omdat de staten en bedrijven zich enkel kunnen invoegen in de stroom van mondiale handel doorheen de technologische wedren en de spitstechnologie in het bijzonder. Machtige staten zijn staten die erin slagen om de technologische sprong te maken die hen op militair en commercieel vlak in het voordeel plaatst, en dan hebben we het nog niet over de instrumenten die deze nieuwe technologieën bieden ter controle van de bevolking.

Ten tweede spoort de hoge graad van toenemende complexiteit en dus specialisatie van het hedendaagse onderzoek de wetenschappelijke programma’s aan om zich in te schrijven in transnationale projecten. Hoe meer het onderzoek zich specialiseert, hoe minder de onderzoekers een beeld hebben van het geheel waarin hun onderzoeken kaderen, en hoe meer ze zich ontdoen van verantwoordelijkheid ten opzichte van de mogelijke toepassingen en gevolgen van hun onderzoek.

Tenslotte zagen we de laatste jaren ook de massale intrede van industriëlen in de onderzoekseenheden en een privatisering van het onderzoek. Zonder één of andere illusie te willen onderhouden over de gouden tijd van het openbaar of fundamenteel onderzoek, betekent dit dat de fondsenverstrekkers alsmaar explicieter een concrete afzetmarkt eisen voor het wetenschappelijk onderzoek dat ze subsidiëren.

Deze twee tendensen hebben tot algemeen gevolg dat de ruimte van kritiek (zelfs als die vaak erg ambigu geweest is) wegsmelt, de ruimte van kritiek tegen die wetenschappelijke visie en dat soort onderzoek in de schoot van de wetenschappelijke middens en erbuiten.

Op het nucleaire domein is een typisch voorbeeld van deze nieuwe tendens het project ITER1. Als transnationaal project bij uitstek, zou men zich kunnen afvragen waarom er zoveel staten aan deelnemen, terwijl het project op een bodemloze put lijkt en de mogelijkheden om er concrete toepassingen uit te halen op het eerste zicht erg ver weg lijken. Voor de staten en de wereld van de industrie (en dat is ook de etalage waarlangs het project verkocht wordt), biedt ITER op (erg) lange termijn de mogelijkheid van een onuitputtelijke energiebron om de energie-vretende economie te laten draaien. In welke mate de regeerders en wetenschappers zich bewust zijn van het bedrog van zulke belofte, valt nog te zien. Maar wat ITER reeds nu aanbiedt is de technologische kennis, de opgedane ervaring. Daarom worden er over de hele wereld universiteiten en onderzoekscentra, IT industrieën en militaire sectoren gemobiliseerd om te werken rond dit kernfusieproject. In België nemen daar dus niet alleen de verschillende universiteiten aan deel2, maar ook bedrijven (gecoördineerd door het platform ITER Belgium), het Centrum voor Nucleaire Studies en de Koninklijke Militaire Academie.

Het nucleaire op z’n Belgisch

België is een klein land dat geen aanspraak kan maken op een bepaald statuut van macht. Het heeft er langs de ene kant alle belang bij om te investeren in hooggespecialiseerde domeinen met hoge toegevoegde waarde (spitstechnologie) en langs de andere kant om deel te nemen aan transnationale projecten die het land direct toegang geven tot de technologische kennis. Het Belgische nucleaire programma moet in dat opzicht beschouwd worden.

Het meer zichtbare deel van het Belgische nucleaire programma zijn de kerncentrales van Doel en Tihange, die voornamelijk gebouwd werden om een zekere autonomie inzake energie te bekomen.3 Die autonomie is deels illusoir omdat het uranium dat als brandstof dient niet te vinden valt op het Belgische grondgebied. Eveneens illusoir omdat de Franse nucleaire lobby 4 altijd een belangrijke plaats heeft ingenomen in het project, eerst onder de vorm van EDF (Electricité de France) en nu dus GDF-SUEZ, vermits de uitbater van de kerncentrales, Electrabel, een filiaal is van de Franse groep. Naast GDF-Suez nemen aan de uitbating van de Belgische kerncentrales ook nog de andere vleugel van de Franse kernlobby deel, Areva, en de Amerikaanse kernlobby Westing House. De kwestie van de kernenergie is uiteraard centraal voor de economie van de staten, niet zozeer in termen van directe winst, maar omdat ze de rest van de economie doet draaien. Dat is de reden waarom er veel kans bestaat dat de kernenergie, tenzij er een werkelijke weerstand zou ontstaan (van hier of geïmporteerd van de Franse buur), een stralende toekomst tegemoet gaat.

Dat is dus het erg zichtbare aspect van het Belgische kernprogramma. Maar het feit dat België één van de meest nucleaire landen van de wereld is, is niet alleen te danken aan haar lokale en naburige centrales (Borsele, Gravelines, Chooz), maar ook aan de nucleaire installaties waarmee het grondgebied bezaaid ligt. In het noorden, in de Kempen, winnen de streken rond Mol en Dessel de hoofdprijs. Daar bevinden zich het Centrum voor Nucleaire Studies met haar drie experimentele reactoren en een vierde in aanbouw5, Belgoprocess dat een deel van het kernafval bewerkt en verpakt en tenslotte de verschillende stortplaatsen voor radioactief afval. Een beetje meer naar het oosten, in Kleine Brogel, bevindt zich de NAVO-basis die een twintigtal Amerikaanse kernkoppen herbergt, een sympathieke erfenis van de Koude Oorlog. In het zuiden, nabij Charleroi, hebben de inwoners van Fleurus het plezier om de lekken te ondergaan van het Nationaal Instituut voor Radio-Elementen (IRE), één van de zes grootste laboratoria ter wereld die radio-isotopen produceren voor medisch gebruik. Tenslotte zijn er nog alle laboratoria, ziekenhuizen en onderzoekseenheden die hun eigen kleinere nucleaire installaties hebben of die nucleair materiaal gebruiken.

De nucleaire geneeskunde is een beetje een Belgische specialiteit. Er is niet alleen het IRE in Fleurus, maar ook de Ion Beam Applications (IBA) in Louvain-la-Neuve, de wereldleider inzake productie van deeltjesversnellers voor medisch en industrieel gebruik. De IBA is een typisch voorbeeld van de onderlinge verbindingen tussen de verschillende nucleaire takken. De IBA zit zowel op de markt van de sterilisering (bijvoorbeeld van medische producten) en de ionisering, op die van de radiotherapie en van de productie van radio-isotopen als op de markt van de pasteurisatie van voedsel.

