In de buik van de sfinx

Enkele bedenkingen over opstand en revolutie naar aanleiding van Egyptische indrukken

 

Hetgeen in dit artikel geschreven staat pretendeert niet volledig te zijn, en nog minder is het de uitgebreide opsomming van alle opeenvolgende feiten die je al dan niet op een beeldscherm terug kan vinden. Het is een poging om dieper te graven en een betekenis te geven aan een hoop van opgedane indrukken. Het is een poging om hedendaagse vragen te stellen over opstand en revolutie, een bijdrage tot de noodzakelijke discussie hieromtrent.

 

In het kort… voor wie helemaal niet mee was…

Toen in januari 2011 de straten over heel Egypte volliepen met mensen die het einde wilden van hetgeen hen belemmerde te leven (de 30 jaar durende dictatuur van Moebarak, de folterende politie, de economische uitbuiting en honger, naast exuberante winsten en overvloed, net als de patriarchale verstikking van het individu, man en vrouw, jong en oud[1]), was er geen stoppen meer aan. Angst werd van zich afgeworpen, mensen gooiden zich letterlijk in het gevecht. De dood van elke martelaar was een reden voor nog meer mensen om mee te vechten en door te zetten.

Men kwam de straten op voor brood, voor het einde van de armoede en het aftreden van de rijke president met zijn woede opwekkende paleizen. Maar ook voor vrijheid, voor het leven zonder duizenden barrières (waarvan geld er één is, maar niet de enige), en voor het verdwijnen van de dictatuur. Tot slot voor sociale rechtvaardigheid, voor het einde van de uitbuiting en de opheffing van de privileges.[2] Hetgeen aangevallen en verwoest werd, toont deels het karakter van de opstand aan: overal flikkenkoten in brand gestoken, uitgefikte partij kantoren, geplunderde winkels en uitgebrande kapitalistische symbolen.

Na 18 dagen draagt Moebarak de macht over aan veldmaarschalk Tantawi van de Supreme Council of Armed Forces (SCAF), hetgeen in Egypte als een parallelle machtsstructuur met de staat is. 40% Van de Egyptische economie bevindt zich in de handen van deze maffia (waaronder de productie van tal van basisproducten voor gebruik in Egypte), net als het grondgebied van de Sinai onder diens controle staat, en vele terreinen in heel het land in hun bezit zijn of door hen geclaimd worden (waarbij een vaak extreem arme bevolking weggejaagd wordt door soldaten). Er bestaat een verplichte legerdienst met een ter beschikking stelling van het leger gedurende 15 jaar.

De politie die tijdens de 18 dagen van opstand is moeten wegvluchten in hun ondergoed (hun uniform was een vrijgeleide om onder algemene toestemming gelyncht te worden), verdween uit het straatbeeld. Hun aanwezigheid werd niet meer getolereerd, maar nu was het het leger die mensen de grond op sloeg en arresteerde, opsloot, veroordeelde (voor militaire rechtbanken), die op protesten schoot met gassen en kogels. Onder het meer dan een jaar durende SCAF-regime werden er honderden mensen gedood, net als er mensen voor de militaire rechtbank veroordeeld en opgesloten werden en mensen gefolterd en seksueel geagresseerd werden. Het leger dat tijdens de 18 dagen door velen nog op handen gedragen werd als zijnde “één hand met het volk” profileerde zich als zijnde wat het is: één hand met de macht, en kreeg hierdoor een onherstelbare deuk in haar imago.

Onder het SCAF-regime ging alles verder als altijd; de honger, de uitbuiting, de leugens, de ketens. En nu nog steeds. We zijn twee jaar verder, en de hoop en euforie van het geslaagde gevecht tegen de dictator vertonen nu vaak tekenen van depressie, want niets is veranderd, het nieuwe leven waarvan men proefde tijdens de 18 dagen lijkt ver weg. De Freedom and Justice Party (de politieke partij bestaande uit voornamelijk moslimbroeders, maar niet enkel) is intussen aan de macht en Mohammed Morsi is president, maar ze worden uitgespuwd. Als de moslimbroeders voor de opstand op een grote steun konden rekenen, dan is dat omdat zij vaak aanwezig waren met liefdadigheid, daar waar de staat afwezig was, in de armere buurten en de sloppenwijken. Nu zij zich nestelen in de staat en de kapitalistische politiek doordrijven, voelen velen zich uiteraard gedegouteerd om te merken dat de straten waarin ze leven nog steeds kapot zijn, de honger nog steeds aanwezig,… En dus…gaat het door. Talloze partijkantoren van de moslimbroeders werden al in de fik gestoken, net als er vele confrontaties plaatsvonden tussen langs de ene kant moslimbroeders en hun geallieerde religieuze fracties (zoals de salafisten), en aan de andere kant de revolutionairen en andere woedenden. Deze straatgevechten (waarbij aan beide kanten doden vallen, en waarbij inmiddels langs beide kanten sporadisch gebruik gemaakt wordt van vuurwapens) kunnen dus niet enkel gelezen worden als gevechten tegen de moslimbroeders en de Freedom and Justice Party, het zijn evenzeer gevechten voor de voortzetting van de opstand, tegen een nieuwe macht die het leven van mensen onmogelijk maakt.

