De utopie
Ik wil al een tijd lang schrijven over bepaalde onderwerpen, en na het lezen van enkele teksten meen ik begrepen te hebben dat hetgeen waarover ik wil schrijven een gevoel is dat ook bij andere kompanen aanwezig is.
Het gaat over een vereiste die ik altijd al gehad heb, en die niet enkel nooit temperde, maar in tegendeel de laatste tijd meer en meer ruimte ingenomen heeft in mijn gedachten: ik heb het over de utopie. De idee van de utopie achtervolgt me met een nieuwe en sterke aandrang, misschien wel omdat haar zoektocht langzaamaan maar onverbiddelijk minder obsessief aanwezig is in het hart van wat we als anarchistische beweging kunnen definiëren. Dat is toch alleszins de indruk die ik heb.
Misschien komt het door de desillusies van de voorbije jaren die vandaag als nederlagen worden bestempeld, door de vermoeidheid van de opzienbarende slagen (eerder moreel dan fysiek) die altijd voor je klaarstaan wanneer je strijdt, zonder nog het nog maar over het perspectief te hebben dat zegt dat je wildste dromen nooit verwezenlijkt worden, maar het lijkt me alsof er een zekere trend in de lucht hangt die zich tevreden stelt met minder: het is beter om een kleine strijd te winnen die ons wat moraal geeft, eerder dan nog een nederlaag te begaan wanneer we een definitieve overwinning voor ogen hebben. Het is beter om de dingen van dit miserabele bestaande een beetje aan te passen dan het risico te nemen ze nooit te kunnen verbeteren wanneer je streeft naar een definitieve omwenteling. Dit tijdperk biedt ons een permanente zoektocht naar de aanpassing aan situaties, en dit is de spanning aan het verdringen die ons ervan weerhield om ons aan te passen; de razernij waarmee iets kost wat kost gedaan wordt om zich toch maar levend en actief te voelen draagt het risico in zich om de analytische capaciteit opzij te zetten, net als de kritiek die noodzakelijk is voor het ontwikkelen van een eigen projectualiteit. We slagen er zelfs in om hetzelfde te doen als alle anderen en te praten zoals alle anderen omdat we denken dat een andere taal ons onverstaanbaar zou maken en we zo het risico zouden lopen geïsoleerd te blijven. We nemen allemaal deel aan dezelfde strijden, en alsof dat nog niet genoeg is, doen we het ook nog eens allemaal op dezelfde manier, gebruiken we dezelfde middelen die op langere termijn steriliteit teweeg brengen, om dan te ontdekken dat we onze creatieve capaciteiten geaborteerd hebben door te zeer het parcours dat de anarchistische beweging in het verleden opging na te volgen. Te ontdekken dat we de verbeelding hebben verzwakt die belangrijk is voor het voortzetten van de strijden die we ondernomen hebben….
En wat met die strijden? Als middel naar iets omvangrijker en grandiozer lopen de strijden het risico om een doel op zich te worden, en het is op dat pad dat we de Utopie verliezen. Het komt steeds minder voor dat ik met kompanen spreek over grotere dromen. Ik heb het niet over de dagdromen die we weer opbergen wanneer we gedaan hebben met fantaseren, maar over een subliem verlangen waarheen we ons richten, als iets om naar te streven en proberen te realiseren. De Utopie is voor mij geen eilandje dat niet bestaat in deze wereld, maar iets dat het bloed naar het hart en de hersenen jaagt, een idee dat geen wapenstilstand toelaat; het is de spanning die me tot handelen duwt en tegelijkertijd het bewustzijn dat me in staat stelt om de angst te overwinnen. De Utopie is één van de redenen waarom ik anarchist ben, omdat enkel zij me de mogelijkheid biedt om te strijden, niet enkel voor een nieuwe wereld, maar voor iets wat nog nooit gerealiseerd is geweest. Voilà mijn Utopie: de poging om iets waar te maken dat nog nooit in vervulling is gegaan, het streven om te kunnen leven in een wereld die niet de wereld van vandaag is en ook niet die van enkele duizenden jaren terug. Iets dat we enkel kunnen proberen doorheen een moment van opstandige breuk, een moment dat niets meer beduidt dan de opening van een mogelijkheid, dat me in staat stelt om naar een diepe afgrond te gaan en de hoogtevrees te beproeven, de mogelijkheid open houdende dat er zich in die diepte of iets vreselijks fascinerend of iets absoluut vreselijks bevindt. Kortom, een sprong in het onbekende, zonder op voorhand te weten hoe de samenleving waarnaar ik verlang eruit moet zien, maar vertrekkende van hetgeen waarnaar ik niet verlang. Het ondenkbare denken dus, als grondvoorwaarde om naar het onmogelijke te streven.
“Diegene die vanaf het begin al aan het einde zit te denken, diegene die nood heeft aan de zekerheid om dat einde te bereiken nog voordat hij begonnen is, die zal er nooit geraken.“
A. Libertad