Aanvaarding en gewenning

Wat zijn de instrumenten die de nucleocraten zich verschaffen om hun programma te doen aanvaarden, voorbij de logica die het nucleaire voortbrengt? Na Tsjernobyl hebben de nucleaire staten geïnvesteerd in de creatie van instellingen die bedoeld zijn om het bestaan en de voortzetting van het nucleaire programma te legitimeren. De ontstaansgrond van deze instellingen is zowel het weinig efficiënte beleid van stilzwijgen, als ook de grove leugens die de nucleocraten hanteerden tot aan Tsjernobyl; als een meer algemene tendens van de politiekers om het beeld van een pseudo-transparantie te gebruiken als legitimering. Het idee is simpel: de bevolking de indruk geven dat ze beschikt over informatie en dat ze in het debat betrokken wordt om zo de kritiek de mond te snoeren. Het gaat wel degelijk over pseudo-transparantie omdat de woordenschat van het debat uiteraard bepaald worden door de nucleocraten zelf. Maar bovenop de aanvaarding van het kernprogramma, dienen deze instellingen om de bevolking te doen wennen aan het leven in een besmette omgeving.

In die optiek werd het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle opgericht (FANC). Dit Agentschap, dat voorgezeten wordt door de voormalige directeur van een kerncentrale, beroept zich op een veronderstelde wetenschappelijkheid om de angsten van de bevolking te beheren, doordat het beweert de graad van ernst van “ongelukken” in de kerninstallaties bekend te maken en te meten. Het FANC is erg typerend voor die beleidswissel. Het is niet meer echt “alles gaat goed” maar eerder “het risico is beheersbaar”. De zogenaamde “aanvaardbare” normen zijn de vrucht van politieke onderhandelingen6. Net dat feit wordt verdronken in de stroom van wetenschappelijkheid waarmee het Agentschap beweert de ongelukken te definiëren. Er bestaan geen aanvaardbare normen, alleen maar bevolkingspolitiek.

In dezelfde optiek wordt het burgerdebat over het type van kernafvalopslag georganiseerd door het NIRAS (Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstoffen). Haar slogan: het kernafval is een collectieve verantwoordelijkheid. Nadat ze gigantische winsten hebben opgestreken door een duurzame verwoesting van de omgeving en haar wezens, nadat ze de samenleving onomkeerbaar afhankelijk hebben gemaakt van de wetenschappelijke kennis of zelfs van de wetenschappers zelf, zijn de nucleocraten dermate cynisch dat ze de verantwoordelijkheid willen delen met de bevolking. Dat is het gelaat van de participatieve burgerdemocratie: met goede wil de rampzalige gevolgen van de politiek van de machtigen beheren.

In dezelfde orde van ideeën zijn de simulaties van kernongevallen7 en natuurrampen een element geworden in het arsenaal van de staten om te doen wennen aan een leven in staat van crisis en om de bevolking te controleren. Dat is des te duidelijker in België waar gezien de grootte en de bevolkingsdichtheid van het land, geen enkel nucleair reddingsplan in staat zou kunnen zijn om de bevolking te evacueren, tenzij dan de evacuatie van de voltallige bevolking uit het Belgisch grondgebied. We zagen hoe in Tsjernobyl, net zoals in Fukushima en tijdens de nucleaire proeven van de Sovjet-Unie in Kazachstan8, bepaalde delen van de bevolking gedwongen worden (omdat ze niet de middelen hebben om te vertrekken en/of omdat de autoriteiten hen foute informatie verstrekken9) om te overleven in besmette gebieden, om van de dodelijke omgeving hun nieuwe normaliteit te maken. De simulaties laten de staat en de ordetroepen ook toe om bij te leren inzake beheer en controle van de bevolking.10

Tenslotte zou het ook de moeite waard zijn om even stil te staan bij de rol die de nucleaire geneeskunde speelt in de veralgemening (en dus de aanvaarding) van het voortschrijden van het nucleaire in de maatschappij. Het gebruik van nucleaire instrumenten en procedés zit diep verankerd in de medische instellingen. Het gebruik ervan onder meer voor diagnoses en radiotherapie, wordt zelden in vraag gesteld. Maar gaat het daar niet over een logica die eigen is aan het ziekenhuis, dat elke ruimte om haar praktijken in vraag te stellen afgrendelt? Net als de genetisch gemanipuleerde organismen voor medisch gebruik, baseert de nucleaire geneeskunde zich op een onderliggende chantage die het lichaam van het individu diep treft: het nucleaire of de dood. Instituten zoals het SCK (Studie Centrum voor Kernenergie) schuiven dit onderzoeksdomein naar voren om zich een goedwillend of zelfs onbaatzuchtig gezicht aan te meten. Achter de façade dienen hun onderzoeken en experimenten ook voor het onderzoek naar de brandstof voor de bestaande en toekomstige kerncentrales, de radiobescherming, de kernfusie, de ontsmetting en het onderzoek naar de modaliteiten voor de opslag van kernafval,… en last but not least het maatschappelijke aspect van de nucleaire kwestie, te verstaan: aan de regeerders het kader van de debatten over het nucleaire verschaffen.

De nucleaire geneeskunde is een erg emotioneel onderwerp dat moeilijk aan te snijden valt. Het ontbreekt de anti-nucleaire kritiek aan een werkelijk onderzoek naar de genealogie van de oplegging van het nucleaire in de medische wereld en het gebruik ervan als legitimering voor het nucleaire programma in haar geheel. Deze genealogie kan slechts uitgetekend worden in nauw verband met die van de bloei van een bepaald type van geneeskunde dat gebaseerd is op de overheersing van de lichamen, op rentabiliteit en op de ziekenhuis-fabriek. Die kritiek moet dringend ontwikkeld worden, want tenzij je voor struisvogel speelt kan niemand nog de enorme toename van kankers en andere stralingsziektes rondom ons ontkennen. Als we niet de tijd nemen om ons te wapenen in ideeën en praktijken, zullen we onszelf op korte of lange termijn overleveren aan de willekeur van de medische en nucleaire lobby.

Zoals zo vaak wanneer het nucleaire thema wordt aangesneden, lijkt het beeld erg somber. Het is zeker dat de nucleocraten geloven dat ze ons een onafweerbare slag hebben toegebracht. Ze denken dat hen een eindeloze toekomst verzekerd is. Voor ons gaat het erom ons hier en nu middelen te verschaffen om die arrogantie in een lastig parket te brengen. Om te beginnen door ons te ontdoen van de angst voor de voortdurende dreiging van een nucleaire apocalyps die op onze geesten weegt. De angst is een slechte stuwkracht. Ze spoort de individuen over het algemeen aan om zich onder de greep te plaatsen van degenen die hen veiligheid beloven – en dat hebben de nieuwe beheerders van de staat, ondersteund door hun experten, goed leren uitbuiten.