Het karakter van de opstand

25 Januari was een maatschappelijke explosie, de samenkomst van verschillende broeiende conflicthaarden die de boel deed ontploffen. Het was onvoorspelbaar en onvoorstelbaar, maar het kwam niet uit de lucht vallen.

Het is aan velen hun oren voorbij gegaan zijn, maar protest tegen Moebarak was er al lang, bijvoorbeeld in 2003, aan het begin van de invasie in Irak. Net als overal ter wereld vormde dit ook in Egypte aanleiding tot protesten. Omdat Moebarak besloot om het Suez kanaal te openen voor wapentransport van de VS, werden er tijdens de bijeenkomsten specifieke slogans geroepen tegen de dictator. In 2008 vond er in Mahalla, één van de belangrijkste industriesteden, een algemene staking plaats, die begeleid werd door massale protesten, rellen, betogingen tegen Moebarak, tegen corruptie en prijsstijgingen. Om de beginnende opstand de kop in te drukken, streken er op 6 februari duizenden flikken neer in de stad, waren er massale arrestaties, werd de elektriciteit twee nachten op rij uitgeschakeld, vonden er huiszoekingen plaats in vele huizen in de Nijldelta. In de zomer van 2010 werd de jonge Khaled Said in Alexandria op straat doorgeslagen door de politie, hetgeen een beweging tegen politiefolter op gang bracht. Naast deze gepolitiseerde bewegingen was er ook de sociale conflictualiteit op straat die zich uitdrukte. Een andere politiemoord bijvoorbeeld werd beantwoord met het in brand steken van het desbetreffende flikkenkot.

De maatschappelijke beweging die Moebarak in 2011 na 18 dagen van gewelddadige confrontatie deed vluchten, kent dus een voorgeschiedenis, waarvan hier slechts enkele voorbeelden aangehaald werden. Ook de specifieke dag zelf, 25 januari, was geen toeval. De opstand kreeg een duw in de rug door de activisten die al enige tijd protesten organiseerden op 25 januari (de nationale flikkendag), net als door een golf van stakingen, door woedende revolte omwille van electorale fraude, politiefolter en armoede, net als door het enorme revolutionaire elan aangestoken door de recente gebeurtenissen in Tunesië. Dit geheel zorgde ervoor dat de massa mensen waarmee de straten volliepen ontsnapte aan alle verwachtingen, en controle. Het boezemde zelfs angst in bij hen die gewend waren met een duidelijke omkadering te protesteren. 25 Januari was de eerste dag van een volksopstand.

Deze opstand trekt onze anarchistische aandacht omwille van haar wild en horizontaal karakter, het ontbreken van een politiek etiket, een gemediëerde boodschap[3]. Er bestaat evenwel niet zoiets als een “zuivere” opstand. De biddende mensen op Tahrir tonen bijvoorbeeld eerder de continuïteit van de overheersing aan dan de breuk ermee, maar dat wil niet zeggen dat het hier over een religieuze opstand zou gaan (met als eindresultaat een moslimbroeder president en een nieuwe grondwet gebaseerd op de sharia). Doorheen de woelige wateren van de voorbije jaren heeft deze opstandigheid vele facetten aangeraakt; het is een opstandigheid die gedragen en uitgediept wordt door mensen vertrekkende vanuit wie ze zijn, en niet vanuit het ideaalbeeld van één of andere revolutionair. Die uitdieping blijft verdergaan, en lijkt nu ook alsmaar meer de mogelijkheid te bieden om ook religie als dusdanig in vraag te stellen.

 

Brood en rozen

Een vaak terugkerende kwestie in discussies over opstand is de vraag of het de condities dan wel de droom zijn die mensen ertoe brengen in opstand te komen. Het is duidelijk, moesten mensen tevreden zijn met de onderdrukkende condities waarin ze leefden (en onder deze condities horen zowel deze voortgebracht door het kapitalisme als die in stand gehouden door het patriarchaat,…)[4], dan zouden ze nooit in opstand zijn gekomen. 25 Januari was een explosie van woede, een revolte, maar de woede kan niet de enige drijfveer zijn, gezien woede zichzelf snel weer opbrandt.

De koppige beslistheid om komaf te maken met de onderdrukking kreeg haar impulsen ook van een revolutionair elan dat de droom van een ander leven doet tintelen, en deze droom werd gevoed doorheen de ervaringen van de 18 wonderlijke dagen van opstand. Het is onder andere dit elan dat ervoor zorgt dat we telkens weer verrast worden door nieuws over Egypte op zijn kop. Het is één van de noodzakelijke zuurstoffen die het vuur tot op vandaag brandende houdt. Als het realisme hier het overwicht zou nemen, zou er geen nood meer zijn aan repressie, dan blust men preventief zijn eigen vuur.