Vervolgens, pistes uitwerken om de horizon van het mogelijke terug te openen. Deze horizon zal openbarsten als we in staat zijn om ons zowel uit te rusten tegen de nucleocratische strategieën van aanvaarding, ruimtes te scheppen waar de omwenteling van de sociale verhoudingen vorm kan krijgen, als hun zwakke punten aan te vallen. En die zwakke punten zijn talrijk: afvaltransporten, hoogspanningslijnen, bedrijven, verschillende plekken en evenementen waar hun evidenties worden geproduceerd en verspreid…

Tenslotte, de kwestie uitbreiden. De rol van wetenschappers moet opnieuw gepolitiseerd worden, hun pseudo-neutraliteit aangevallen, hun verantwoordelijkheden in het behoud en de uitbreiding van de overheersing aanwijzen. De verschillende chantages waarop het nucleaire stoelt onderuit halen: chantage van energieconsumptie, medische chantage,…

Op onze weg zullen we alsmaar meer botsen op de burgerideologie met haar illusie van een medebeheer van de stronthoop, met haar deelkritiek, met haar groen kapitalisme (hernieuwbare energie), met haar burgerdebatten… Daarom kan een werkelijke anti-nucleaire strijd het in België niet stellen zonder een consequente kritiek van de logica van de democratie.

Het nucleaire, met haar kleine broertjes GGO’s, nanotechnologieën & co, is een apotheose van een bepaalde geschiedenis van de wetenschap in dienst van de macht. Maar door haar totaalaspect biedt ze ook een ruime keuze aan invalshoeken tot het in vraag stellen van het geheel van de sociale verhoudingen die haar gecreëerd hebben en die zij op haar beurt onderhoudt.

1De kernfusie is een oud, totaal megalomaan onderzoeksproject. Sinds 2005 bouwen meerdere machten (Europese Unie, Rusland, USA, Japan, China, Zuid-Korea en Indië) in het Franse Cadarache aan de ITER of Internationale Experimentele Reactor voor Thermonucleaire fusie. Wetenschappers zullen er proberen om gedurende enkele minuten de reacties na te bootsen die plaatsvinden in de kern van de zon, onder het voorwendsel om op die manier een eindeloze hoeveelheid energie te produceren. Dat zou volgens de meest optimistische pronostieken van de meest gelukzalige wetenschappers niet sneller lukken dan binnen vijftig of honderd jaar. Maar dat doet er weinig toe, want ondertussen zal de ITER tonnen radioactief afval geproduceerd hebben, als ze er al in zouden slagen om het proces te beheersen aangezien ze nog niet de technische middelen gevonden hebben om de reactie onder controle te houden.

2 Université Libre de Bruxelles, Universiteit Gent, Katholieke Universiteit Leuven, UMH Mons,…

3 Er werd daarbij gekozen voor kerncentrales die in het kernproces het plutonium voortbrengen dat gebruikt wordt in de A-bom.

4 De term ‘lobby’ kan op twee manieren begrepen worden. Vaak wordt die op benauwde manier gebezigd als term om de grote private industriegroepen aan te wijzen die druk uitoefenen op het politieke beleid, wat ertoe kan leiden om te geloven dat er een duidelijke scheiding zou bestaan tussen die groepen en de politieke wereld. Dat is uiteraard niet het geval, ook in politieke middens en binnen het staatsapparaat vind je fervente nucleocraten terug. De staat is altijd de voornaamste promotor en investeerder geweest van de nucleaire programma’s. In België werd het energiebeleid, en dus de beslissing om massaal te investeren in het nucleaire, altijd bepaald door ondoorzichtige pacten tussen politiekers, Electrabel, grote werkgevers en bepaalde vakbondsleiders.

5 De testen en het onderzoek met die nieuwe reactor zullen onder meer dienen tot de bouw van reactoren van de vierde generatie.

6 Zie Roger en Bella Belbeoch, Tchernobyl, une catastrophe.

7 Eind 2012 voorziet België een simulatie op levensgrote schaal rondom Tihange.

8 Zie de documentaire Les secrets des essais nucléaires.

9 Zie Bulletin de la Coordination contre le Nucléaire, nummer 2

10 Zie de documentaire Ceci n’est pas une simulation.

De zwanenzang van het nucleaire

January 24th, 2013 by Salto

Enkele paden voor bedenkingen rondom de ontmanteling en de herlancering van het nucleaire.

Ontmanteling van de centrales van Brennilis, Chooz A, Superphenix, van de reactor UNGG in Bugey, van het Laboratorium voor het gebruik van elektromagnetische bestraling (Lure) in Orsay, van de opwerkingsfabriek van Marcoule, van onderzoekseenheden, verwerkingsstations en opslagplaatsen voor nucleair afval van het CEA1 in Fontenay-aux-Roses, van de deeltjesversneller Saturnus in Saclay en van de verpakkingseenheid van nucleair afval van diezelfde site…

Dat klinkt allemaal als goed nieuws. Alsof de staat en de industriëlen eindelijk de weg inslaan van de stopzetting van het nucleaire. Enkele onderzoekers huilden om het verlies van hun speeltje en riepen op om “het onderzoek te redden”. Hun zaak viel moeilijk te verdedigen, want er zijn maar erg weinig mensen die het verdwijnen van hun dodelijke job betreuren. De ecologisten verheugden zich over deze mogelijkheid van progressieve afbouw – de enige kwestie zijnde die van de “goede” of “slechte” ontmanteling – en wreven zich in de handen omdat ze een rol van tegen-experten inzake technologie konden spelen. De ontmanteling bracht wel enkele enorme te regelen details in verband met kernafval met zich mee, daar was iedereen het over eens, maar over het algemeen liep alles goed in de minst slechte der werelden.

Nochtans is er iets dat daar niet rijmt… De term ‘ontmanteling’ is eerst en vooral een vanalles-en-nog-wat-term die uiteenlopende werkelijkheden verhult. Er zijn gevallen waarin de term ‘sluiting’ van civiele of militaire nucleaire installaties betekent, en in heel wat andere gevallen gaat het slechts over een ‘renovatie’ om het verouderende nucleaire park langer te kunnen doen draaien, of over een ‘aanpassing’ aan nieuwe economische en politieke omstandigheden.

Sommige installaties waren simpelweg overbodig geworden en werden al sinds lange tijd niet meer gebruikt. In dit zachte Frankrijk waar het leven zoet is, is het onderzoek op het nucleaire domein sinds de jaren 50 een prioriteit en daarom vereisen vele laboratoria een serieuze afstoffing. De deeltjesversnellers Saturnus 1 en Saturnus 2 werden gebouwd in de jaren 50 en 60 en waren bestemd voor de fysica van hoge energieën op de site van het CEA van Saclay. Sinds respectievelijk 1977 en 1997 zijn die niet meer in gebruik. Aan het begin van de jaren 2000 werden ze gedemonteerd. En aangezien de opslag van het afval ter plaatse ook serieus begon af te takelen, werden de vaten opnieuw verwerkt en werden het sorteringsstation en de installaties van de commandozaal gerenoveerd. In 2002 scheurden een aantal van die vaten tijdens hun ophaling uit de stockageputten, in 2003 ontstond er een beginnende brand, maar dat veroorzaakte volgens de gendarme van het nucleaire (ASN2) “geen exterieure besmetting, noch gevolgen voor de arbeiders.” En we kunnen gerust zijn, de site van Saclay gaat haar nucleaire activiteiten nog niet stopzetten, aangezien er zich een fabriek bevindt voor de productie van capsules met radioactief materiaal voor medisch gebruik (CisBio), die opgekocht werd door de Duitse industrieel Schering, die aan het speerpunt van het onderzoek inzake nucleaire geneeskunde staat. Wanneer we dus aan het creperen zullen zijn van een kanker die te maken heeft met de diverse en uiteenlopende smeerlapperijen van deze wereld, zullen deze charmante wetenschappers ons kunnen bombarderen met bestralingen die misschien andere kankers veroorzaken, maar een “minste kwaad” zullen vormen voor de proefkonijnen die we zijn.

Maar laten we geen kwaad spreken. Het is waar, er zijn gevallen waar de ontmanteling inderdaad overeenkomt met ‘stopzetting’. De reactor van Chooz A (het oudste deel van die kerncentrale) werd inderdaad stilgelegd. Daarna werd de nucleaire brandstof eruit gehaald en de annex-installaties werden gedemonteerd. Dit wil evenwel niet zeggen dat er een stopzetting is van de nucleaire activiteiten: de andere reactoren (Chooz B) blijven draaien en daarenboven is de site kandidaat voor de verwelkoming van de EPR (European Pressurised water Reactor), een kernreactor van de nieuwe generatie. Het wil evenmin zeggen dat de bewoners van de streek en de arbeiders van de sector niet langer het nucleaire te vreten krijgen en eraan sterven. Integendeel. De ontmanteling zou volgens EDF3 de productie van tienduizenden tonnen giftig en radiotoxisch afval betekenen, waarvan tienduizend ton in vloeibare vorm na enkele maanden van opslag ter “controle” en ter “neutralisering” ter plaatse, in de Maas zullen gekieperd worden. Het is zeker slechts de zoveelste laag vervuiling die bovenop de lagen van twee eeuwen industriële ontwikkeling komt. Nochtans veroorzaakt het radiotoxisch afval van de ontmanteling van Chooz A, afval dat zogezegd “beperkt” en “onvermijdelijk” is, schade die op een andere manier nog duurzamer is. En als toppunt van dat alles zal deze verwoeste zone het label van “regionaal natuurpark” krijgen! De ontmanteling is dan niets anders dan een verhulling van de ellende om ons te doen geloven dat het mogelijk is om de besmette gebieden te “rehabiliteren”.

Het nucleaire heeft dit aanzienlijke voordeel: de radioactiviteit is niet zichtbaar en haar gevolgen laten zich vaak pas vele jaren later voelen, wanneer het al te laat is. Deze lieve nucleocraten hebben dus eens te meer het gezegde kunnen waarmaken: “Niets gezien, niets gebeurd”.

Daarom had onze beslist slinkse geest er zin in zich te buigen over de gewichtige rapporten van de verschillende nucleaire autoriteiten inzake ontmanteling. Die leggen openlijk uit dat de experten en industriëlen nog niet beschikken over de nodige kennis ter zake, aangezien de problemen ‘nieuw’ zijn. Maar dankzij hun competenties en hun zin voor verantwoordelijkheid, moet je je daar geen zorgen over maken. Volgens hen is nog geen enkele ontmanteling slecht verlopen, en elke “opgedane ervaring” komt als een “succes”. En er zijn vele rapporten om dat te “bevestigen”. Terwijl gewoonlijk discretie geboden is bij activiteiten in verband met het nucleaire, heeft het onderwerp van de ontmanteling niet te lijden onder eenzelfde soort omerta. De nucleocraten zijn zo breedvoerig omdat een deel van de inzet is om bilans op te maken die gebruikt zullen worden om geautoriseerde normen en certificaten op internationaal niveau vast te leggen. Op die manier zullen ze nog meer vrij spel krijgen, aangezien het reglementeringssysteem op maat gemaakt zal zijn.

Ondertussen, daar zijn ze het over eens, blijft er nog dat probleem van het afval van de ontmanteling, maar daarvoor zouden technologische oplossingen in de maak zijn. In Bure (in de streek van de Marne) geven de wetenschappers bewijs van een geweldigeinventiviteit door ons te doen slikken dat ze in staat zijn om de evolutie van de nucleaire terreinen en het kernafval op honderdduizenden jaren te voorspellen en te controleren: ze begraven het alsmaar dieper, ze gokken op de ondoordringbaarheid van de rots en de klus is geklaard!

Al deze rapporten geven de indruk dat het belangrijkste vooral is om ervoor te zorgen dat het nucleaire geen bron van ongerustheid wordt. Samengevat, om er een sociaal aanvaardbaar proces van te maken. Voor hier en voor elders. Aangezien de staat en de industriëlen hopen om nucleaire installaties in het buitenland te kunnen verkopen om te voldoen aan alle soorten noden van het kapitalisme, is het van groot belang te veinzen dat je er gewoon eens met de borstel kan overgaan, om een schijn van properheid in scène te zetten. En als de herlancering van het nucleaire zich niet echt vertaald heeft in de verkoop van vele centrales, dan zal het vooropstellen van de kennis inzake ontmanteling alleszins toelaten om te doen geloven dat de hele nucleaire keten ‘onder controle’ is: van het begin tot het einde moet de illusie gewekt worden dat deze technologie geen enkel onoverkomelijk probleem op lange termijn stelt. Want het einde van het processus en de onopgeloste vraag “Wat doen met de installaties die hun beste leven gezien hebben?” kwamen over als de Achillespees van het hele kernverhaal. In deze omstandigheden bereidt de ontmanteling absoluut niet de stopzetting van het nucleaire voor, maar garandeert er de sociale aanvaarding van, op nationaal zowel als internationaal niveau.

Zeker, zal u zeggen, er komen stemmen op tegen deze stand van zaken. Er zijn inderdaad wat ecologistische burgers die de ene techniek veroordelen om er een andere voor in de plaats te stellen. Over het algemeen kan je gerust zijn, de experten en tegen-experten waken voor ons. Ongelukkig genoeg is er ook daar nog iets dat niet rijmt. Of de reactor van een centrale nu in stukjes gekapt wordt om naar elders vervoerd te worden (La Hague, Siberië, Somalië, Marokko, Adriatische Zee…), of overdekt wordt met een laag beton naar het voorbeeld van de sarcofaag van Tsjernobyl, enz…, lijken al deze ‘oplossingen’ drogbeelden: ze lossen helemaal niets op. De leiders van Areva4 of van het CEA hebben daarenboven het lef om te beweren dat het grootste deel van het kernafval kan gerecycleerd worden. Maar het bedrog bestaat erin te zeggen dat wat naar het buitenland verstuurd wordt, daar hergebruikt wordt… terwijl ze maar al te goed weten dat daar niets van waar is. Het bestaat er ook in te zeggen dat wat in zee gekieperd wordt niet meer bestaat en dat wat als wegophoping gebruikt wordt, geen enkel opmerkenswaardig risico betekent! Het is sociaal gezien delicaat om enorme radioactiviteitspieken achter te laten op de plekken zelf die dat voortbrengen, dus verspreidt men het kernafval maar over de vier uithoeken van de planeet, kernafval waar men zich toch niet van kan ontdoen. Het ligt er dan misschien wel erg dik bovenop, maar zolang het ermee door kan, hebben die flinke nucleaire koppen geen reden om te stoppen. Ze beweren daarenboven dat ze “begaan zijn met de toekomst”. En daar is bewijs van: in 2009 zijn ze zijn naar de klimaattop in Kopenhagen getrokken omdat ze zich beladen voelden met een ‘missie’: één van de grootste smeerlapperijen van de menselijke geschiedenis laten doorgaan voor een “propere” energie.