Het niet de bedoeling om dit elan hier te verheerlijken als de grote oplossing voor alles. Er is nood aan iets dat ons animeert om tot actie te komen, zeker, iets dat ervoor zorgt dat we de beslissing maken om onze angsten overboord gooien. Maar dit lost de revolutionaire kwestie niet op. Want na het ontwaken uit de roes van deze intense ervaringen, kan de kater wel eens te zwaar doorwegen om nog door te zetten wanneer het minder leuke deel van het gevecht aanbreekt. Men zou wel eens te zeer in de war kunnen geraken door de confrontatie tussen de droom en de lelijke wereld die ons omgeeft, zo zeer teleurgesteld, depressief en in de war dat men het helemaal niet meer weet. Een heldere kijk op de zaken blijft dus evenzeer noodzakelijk, en dit om te kunnen komen tot de juiste vragen, die kunnen leiden tot het goede begrip over hoe te handelen.

 

De tsaar is dood

Om het pad te effenen voor de sociale revolutie moest in Rusland de legende van de tsaar gedood worden. Die legende verbond de onderste lagen van de bevolking, doorheen fascinatie en aanbidding, met de toplaag van de autocratie. Tientallen jaren lang probeerden revolutionairen de tsaar te doden in de hoop daarmee komaf te maken met de volksaanbidding. Toen de revolutionaire groep Narodnaja Volja in 1881 daar eindelijk in slaagde, bleek zelfs de dood van de tiran niet te volstaan om zijn aura, het geloof in een helpende kracht van bovenaf definitief te breken. De weg bleek lang en was een mozaïek van individuele aanslagen, revoltes, ontnuchtering, bloedige repressie. Het zou tot 1905 duren, toen de nieuwe tsaar Nicolaas II aan zijn leger het bevel gaf om te schieten op de massa’s die naar het winterpaleis gekomen waren om de tsaar om toegiften te vragen, voordat dit aura, het image, het goddelijke beeld van de tsaar in stukken uiteenspatte. De vernietiging van het geloof in de macht was één van de belangrijkste opgaves in aanloop naar de Russische revolutie.

De Egyptische geschiedenis van de voorbije twee jaar heeft het aura van de politieke leiders verwoest. Dit is de eigenlijke betekenis van het verdrijven van de dictator. Samen met hem, viel het heilige en onaanraakbare aura van de president van zijn sokkel. En deze vernietigende beweging stopt daar niet. Na de deuk in het imago van het leger, gaat de beweging verder met Morsi. Men kan bezwaarlijk zeggen dat, hoewel het gewicht dat hij en zijn partij uitoefenen op Egypte, deze man en zijn partij gevreesd worden, of geliefd zijn.

De vele karikaturale afbeeldingen die men van alle soorten van leiders kan terugvinden op de muren van de steden vormen een levende getuigenis van de spottende manier waarop er naar de macht gekeken wordt. De vrees, de onaantastbaarheid, het respect afgedwongen door Moebaraks TV speechen, heeft plaatsgemaakt voor uitbundig gelach bij het aanhoren van Morsi’s stommigheden.

De opstand toonde dat de tijd van de dictatuur voorbij was en de machtigen zijn op zoek gegaan naar manieren om een nieuw politiek model te doen aanvaarden. Het verschil tussen democratie hier en democratie ginds, is dat men het daar wil installeren en dat de opstandigen daar niet zaten te wachten op een nieuwe eikel om door geregeerd te worden, maar wilden verder strijden. De extreem lage verkiezingsopkomsten in een erg bewogen land duiden dus niet op eenzelfde apathische houding zoals we die in Europa waarnemen. De lage opkomsten dragen de weigering van het geheel in zich. De verkiezingen zijn een onderdeel van de legitimering van een nieuwe macht. De focus op verkiezingen (net als op andere politieke spektakels, zoals het proces van Moebarak) wordt gezien als een afleidingsmanoeuvre, als een poging van de macht om de aandacht van de revolutionaire beweging naar zich toe te trekken, een poging om mensen hun gedachten terug binnen de door een systeem opgelegde lijnen te krijgen.

De Egyptische samenleving bevindt zich in een politieke impasse: de politiek is schuldig, en ongewenst. Politiek en verkiezingen zijn steeds weer aanleiding voor protesten, rellen, betogingen, fysieke confrontaties en aanvallen. Er is geen enkele politieke fractie die over een serieuze basis beschikt. De Freedom and Justice Party kwam aan de macht omdat zij de partij waren die op de meeste steun kon rekenen. Deze steun is inmiddels voor een groot deel aan het afbrokkelen. Maar de uiteindelijke en fundamentelere vraag is niet zozeer: hoeveel procent van de bevolking trekt er naar verkiezingen of hoeveel protesten worden er uitgelokt door een grondwet, toch veeleer: wie is er in staat om zich in te beelden dat de oplossingen voor de problemen niet moeten komen van degene die ze veroorzaakt heeft (de macht), dat het erom gaat om alle macht definitief weg te jagen. Wie is er in staat zich autonomie in te beelden; autonoom, niet in de zin van zelfvoorzienend in het midden van een massacrerend systeem, maar autonoom als ‘vrij van leiderschap’? Hoewel de macht ontheiligt is, zal men indien dit niet gebeurt toch nog altijd blijven afwachten; op een goede leider, op een oplossing die uit de lucht komt vallen, op god, op de anderen, op … Dat de machtigen de verantwoordelijken zijn van alles is ten dele waar, maar het is evenzeer het sociale weefsel, dat kluwen van verhoudingen dat de maatschappij van de macht vormt, die de situatie waarin men leeft in stand houdt. In een volgende beweging is het aan dat sociale weefsel om zichzelf te vernietigen.