Men zal terloops de relatieve façadewissel appreciëren. Het is niet langer taboe om te wijzen op het probleem van het kernafval in de media. Het moet ook gezegd worden dat de nucleaire keuze op enkele decennia zoveel schade en zulke bedreigingen voor het leven op aarde heeft voortgebracht dat het voor de macht onmogelijk geworden is om er nog op dezelfde manier als vroeger mee om te gaan. Zoals in de goeie oude tijd waar het volstond om puur en simpel de problemen van het nucleaire te ontkennen. De staat blijft tot op zekere hoogte dit beleid van geheimenis voeren, maar voegt daar ook een tweede laag ‘transparantie’ en een derde laag ‘democratie’ aan toe; ze veinst om de ‘burgers’ te betrekken in het beheer van de aan de gang zijnde ramp. Het beheer van de bergen radioactief afval is er één van de beste voorbeelden van. Volgens een recept dat wat verfijnd werd: blijf het gros van de problemen ontkennen, geef er in de media een deel van toe, doe vooral alsof je de koe bij de hoorns wil vatten, neem de mening over van je vroegere tegenstanders die verheugd zullen zijn om eindelijk de rol van prinselijke raadgever te mogen spelen die hen zo lang ontzegd werd, meng alles door elkaar: iedereen zal er het mee eens zijn, je hebt de risico’s beperkt, verplaatst, uitgesteld… bij gebrek aan ze uit de weg te ruimen. Kortom, tegenover de gevaren van het nucleaire die je niet meer kan verbergen, geef je je moeilijkheden toe, je raadpleegt een aantal experten en zelfs tegen-experten, je kan dan vragen aan de bevolking om met uitstel van executie vertrouwen te schenken aan de techno-wetenschap van morgen om de problemen op te lossen die de techno-wetenschap van vandaag veroorzaakt heeft.

Er is nog altijd iets dat daar niet rijmt… De goeroes van het atoom mogen dan wel rivaliseren qua verbeelding, de kwestie kan niet herleid worden tot de keuze van een technologische oplossing die vooronderstelt dat de veiligheid van de nucleaire ketting ‘op en top’ gemaakt kan worden. Het probleem is fundamenteler: het probleem is om een proces op gang te brengen en eraan deel te nemen dat, van waar je het ook aanpakt, monsterlijk is. Monsterlijk omwille van de miljoenen jaren levensduurte van de radioactieve elementen, monsterlijk omwille van de bommen waarvan de vernietigingscapaciteit niet meer aangetoond moet worden, monsterlijk omwille van het ‘verraderlijke’ karakter van het nucleaire, waarvan enkele ingeademde of ingeslikte microdeeltjes volstaan om jaren later kankers te veroorzaken. Monsterlijk omwille van de controle en militarisering die het impliceert, monsterlijk omwille van de kolonisatie van de vrijheid waartoe het leidt. De staat speelt dus de rol van brandweer-pyromaan: ze stelt zich voor als degene die de huidige en toekomstige veiligheid van de bevolking garandeert, als degene zonder wie je niet kan. Maar ze vergeet te vermelden dat het net zij is die deze stronthoop gemaakt heeft. Alles geschiedt alsof er geen piloot meer aan boord van het vliegtuig is: men zet verder wat opgestart werd, men probeert zo goed en zo kwaad mogelijk het ergste te vermijden, men verbetert wat verbeterd kan worden, men probeert zelfs pionier te zijn inzake de materie, ondertussen maakt men wat winst, maar zonder zich ooit af te vragen wat een keuze geweest is en een keuze blijft.

De ontmanteling is dus slechts een supplementaire episode van de transformatie van de planeet in een laboratorium ter grootte van de natuur. En dit proces is al lang geleden begonnen, in het bijzonder op het militaire domein waar het soms de naam “ontwapening” meekrijgt. In tegenstelling tot de beweringen van de media die ons zouden willen doen geloven dat de ontmanteling nog maar net begonnen is, is het in feite geen ‘nieuwigheid’. De strategische raketten met plutoniumkoppen werden bijvoorbeeld al jaren geleden naar de lommerd gebracht.

Maar, zal je antwoorden, er is toch een domein waarop de ontmanteling een ware vooruitgang betekent! Je kan er zelfs nog aan toevoegen dat deze wereld misschien niet perfect is, maar dat je ook weer niet pessimistisch moet zijn, want de staten zijn niet meer betrokken in dezelfde waanzin als vroeger. Je stoelt je bewering op enkele wijselijk uitgezochte voorbeelden, zoals het feit dat de grootmachten in 1995-1996 nieuwe verdragen over een uitbreidingsstop van het nucleaire getekend hebben, dat de kernproeven op Mururoa (eiland in Frans-Polynesië) beëindigd werden, of nog de meer recente beslissing om binnenkort de oude nucleaire testsites van Moronvilliers (in de Champagnestreek) te sluiten… En je besluit: “Dat is toch een stap vooruit!”

Maar er is jammer genoeg nog altijd iets dat daar niet rijmt… Stemmen met kwade bedoelingen zullen in je oor een goed bewaarde evidentie fluisteren: de staten hebben van de noodzaak een deugd gemaakt. De gigantische raketten uit de Koude Oorlog waren goed voor het schroot en La Hague5 dient naast andere plekken als kerkhof voor de radioactieve materie die ze droegen. Na vijftig jaar onderzoek en proeven met nucleaire bommen, en daarna met de erg krachtige thermonucleaire bommen, viel daar geen enkele grote verbetering meer van te verwachten. Het zijn dus technische, maar eveneens strategische redenen die toelaten om deze richtingswijzigingen te begrijpen die verborgen gaan achter de zoete woorden van ontwapening en ontmanteling.

Met de Iter6 in Cadarache of de Megajoule Laser7 op de site van Barp (in de buurt van Bordeaux) die binnenkort thermonucleaire micro-explosies moet uittesten, worden naast andere zaken de nieuwe wapens voorbereid, dankzij een meer verfijnde studie van de fysica van explosies. En de onschuldige term “simulatie” waarmee deze gigantische installaties beladen worden, wil de bevolking doen geloven dat ze niet gevaarlijk zijn.