 

Tekenen van sociale revolutie

Het is niet gemakkelijk om een hedendaagse invulling te geven aan wat een sociale revolutie dan wel mag zijn. Bepaalde vragen zijn er niet gemakkelijker op geworden, zo is het wegjagen van de grootgrondbezitter en het in de fik steken van zijn kasteel een noodzakelijk maar niet voldoende perspectief om het kapitalisme te vernietigen. Net als we na het liquideren van de fabriekseigenaars nog achterblijven met een vergiftigde erfenis waar we niets aan hebben. De term sociale revolutie wordt in dit artikel gebruikt om te spreken over het revolutionaire proces dat raakt aan de wortels van de samenleving, namelijk het kluwen van de sociale verhoudingen dat de overheersing in stand houdt.

Wie met een oppervlakkig oog naar Egypte kijkt, zal zeggen dat er een nieuwe macht is, en de revolutionaire mogelijkheid dus opgeborgen is, dat weeral eens alles voor niets is geweest. Want, in the end wilden mensen blijkbaar een religieuze staat. Dit is echter een grote fout, en komt voort uit het lezen van de geschiedenis met behulp van de bril die de macht aan ons gegeven heeft. Laat het duidelijk zijn: een revolutie is geen machtswissel, noch betekent een machtswissel het einde van de revolutie. De macht moet zich ook nog installeren in de hoofden van de mensen, en dit door met haar nieuwe mantra de zuurstof in de geesten die zich geopend hebben doorheen de revolutie te verstikken. In de geschiedenislessen wordt dan verteld alsof deze nieuwe ideeën verdiensten waren, terwijl deze nieuwe ideeën eigenlijk niets anders zijn dan nieuwe legitimeringen en steunpilaren voor een nieuwe orde en dus de doodsteek voor het sociale karakter van de revolutie. Deze vernieuwende ideeën zijn nooit de handen geweest die leven gaven aan de revolutie, toch wel diegenen die haar wurgden.

Soms valt het voor de media wat moeilijker te verbergen dat de rust in Egypte nog helemaal niet weergekeerd is: aanhoudende protesten en aanvallen tegen de kantoren van de moslimbroeders en het presidentiële paleis, confrontaties tussen enerzijds moslimbroeders en vazallen en anderzijds revolutionairen en anderen woedenden, blokkades van wegen, treinen, trams,… Als een revolutionaire proces eindigt wanneer er een nieuwe orde heerst in de maatschappij, kan dit met bijvoorbeeld 9427 protesten[5] sinds Morsi president is bezwaarlijk beweerd worden over Egypte. Deze uiterlijke tekenen van opstand kan men gemakkelijk waarnemen indien men er wat moeite voor doet. et niet

Maar wat speelt er zich onderhuids af? Wat maakt dat de machtigen spreken over Egypte als zijnde in een transitioneel proces, normaal voor een land na revolutie? Wat wordt hiermee bedoeld, anders dan dat de nieuwe macht nog niet aanvaard wordt, dat de hoofden van de mensen er nog niet naar gekneed werden? Met andere woorden: als het revolutionaire proces pas eindigt wanneer de situatie gemanaged wordt, wanneer er gestopt wordt met na te denken, wanneer men zich neerlegt bij de stand van zaken, wanneer men aanvaardt en zich onderwerpt aan de nieuwe ideologie, wanneer het alles verslindende revolutionaire elan verdwijnt, wanneer de wankelende sociale relaties opnieuw gebetonneerd worden door de implementering van de ideologische legitimering ervan (bijvoorbeeld het opnieuw aanvaarden van de relatie overheerser-overheersten doorheen de ideologie van de democratie), wat maakt dan dat er hier beweerd wordt dat dit nog niet aan de orde van de dag is? Wat maakt dat we hier beweren dat de revolutionaire potentie nog aanwezig is, dat er een horizon is, zowel in de hoofden van de mensen als met betrekking tot de toekomst van de maatschappij?

Het revolutionaire proces dat in Egypte reeds meer dan twee jaar met ups en downs maar toch intensief aan de gang is, heeft een soort van permanente conflictueuze breuk geforceerd waarbinnen het mogelijk wordt stappen te zetten naar een andere manier om in het leven en in verhouding tot elkaar te staan dan hetgeen de tradities een leven lang voorgeschreven hebben. De macht van de staat, het leger, het kapitaal vormen samen met de macht van de familie, de tradities, de religie en de sociale controle, een kluwen dat elkaar in evenwicht houdt. Het gevecht tegen de staat en het leger hebben een in vraag stelling geprovoceerd die ook raakt aan het sociale net. Het niet meer geloven in god bijvoorbeeld blijft een problematisch feit in een erg conservatieve samenleving, maar de twijfel aan de religie verspreidt zich (mede dankzij het beleid van de moslimbroeders), net als zij die niet langer in god geloven een reële groep van mensen wordt (die op vele vlakken buiten de samenleving komen te staan waarin het wel aanvaard wordt om Christen, Moslim of Jood te zijn, maar geen atheïst; hiernaast kan men ook mensen terugvinden die wel in een god geloven, maar niet in religie). De weigering van het strikt naleven van de religieuze zedelijkheidsregels (zoals het verbod voor vrouwen om op straat te roken, zoals het verbod op liefdesrelaties buiten het huwelijk, zoals de hoofddoek,…) forceert haar wegen in het openbare leven, net als de individuele revolte tegen de wet van de familie (die op massale schaal doorbroken werd tijdens de 18 dagen van de opstand). De rebellie tegen de volledige onderwerping van het individu aan de familie en de sociale regels uit zich in het dagdagelijkse leven. De angst voor de vader blijkt dieper geworteld dan de angst voor de staat, maar het gevecht is aanwezig. Deze tekenen van een sociale revolutie staan rechtlijnig tegenover de boodschap die over Egypte verspreid wordt, namelijk die van de aanvaarding van een nieuwe grondwet waarin de familie wordt gedefinieerd als onderdeel van het te respecteren traditionele karakter van de Egyptische maatschappij.

De sociale spanningen doorkruisen de samenleving, en dus ook het gezin. In elke familie bevinden zich bijvoorbeeld wel ergens soldaten, net als de revolte tegen de religies (christendom en islam) het hart van de familie raakt. Hetzelfde geldt voor de Moslim Broederschap (en vazallen) die geen schimmige organisatie is die zich ergens buiten de maatschappij bevindt, maar opgebouwd wordt uit leden van alle groepen uit de samenleving. De vele conflicten spelen zich dus niet enkel af tijdens protesten, maar ook in de straat van het dagelijkse leven, in families,… Hoewel velen uit angst hun revolutionaire ingesteldheid (of bijvoorbeeld religieuze afvalligheid, hetgeen tot sociale uitsluiting, en zelf de dood kan leiden) voor de juiste mensen verborgen houden, kan dit niet eeuwig verholen blijven en kan het op een gegeven moment niet anders dan familiale en sociale breuken en ontploffingen veroorzaken met onvoorspelbare deiningen tot gevolg.

Dit zijn tekenen iets dat aan het grommen is in de buik van de sfinx, en de honger naar het villen van het familiale karkas en de sociale controle is een absolute noodzaak om de rest te kunnen verslinden. Om komaf te maken met de rol van de soldaat die als een geprogrammeerde machine op mensen schiet. Om komaf te maken met de rol van de arbeider die voor een zielig hongerloon de natuur verziekt net als zijn lichaam en dat van anderen. Om komaf te maken met de rol van van de man die de vrouw op duizenden manieren controleert of de vrouw die zich op duizenden manieren aan de man onderwerpt, etc.

 

Contra-revolutie

De verschillende machten die de Egyptische maatschappij terug tot orde trachten te brengen beschikken over vele mogelijkheden. Het brute inhakken op de beweging heeft tot dusver altijd een averechts effect gehad. Het vuur verspreidt zich erg vlug in Egypte, over de grenzen van de steden heen en de woedende revolte is te zeer aanwezig om hiermee te spelen. Eerder dan een reden om angstig te zijn, zijn de moorden telkens een reden geweest om moedig te zijn en de boel op stelten te zetten. De vele portretten van martelaren die men op de muren in de steden tegenkomt, getuigen van de innige band tussen degenen die stierven en zij die verder gaan.

De fysieke wapens als stenen, stokken, een bijzonder agressief traangas en kogels worden ingezet tijdens protesten en rellen. De camionetten van de beschermers van de orde kennen inmiddels een nieuw model dat niet ontvlambaar is, met gaten om door te schieten en bedekt met ijzeren grillen die elektrisch geladen zijn (om te voorkomen dat mensen erop kruipen zoals dat gebeurt). Maar er worden ook andere middelen ingezet. Nieuwe wetten worden doorgevoerd, mensen worden na protesten gearresteerd, ook op plaatsen ver verwijderd van waar het protest plaatsvond. Het regent bevelen van procureurs om mensen aan te houden, aanklachten,… In april vond er ook een nieuw precedent plaats waarbij de stakende spoorwegarbeiders door het leger opgeroepen werden en opnieuw aan het werk gezet[6].