In werkelijkheid willen de staten, zelfs de laatste nieuwkomers bij de club van het Internationaal Atoomagentschap (IAA) dat gesteund wordt door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), geen stap terugzetten inzake nucleaire bewapening. De grootmachten gooien gewoon op het schroot wat niet meer werkte, of wat omwille van politieke redenen onmogelijk gebruikt kon worden. Het is in feite niet denkbaar om de zoveel dagen Hiroshima’s te veroorzaken. Met deze nieuwe laboratoria willen ze kernwapens ontwikkelen met veel minder kracht, wapens die dan sociaal acceptabel en dus bruikbaar worden. De VN, de IAA en de WHO weigeren van nu af aan het verarmd uranium – dat massaal gebruikt wordt door de coalitielegers sinds de Golfoorlog – te categoriseren als nucleaire munitie. Want vandaag vrezen de verfijnde militaire strategen minder de botsingen tussen grootmachten naar het type van de Koude Oorlog, en meer de conflicten tussen maffia’s en lokale staten, en oncontroleerbare revoltes – van “stadsguerrilla’s” tot “sloppenwijkoorlogen” – om het in hun termen te zeggen. Ondanks deze nieuwe misselijkmakende bommen die het theoretisch onderscheid tussen kernwapens (geschikt voor afschrikking) en conventionele wapens (geschikt voor het gevecht) vertroebelt, moet evenwel één punt benadrukt worden: dit zal nooit iets anders zijn dan ‘scenario’s’, dan ingebeelde plannen. In de werkelijkheid gaat het er vaak heel anders aan toe dan hoe de denkende koppen van het Pentagon en elders gewenst hadden, zoals de Iraakse en Afghaanse modderpoelen aantonen.

Er is wel degelijk iets dat rijmt. De ‘ontmanteling’ verbergt in feite de vernieuwing en modernisering van het civiele, militaire en in het bijzonder het experimentele nucleaire park. De “herlancering” is dus heel wat ruimer dan wat de ecologistische en nucleaire lobby’s verstaan wanneer ze zich focussen op het energieprobleem. Het is niet alleen een kwestie van de bouw van nieuwe centrales, of men nu ‘tegen’ de elektronucleaire weg is zoals één of andere anti-nucleaire groep, of ‘voor’ zoals EDF. Zowel de enen als de anderen zijn gek genoeg om de huidige vernieling mee te willen beheren en hebben daarenboven het lef om zich voor te doen als ‘realisten’. Langs de ene kant moeten tegenover het ‘gebrek’ en de ‘schaarste’ die om de hoek loert, de centrales vervangen worden door velden buildings in windmolenvorm, en moet een kazerne-ecologisme aanvaard worden met alsmaar meer regels en vrijwillige verplichtingen in een alsmaar minder leefbare wereld. En langs de andere kant, tegenover de alsmaar grotere noden van de maatschappij, zouden de staten geen keuze hebben en noodzakelijkerwijze beroep moeten doen op het nucleaire met alle problemen van dien. Zowel de enen als de anderen verzwijgen het geheel aan belangen die de herlancering van het nucleaire omhelst. Dat geheel kan maar moeilijk begrepen worden wanneer je de kwestie van de macht van de staten niet in overweging neemt.

In ieder geval volgt het de evolutie van het moderne kapitalisme: de productie is nog steeds een centraal element, maar het meesterschap ervan hangt alsmaar meer af van wetenschappelijke en technologische innovaties. Zonder die innovaties blijven aanzienlijke delen van de activiteiten en instellingen van het kapitalisme – van de industrie tot het leger – ontwapend achter. Het nucleaire ontsnapt niet aan deze nieuwe regel: bovenop de verkoop van centrales in het buitenland, proberen staten zoals Frankrijk en de Verenigde Staten aan het speerpunt van het onderzoek te staan, en dat vormt voor hen een ware ‘troef’. De Laser Integratie Lijn (LIL)8 is nog maar net af op de site van Barp of ze wordt al overstelpt door onderzoekers uit de hele wereld die reservaties afsmeken om de ongelooflijke gunst te krijgen van enkele minuten ‘simulatie’.

De tendens is de internationale hergroepering van de voornaamste operatoren, in het bijzonder de elektrische, en het geïntegreerde activiteitenmodel met alles wat dat betekent aan ‘partnerships’ en vorming van ‘concurrentiepolen’. Men begrijpt daaruit dat de nucleaire tak erg aandachtig is voor wat de technologie van morgen zal doen: de Research & Development (R&D), maar ook de kwesties van reglementering op mondiaal niveau met een specifieke toepassing voor de productie van certificaten en geautoriseerde normen die dus op maat gemaakt zullen worden; de ontwikkeling van de toelevering (bodempeilingen, onderzoek naar nieuwe verwerkings- en verrijkingstechnieken), van de afname (de tak van de verwijdering en verplaatsing van kernafval), en van de scholing (met de bloei van vele masters, seminaries en conferenties). En tenslotte de invoering van een panel industriëlen die in staat zijn om tegemoet te komen aan de noden van de hele nucleaire keten. Wie de meest competitieve en aantrekkelijke activiteitenpool heeft, zal het halen. Wie, van EDF tot Areva, de mondiale specialist inzake ontmanteling zal worden onder dekking van de ASN. Wie, van Bouygues, Cegelec Energie, Vinci en zelfs de NGO Wise Paris Investigation Plutonium, zich op de eerste linie zal weten te bevinden, aan de zijde van firma’s zoals Onet Industrie en Techman, gespecialiseerd in de opkuis en rehabilitatie van besmette zones. En we mogen ook de laatste vampieren niet vergeten, stijl Adecco en Manpower, die elke dag meer interim-arbeiders naar de nucleaire sites sturen om zich te laten bestralen, net als alle andere dienstleveringsbedrijven enz… “Business & Development”, hun toekomst is veelbelovend…

Alles bij elkaar genomen wil heel deze bedrijvigheid rond de herlancering van het nucleaire en de zogenaamde ontmanteling de bevolking het onaanvaardbare doen aanvaarden: overleven ten midden van de nucleaire stront, met de staat in de rol van beschermer in naam van ‘onze’ veiligheid. De staat wordt in het beheer van deze morgens, die niet op zich zullen laten wachten om een toontje lager te zingen, vergezeld door de kokende hersens van het kernonderzoek. Als verfijnd strateeg heeft ze NGO’s en andere ecologistische groepen erin kunnen betrekken, die omwille van hun partiële en oppervlakkige kritieken van het nucleaire toelaten om de mallemolen te laten verder draaien, met als extra krediet democratisch te zijn. Getuige daarvan de platonische protesten van de associatie Tsjenoblaye, lid van het ‘Reseau sortir du nucléaire’9, tegen het project van de megajoule Laser… met als reden dat de Laser Integratie Lijn reeds ruimschoots voldoende was! Als je hen bezig hoort zou dit prototype geen synoniem zijn voor de wapenwedloop, en zou het geen enkele weerslag hebben op het militair onderzoek. Is het nodig om te verduidelijken dat een deel van deze ecologisten naar het model van het ‘Reseau sortir du nucléaire’ wetenschappers zijn die, terwijl ze veinzen wat bezorgd te zijn over de toekomst, gehecht blijven aan hun job en verkiezen de gevolgen ervan niet te zien. Ziedaar waarom ‘het onderzoek’ niet ‘gered’ moet worden… Gehoord of niet, hun argumenten doen nooit iets anders dan een bestaande dat niet meer leefbaar is, verder te ontwikkelen.