Op ideologisch vlak probeert men democratische pacificerende ideeën door te voeren, zoals bijvoorbeeld het idee van “vredevol betogen” dat men in de mensen hun hoofden probeert te planten, in combinatie met de angst die men hen influistert voor een voortdurende chaos. Er wordt gespeeld op het verlangen naar orde dat zich altijd bij een deel van de bevolking zal doen voelen. Er zijn er die knorren dat men vroeger tenminste respect had voor de politiekers, die zeggen dat het onder Moebarak beter was (want stabieler), net als er mensen zijn die terug naar het tijdperk van Nasser willen, èn mensen die oproepen voor de terugkeer van het leger aan de macht. Naast het idee van vredevol protest, probeert men ook de idee van verkiezingen aanvaardbaar te maken. Oproepen tot verkiezingen of instemmen met verkiezingen na een opstand dient steeds enkel en alleen om de opstand te begraven: het doet er niet toe wie de schop hanteert. Het conservatieve en angstige deel van de samenleving is in Egypte samen met het deel dat enkel een politieke verandering wil naar de stembus getrokken, en Morsi is president geworden. Over de opstand vertellen verkiezingsuitslagen ons dan ook niet meer dan dat er ook mensen bestaan die willen dat het revolutionair proces gestopt wordt. Het is een moderne techniek om tot orde te komen.

Naast de aanhoudende pogingen om een nieuw politiek systeem te doen aanvaarden, wordt er natuurlijk ook gespeeld met de reeds aanwezige pilaren van de macht, zoals het nationalisme. Op de televisie zal men spotjes kunnen zien die de Egyptische opstand (de 18 dagen) verheerlijken op een bijzonder nationalistische manier, met een overvloed aan vlaggen en de boodschap: Allen verenigt voor de toekomst van Egypte. Net als de immer verenigende en verdelende voetbalmanie[7] ingezet wordt, en het seksisme. De groepsaanrandingen die tijdens de tweede verjaardag van de opstand enige schaduw wierpen op Tahrir, werden aangezet door vazallen van de macht, maar omwille van de bestaande seksistische verhoudingen in de maatschappij vonden deze vazallen medeplichtigen onder de andere aanwezigen. Wat belangrijk is om te beseffen in het geval van deze groepsaanrandingen, is dat dit reeds voor 2011 gebeurde, en dus zeker geen gevolg is van de revolutionaire situatie zoals sommigen beweren. Deze angstige gedachten spelen enkel in het kamp van de staat, die er enerzijds op uit is om de vrouwen uit de strijd weg te duwen, en anderzijds gretig zit te wachten op allerlei oproepen om de politie terug aanwezig te maken in het straatbeeld. Zoals overal en altijd wordt het schrijnende probleem van seksisme gebruikt, enerzijds als legitimering dat vrouwen beter thuis blijven, en anderzijds als legitimering van de noodzaak van de paternalistische staat en diens ordetroepen om “zwakkeren” te beschermen. Tot slot wordt ook de religie ingezet. Zo wordt er bijvoorbeeld systematisch olie gegooid op het vuur van sektarische conflicten, en imams gebruiken hun gebed om hun gelovigen bijvoorbeeld op te roepen om te gaan stemmen, en ook voor wie te gaan stemmen.

Om af te ronden is er ook de economische repressie. De gevolgen van Morsi’s verderzetting van het neoliberale bewind van Moebarak, (de uitverkoop van Egypte aan allerlei bedrijven die de arbeiders 100% uitbuiten) en de leningen van het IMF en de EU zullen zwaar zijn. De economische terreur zorgt er namelijk voor dat mensen gebonden blijven aan de sociale verhoudingen die hen onderdrukken: de verhoudingen baas-werknemer, de familiale verhoudingen, de concurrentiële verhoudingen tussen mensen,… Wetende dat we in een wereldeconomie zitten, maakt het enerzijds moeilijk hiervoor een uitweg te verzinnen, en tegelijkertijd staat de oplossing als een paal boven water: een internationalisering van de revolutie.

 

Zijn we niet bang voor ruïnes?

Welke vragen dringen zich op in deze revolutionaire situatie in de moderne wereld? Wat kan een revolutionair perspectief zijn? Wat kan een anarchistische minderheid betekenen in deze situatie zonder duidelijke uitweg? Hier wordt niet de oplossing gegeven op vragen die ginder gesteld worden, maar enkele vragen gesteld die belangrijk zijn, voor iedere revolutionaire anarchist, waar die zich ook bevindt.

In de Egyptische situatie, is het duidelijk dat een gigantisch revolutionair elan een diepe breuk heeft geslagen in de samenleving. Echter, de ruimte die geforceerd werd doorheen het conflict en waarin men nu wat beter kan ademhalen, deze ruimte waaruit de staat werd weggeduwd en waar men aan een opbouwend werk zou kunnen beginnen denken; kan de staat deze ruimte niet opnieuw innemen van zodra de tijd er rijp voor is? Met ander woorden: is het voldoende de staat aan te vallen en weg te jagen, of dient de staat vernietigd te worden, zodat ze nooit meer terug kan keren?[8]

Vervolgens is het belangrijk om ons de vraag te stellen of het revolutionaire elan, dat een onmisbare motor is voor de revolutie, wel een voldoende motor is. Dit elan, dat een enorme hoop veroorzaakt, een soort van gelukzalige collectieve dronkenschap, zorgt ook voor een misschien wel evenredige kater achteraf: want een revolutie wordt niet gemaakt op één dag, het is een werk dat doorzetting vraagt, dat discussie vergt, dat nood heeft aan de juiste vragen. De problemen die er voor de revolutie waren, die zullen niet zo vlug verdwijnen als de dronkenschap ons doet geloven. In Egypte zou je kunnen zeggen dat het elan nog steeds aanwezig is en maakt dat mensen doorgaan, maar de realiteit vraagt meer dan dat. Het is de moeilijkste vraag van allemaal: wat nu?