De macht en haar raadgevers mogen zeggen wat ze willen, er zullen altijd gigantische problemen verbonden blijven met het nucleaire. Problemen die geen oplossing kunnen hebben in deze wereld omdat ze niet uitsluitend gaan over de huidige en toekomstige gevolgen voor de gezondheid van deze technologie, maar ook over de manier waarop ze ons nog meer van ons leven onteigent. De macht van het nucleaire vermenigvuldigt die van de staat, vermenigvuldigt de angst die het inboezemt, de angst dankzij dewelke de staat heerst. En die angst gaat heel wat verder dan de angst voor de gendarme: van de angst om geatomiseerd te worden à la Hiroshima, over de angst voor een energietekort, naar de angst voor de minste fout. Sinds Tsjernobyl erkennen de nucleocraten zelf dat “een fout menselijk is”, terwijl ze dat decennialang ontkend hebben toen ze beloofden dat ze in staat waren om het monster te temmen in eender welke omstandigheden. Maar het nucleaire is de wereld van de urgentie, de wereld van al snel verwoestende kettingreacties, en dus ook van de verlamming: ze eist van de individuen het onmogelijke, de voorafgaande en totale kennis van wat kan gebeuren. Daardoor verbiedt ze om afstand te nemen tegenover onverwachte situaties en vereist ze bijna ogenblikkelijke beslissingen die zware gevolgen hebben. Ze grendelt ons heden en onze toekomst nog meer af door ons nog afhankelijker te maken van de bestaande maatschappij. Te beginnen met de afhankelijkheid van de atoomgoeroes die, hoe gediplomeerd ze ook mogen zijn, de ‘veiligheid van de installaties’ alsmaar meer toevertrouwen aan computers in de hoop dat die sneller zullen reageren dan zijzelf. Maar daar waar de individuen zelfs niet meer de mogelijkheid hebben om fouten te maken en op z’n minst de mogelijkheid hebben om er gezamenlijk over te discussiëren om ze te overstijgen, is de vrijheid een illusie. Wat overblijft is de formele vrijheid om in de supermarkt van de technologieën de technologie te aanvaarden die op voorhand geselecteerd werd door de staat om de ‘bevrediging’ van onze veronderstelde energienoden te verzekeren. Wat overblijft is de toegestane vrijheid om koopwaar aan te schaffen, om zich te verkopen aan de hoogste bieder, om te verhandelen, te ondernemen, te concurreren. Wat overblijft is de afgemeten vrijheid die bestaat uit het braaf aanvaarden van hun voorrechten en het spelen van aan het infuus gelegde proefkonijnen in een alsmaar dodelijkere wereld, op straffe van nog sneller te creperen. Omwille van het zwaard van Damocles dat het nucleaire boven onze hoofden heeft gehangen, is het erin geslaagd om een rijk in te stellen dat geen enkele tiran tot op dat punt had weten te concretiseren: de duurzame onderwerping.

Maar het nucleaire mag dan wel lijken op een tentakelmonster, het blijft echter niet minder een reus op lemen voeten. Zoals de meeste van de huidige vormen van de overheersing, is haar sokkel fragiel aangezien die ook berust op de aanvaarding van degenen die haar ondergaan. Omdat het nucleaire, door de technologische kracht die het ontketent en concentreert in de handen van de staat, en ook door de hypotheek die het heeft weten te leggen op de vrijheid, deel uitmaakt van de fundamentele kwesties, hangt het slechts van onszelf af om het nucleaire en de wereld die het produceert aan te pakken. Zeker, niemand zinnig heeft er zin in door ongepaste daden de komst van één of ander ongeluk met tsjernobyliske gevolgen te bevorderen. Maar zoals we doorheen deze tekst gezien hebben, valt het nucleaire universum niet te herleiden tot de bestaande nucleaire installaties. Het is heel wat breder dan wat je je op het eerste moment inbeeldt: van de universiteiten via de ecologistische instellingen (de ware aanvullende troepen van het IAA, het CEA, enz…) tot aan de bedrijven. Al die actoren laten het nucleaire toe verder te bestaan, en verdienen dus door ons met schande overladen te worden.

Eigenlijk gaat het erom tegenover de formele, door de staat en haar lakeien toegestane, afgemeten en gereglementeerde vrijheid, een andere vrijheid te stellen. Een vrijheid die, verre van onze ruimtes vast te pinnen en terug een systeem in te voeren van gebiedende normen en wetten voor allen en in alle omstandigheden, daarentegen de aftasting aanvaard, in een anti-autoritair perspectief dat alle institutionele logica weigert. Een proces dat zonder terug te vallen op de opvattingen, middelen en instellingen eigen aan de huidige wereld, experimenteert om zich te ontdoen van alle autoritarisme, door alle bemiddelingen te weigeren die klaarstaan om de mechanismes van de overheersing weer in te voeren. Een vrijheid zonder recept, een aandachtige en veeleisende spanning.

En tenslotte, zoals die ene het zei, is niet de kracht van de bom belangrijk, maar waar ze valt…

November 2009

 

1 Commissariat à l’Energie Atomique, een instelling die verbonden is met de Franse overheid, en zich bezig houdt met onderzoek in verband met nucleaire technologieën en hun toepassingen.

2 Autorité de Sûreté Nucléaire, een dienst die in naam van de Franse staat de veiligheid controleert van alle nucleaire activiteiten.

3 Electricité De France, vergelijkbaar met het Belgische Electrabel.

4 Een gigantische Franse multinational die vooral bekend staat voor het bouwen en beheren van nucleaire infrastructuur.

5 Een gebied in het noordwesten van het Franse schiereiland Cotentin, in het departement Manche, in Normandië.

6 International Thermonuclear Experimental Reactor, een internationaal project dat de bouw inhoudt van werelds grootste en meest geavanceerde kernreactor in het zuiden van Frankrijk.

7 Een experimenteel toestel dat CEA in Frankrijk aan het bouwen is. Het toestel zou in staat zijn om 1.8 Megajoule aan laserenergie te leveren door middel van een vorm van bestraling.

8 Een onderdeel van de Megajoule laser.

9 Een Franse anti-nucleaire organisatie die aan het eind van de jaren negentig werd opgericht en waar ondertussen meer dan achthonderd kleinere organisaties deel van uitmaken. Het is een reformistische organisatie die haar oppositie tegen het nucleaire vooral stoelt op ecologische overwegingen, en het gevaar dat het nucleaire zou betekenen voor de democratie.

Stadslucht

January 24th, 2013 by Salto

Stap mee op de toerbus. Maak een ritje door hun stad. Wolkenkrabbers van blikkend beton en staalhard glas. Het stadscentrum is een winkelcentrum in open lucht. Kasseien en authentieke middeleeuwse stenen als decoratie. Een afgelijnd en ingeperkt grasperkje als groene excuustruus.

Netwerken boven onze hoofden, onder de grond. Ze trekken grenzen, verdelen het territorium, controleren, sluiten uit. Zoals een onzichtbaar netwerk met betaalkaarten als toegangspasje. Zoals poortjes naar een netwerk waarin niemand onzichtbaar blijft. Openbaar vervoer, massatransport om permanent brandstof te leveren voor de economie.

De stad als vijandige omgeving.

Mensen kruizen elkaars pad maar zitten met hun hoofd verstrikt in communicatienetwerken. Mensen lopen tegen elkaar op. Agressief gedrag.

Eénogigen registreren de afwijkingen, slagen alles op in hun databases. Rode vestjes, paarse jassen, gekruiste armen, traag voorbijrijdende auto – blauwe streep, meststof voor paranoïde waanbeelden die elk moment realiteit kunnen worden.

Sociale mix is het excuus voor pestgedrag tegen de armen. Multiculturaliteit zegt de verkoopfolder, ‘s morgens naar de Marokkaanse bakker, ‘s avonds naar de Libanees of waarom niet eens de Chinees. De middenstand ziet er wel brood in.

De burger die trouw heeft gezworen aan de democratie, doet zijn zeg voor de televisiecamera’s of bij gebrek daaraan, drukt op de reactie knop om zijn opinie nog eens te ventileren.

Kijk om je heen, mis geen photo opportunity, adem in, maar niet te diep. De zuurstof in je longen is een constante bron van kanker. De stadslucht is, net zoals de stad zelf, een contradictie in zichzelf. Een metafoor voor het leven en de dood, de chaos en de orde in permanent conflict.

Wandel met mij mee, neem een kijkje in mijn stad. Ik heb het hier en daar wat bijgekleurd. Want nadat stadsplanners hun perverse creativiteit aangevuurd door macht en geld hebben botgevierd, is het mijn beurt.

Geen artistiek gelul, geen bijdrage aan of verfraaiing van.

Voor geruststellende kleuren vlucht je weg achter je televisiescherm.

Storende elementen voor de geesten die enkel orde begrijpen. De ideologie van de netheid is de ideologie van de controle, is de ideologie van de openbare orde, is de ideologie van de staat. Dus slaagt mijn hart telkens een slag sneller als ik weer opmerk, die daad.

Iemand heeft buiten de lijntjes getekend.

De stad als plaats waar individuen constant de wanorde voeden.

Voorlopig heeft de stad van de orde de bovenhand. Tot een moment van georganiseerde wanorde. Tot een ontmoeting van deze daden en die individuen.

Wij

January 24th, 2013 by Salto

Volgens de bekende uitspraak van Mark Twain zijn redacteurs en mensen met lintwormen de enige mensen die het woord “wij” mogen gebruiken, maar naar ons weten heeft niemand ooit een grondige analyse gemaakt van de machtsrelaties verscholen in deze enkele lettergreep. “Wij” klinkt egalitair, gemeenschappelijk en samenwerkend, terwijl het vaker wel dan niet verwijst naar hiërarchische en dwingende sociale relaties. Fascisme, laten we het niet vergeten, is ook een vorm van collectiviteit.

In onze eerste onderzoeksfase hebben we verschillende varianten van “wij” ontdekt, hoewel dit allesbehalve een volledige lijst is:

De Wij van de leider: “… en we zullen onze levens geven, als het nodig blijkt, om ons vaderland te beschermen!”

De Wij van de manager: “We hebben de productiviteit met 25% kunnen verhogen dit jaar, en dat zullen we terug zien in de winsten.”

De Wij van de baas: “We moeten dringend deze keuken opkuisen, binnen het half uur.”

De Wij van de oppas: “Zijn we een beetje geprikkeld vanavond? Misschien is het tijd voor ons om naar bed te gaan?”

De Wij van de supporter: “We gaan naar de wereldbeker dit jaar!” Natuurlijk ga jij!

De Wij van de activist: “Whose streets? Our streets!” Van wie precies?

De Wij van de partij: “Nu de fabrieken in de handen zijn van de arbeiders, kunnen we beginnen met de creatie van het paradijs op aarde voor de Mensheid!” (net voor een eenrichtingsreis naar Siberië)

Wij van Zamyatin: Een onderschatte roman waaruit Orwell veel inspiratie heeft geput voor 1984.

 

Sommige vormen van Wij verwijzen naar totaal mythische sociale lichamen: de Wij van de burger bijvoorbeeld, omvat alle mensen die verenigd worden door het burgerschap, die op haar beurt gegeven wordt door de natiestaat, zelfs als bepaalde burgers zich kritisch achten ten opzichte van die staat. Andere vormen, zoals de Wij in identiteitsvorming, willen zelfbewuste sociale lichamen creëren door een mythische gemeenschappelijkheid voorop te stellen op basis van indirecte bewijsvoering.

Veel verschillende vormen van collectieve processen zitten verscholen in “Wij”. In de wereld van de politiek omvat ze de democratische Wij – “We hebben gestemd voor het buitenzetten van 40% van onze leden” – en de consensus Wij: “We hebben er vier weken over gedaan om een paragraaf te schrijven die ik in drie minuten had kunnen schrijven!”

Een anarchistische uiteenzetting van het woord Wij kan niet volledig zijn zonder een onderzoek naar de Wij van de propagandist. Deze Wij is verre familie van de “koninklijke” Wij*, omdat het allesbehalve een Wij is. De Wij van de propagandist is vooral populair onder radicalen die willen overkomen alsof ze helemaal alleen een coherente sociale beweging omvatten. Een vlijtige stamboomdeskundige zou er een geschiedenis van kunnen uittekenen. In het beste geval is deze Wij hoopvolle inbeelding; in het slechtste geval, is het de Wij van de toekomstige despoot, die fantaseert over het op poten zetten van een leger van mechanisaties omdat hij zich geen andere vorm van relaties kan voorstellen.

Met deze ambiguïteit in het achterhoofd, welk gebruik van het woord “Wij” is nog mogelijk? Wij (daar is het, “wij”!) zouden de lezer willen wijzen op de bekende grap waarin Tonto en de Lone Ranger achtervolgd worden door een bloeddorstige horde van zogenaamde indianen:

“Het ziet ernaar uit dat we in de problemen zitten, makker,” stelt Lone Ranger vast.

Waarop Tonto: “Wat bedoel je met ‘wij‘, blanke man?”

*De gedachte achter de koninklijke Wij – de pluralis majestatis – is dat een monarch of een andere hoge piet altijd spreekt voor zijn of haar volk. Op dezelfde manier wordt naar de beslissingen van de gemeenteraad verwezen als die van “de” stad, eerder dan van het bestuur van die stad. Bijvoorbeeld; “Jarenlang heeft de stad Leuven vruchteloos geprobeerd in het centrum haar inwoners te verhinderen om ‘s nachts op straat alcohol te drinken.”