Een nieuwe maatschappij wordt gebouwd op een nieuw soort van relaties onder mensen, en als de oude vormen nog overeind staan, betekent het opbouwen van iets “nieuws” dan niet noodzakelijk de reproductie van het oude, al is het in een andere vorm? Maar als we dit beseffen, dan kunnen we, binnen een revolutionaire situatie, toch niet om de vraag heen van de zelforganisatie van het leven in al haar facetten, ook het “economische”. Misschien kunnen we de vraag omdraaien, en nadenken over welke perspectieven of experimenten geen herinvoering van kapitalistische verhoudingen betekenen. In een land zoals Egypte, waar een niet-kapitalistische vorm van landbouw (federalistisch, volgens collectieven of affiniteiten, strevend naar zelfvoorziening en autonomie) mogelijks nog denkbaar is, zou de onteigening van de grond en het verjagen van de grondbezitters (leger of bedrijven) gepaard kunnen gaan met het verschijnen van nieuwe, libertaire vormen.

Het is zeker dat we als anarchisten zeker niet in de valstrik mogen trappen van het reproduceren van afhankelijkheidsrelaties. Mensen vinden altijd manieren om zichzelf te organiseren voor het overleven, wij hoeven niet tussen mensen en hun leven te gaan staan als liefdadigers die mensen aan zich binden. Maar hoe kan de mentale vernietiging van de macht (het breken met de afhankelijkheidsrelatie van hetgeen ons gebonden houdt aan de onderdrukking en de macht) dan bevorderd worden? Hoe kan men komen tot een verwerping van de technologie die ons afhankelijk maakt van de macht, zelfs voor iets zo elementair als communicatie?

Maar toch, dit geeft nog steeds geen antwoord. Want in een klimaat waar er gevochten wordt voor een andere maatschappij en dit zonder duidelijke antwoorden, dringt zich een begin van wat die nieuwe maatschappij dan wel kan zijn zich op. Hebben we de inbeelding van iets nieuws nodig om te vechten, of kunnen we in staat zijn enkel en alleen te vechten voor de vernietiging van het bestaande, de vernietiging van de onderdrukking en alles wat haar mogelijk maakt? Zijn we in staat ons in te beelden wat een vrije samenleving kan zijn, meer dan te zeggen wat we niet willen? Zijn we in staat ons in te beelden wat vrijheid is, wat vrije relaties zijn, wanneer we nog vast hangen aan teugels? En nog steeds zijn dit geen antwoorden op de vraag “wat nu?”.

En misschien komt het neer op die oude vraag: zijn we in staat om de vernietiging haar echte werk te laten doen, of zijn we eigenlijk bang voor vrijheid? Om een provocerend voorbeeld te geven: wat doe je met de Aswan-dam, die de Egyptische landbouw afhankelijk gemaakt heeft van fertilizers en andere chemische rommel, maar die er eveneens voor zorgt dat de uiterst vruchtbare Nijl niet elke zoveel maanden uit haar oevers treedt. Vermits deze dam noodzakelijk is voor het voortbestaan van het kapitalistische model (dat niet gefundeerd kan worden op het ritme van de getijen), lijkt het afbreken van deze dam een noodzaak om te kunnen experimenteren met libertaire vormen. Maar zijn we in staat om de noodzaak van ruïnes te aanvaarden?

Of: wat doe je met een maatschappij die gekneed is naar bepaalde denkbeelden en waar dus niets meer van overblijft na de vernietiging van deze denkbeelden? Zijn we er klaar voor om de denkkaders die onze sociale relaties sinds onze geboorte vorm hebben gegeven los te laten? Die denkbeelden die ons onze eigenwaarde geven, die identiteiten waaraan we kunnen vasthouden, en waarnaar we kunnen teruggrijpen in tijden van crisis. Zijn we er klaar voor om onafhankelijk te zijn, in ons denken en in ons handelen?

De vraag is wat mensen uiteindelijk tegenhoudt: de gewapende machten of het verlangen naar orde, misschien een nieuwe orde, maar toch: een orde. De revolutionairen komen onvermijdelijk tegenover deze vragen te staan, en dan dringt de finale vraag zich op: zijn we werkelijk niet bang voor ruïnes?

En als we werkelijk niet bang zijn voor ruïnes, moeten we doorgaan met het vernietigen van alle illusies, net als de huizen waarin ze geboren worden, hoe gewelddadig dit ook is.

 

De internationalisering van de revolutie

Een minstens even belangrijke vraag dringt zich op, voor ieder, ongeacht diens context. Het is die vervelende vraag van het internationalisme, die onszelf in ons ondergoed doet staan. Onze internationalistische taken zijn nochtans eenvoudig.

We moeten nadenken, over wat een revolutionair anarchistisch perspectief kan zijn in een moderne wereld. Indien dit geen gedeelde zorg is, zal er niets van komen.

We moeten de revolutionaire vlam daar waar we wonen en actief zijn aanwakkeren. De aanvreting van de macht in al haar vormen propageren.

Tot slot moeten we manieren bedenken om onze solidariteit met anarchistische revolutionairen elders uit te diepen. Dit is cruciaal en noodzakelijk. Niet enkel om te leren over opstand en revolutie, maar om doorheen discussie te kunnen komen tot een eigen begrip van wat het is dat wij kunnen doen.

Dit internationalisme is geen politiek spel. Het gaat niet over coalities die opboksen tegen elkaar, het is niet het bepalen van een programma en het zoeken van aanhangers. Het is niets meer dan het begrip dat de opstandigheid die zich elders afspeelt zuurstof nodig heeft, dat de opstand geïnternationaliseerd moet worden.

 

 

[1]              Het gaat hier over patriarchale onderdrukking in de originele betekenis van het woord, namelijk een onderdrukkend samenlevingsmodel gebaseerd op de wet van de familie. Zonder te beweren dat deze wet geen verschillen inhoud voor mannen en vrouwen, voor jong en oud, lijkt het ons belangrijk om naar voren te schuiven dat het hier over een familiaal karkas gaat. Indien dit niet overwogen wordt, gaat men voorbij aan de eigenlijke betekenis van dit specifiek onderdrukkingsmodel. Het seksisme, uiteraard zoals overal massaal aanwezig, is eerder dan een systeem, een reeks van denkkaders en ermee gepaard gaande praktijken die het systeem mede in stand houden. Maar niet enkel. Ook de economische noodzaak maakt dat mensen aan hun familie gekluisterd blijven en gehoorzaam zijn, net als de religie en de sociale controle. Wanneer men rebelleert tegen één van deze aspecten, zal men geconfronteerd worden met een repressie op alle vlakken.

 

[2]              De eisen van de Egyptische opstand zijn “Brood, vrijheid, sociale rechtvaardigheid!”.

 

[3]              Uiteraard waren er genoeg mensen te vinden om hun boodschap aan CNN te verkondigen, maar het ontbrak duidelijk aan een programma, een politieke visie.

 

[4]           Onder condities waarin mensen gedwongen worden te overleven wordt niet enkel de armoede beschouwd, maar ook bijvoorbeeld de allesoverheersing van één enkele aan te gehoorzamen droom (vb religie). Net als de wet van de familie evenzeer tot de onderdrukkende condities behoort waarin zovelen gevangen zitten. De verplettering van het individu en de onmogelijkheid van het individu om vrij te leven is één van de drijfveren achter de opstand.

 

[5] Officiële cijfers spreken over onder andere 2387 betogingen, 1013 stakingen, 811 sit-ins, 503 optochten, 482 bijeenkomsten, 1555 wegblokkades, 28 aanvallen op officiële konvooien, 18 fysieke aanvallen op staatsinstellingen en 16 uitgebrande staatsinstellingen (dit gaat alleen over de staatsinstellingen in strikte zin zoals rechtbanken of ministeries).

[6]              Zoals eerder vermeld, staat men na het uitzitten van de legerdienst nog 15 jaar ter beschikking van het leger.

 

[7]              Zie heel het gebeuren rond Port Said, dat gebruikt wordt om de concurrentiegevoelens tussen Caïro en Port Saïd aan te wakkeren tot zelfs haatgevoelens.

 

[8]     Doorheen de geschiedenis zijn er vele tragische voorbeelden te vinden van situaties waar revolutionairen de indruk krijgen dat ze de staat op de knieën hebben gekregen, terwijl die zich in feite gewoon even terugtrok om zich te reorganiseren. In die zin kunnen we een onderscheid maken tussen het terugdrijven van de staat, wat een zekere ruimte tot vrij experiment toelaat, en de vernietiging van de staat, die het quasi onmogelijk maakt dat ze, op een gelijkaardige manier, terug de touwtjes in handen zou nemen. Die vernietiging is zowel een materiëel als een mentaal gebeuren: het einde van het vertrouwen in autoriteit en hiërarchie gaat gepaard met de kordate verwoesting van wat een staat mogelijk maakt, zoals het geweldsmonopolie (door iedereen te bewapenen), de fiscaliteit (door de goudreserves of eigendomsregisters te doen verdwijnen), de leiders (door ze, al dan niet preventief, onschadelijk te maken), de repressieve capaciteit (opblazen van gevangenissen en gerechtshoven),…

 

Comments are closed.