Het labyrinth van de technologie
Hoe beginnen over een argument dat zo complex is als technologie? Technologie onder de loep nemen betekent de totaliteit van deze moderne beschaving analyseren: niet enkel haar industriële perspectieven, noch alleen haar apparaten en structuren, niet alleen de hiërarchie en de specialisering die deze apparaten introduceren in de sociale verhoudingen, of enkel de “nederige objecten” die onze manier van leven tot in haar diepste wortels overhoop gehaald hebben, net als ze onze dromen en verlangens dooreengerammeld hebben, de manier waarop we naar onszelf en onze wereld kijken.
Wat is technologie? Wanneer je je die vraag stelt, bots je op de moderne religie – het universele fetisjisme van de technici. De technologische mystiek verantwoort haar wereld en geeft uitleg over de “mensheid” die haar dient. Haar bekritiseren, haar willen overstijgen, betekent blasfemie, vergelijkbaar met het voorstel om te leven zonder longen. Het regent dan absolute stellingen. Je kan je niet “ontdoen van de technologie”, je kan niet “alle machines vernietigen”, ons overleven is ervan afhankelijk. Technologie heeft ons altijd al vergezeld. Iemand heeft gezegd dat wanneer een aap een tak gebruikt om tussen de mieren op een boom te zoeken, ook dat technologie is.
Wat een vluchtig argument, die technologie. Ze lijkt elk mogelijk gebruik van armen en werktuigen te beduiden, elke vorm van activiteit! Als al die activiteiten vormen van technologie zijn, dan is er eigenlijk geen probleem en blijft er alleen nog het onbegrip van de pessimisten over en de luddistendomheid over die de arbeidsbesparende machines willen kapotslaan. Alles verandert, maar alles blijft hetzelfde. En zweten voor een computer zou gewoon een andere manier zijn om met een tak tussen de mieren te zoeken!
Technologie is een feit, daarover kan geen twijfel bestaan. Ze bepaalt ons terrein en schept de termen van wat we zeggen. Ze is onzichtbaar omdat ze alomtegenwoordig is. Woorden en antwoorden worden door haar geboetseerd, de taal is door haar besmet. Vanaf het moment dat “ze altijd bestaan heeft” kan je hoogstens nog discussiëren over een bepaalde stijl of een component van de technologie die je kan gebruiken of afwijzen op basis van de criteria van de technologische mystiek: efficiëntie, snelheid, compatibiliteit met de rest van de mega-machine. Zeker, niemand ontkent dat er ook andere ervaringen en noties van de menselijke verhouding tot de natuur bestaan hebben, maar al die manieren en opvattingen zijn al lang vergeten. Het is evident dat die gebrekkig, oubollig, onderontwikkeld waren, of gewoon voorbijgestreefd werden door de vooruitgang. Je kan toch niet terugkeren naar het verleden, nietwaar? En is het verleden soms niet vooral een andere versie van het heden?
Toen het industriële kapitalisme in volle bloei was werd de ondernemersgeest beschouwd als “de ware aard van de mens”. Vermits het in de aard van het beestje lag, moest ook de indigene wereld van de “primitieve bevolkingen” een vorm van vrije markt hebben gehad waar de ondernemers konden concurreren met “goederen en diensten”. Later, naarmate de mechanisering zich doorzette werd de mens gezien als een “gebruiker van werktuigen”– homo faber – en herleid tot één kenmerk (zijn techniek), terwijl zijn complexe culturele en linguïstieke activiteiten, de symbolen en de mythologieën vergeten werden. Deze opvatting over de menselijke natuur was zo diep geworteld dat de archeologen bij de ontdekking van de grotschilderingen van Altamira in 1879 beweerden dat het een grap was omdat de jagers van de Ijstijd – volgens deze experten – niet voldoende vrije tijd konden hebben (té zeer in beslag genomen door de “strijd om te overleven”), noch over de nodige creativiteit konden beschikken (aangezien alleen complexe apparaten verfijning bieden) om een dergelijk wonderbaarlijk kunstwerk te scheppen.
Nu, het is courant om een deel te verwarren met het geheel, om de mensheid te beschouwen als een uitvloeisel van de ingeboren technieken. Deze manier van kijken negeert de complexe rituelen, talen, nabootsingen en dromen van de “primitieve bevolkingen” en verkiest zich blind te staren op hun technieken. Het beschouwt alle culturele ontwikkeling, alle “vooruitgang” als functies eigen aan de technologische omwentelingen. Zo zouden hun recipiënten, hun houten werktuigen beschouwd moeten worden als vereenvoudigde vormen van cybernetica, nucleaire vaten, laserchirurgie. De Technolatrie vereist dat elk ding bij haar naam genoemd wordt. Deze opvattingen bevinden zich trouwens ook niet ver van de orthodoxe marxistische historische analyse die zegt dat de “economische onderbouw” de “supra-structuren” zoals godsdienst, staatsvorm, cultuur en bewustzijn bepaalt.
Een levenswijze
Als je de technologie uitsluitend identificeert met instrumenten en machines, of beweert dat elke fysieke inspanning om materiële objecten te vervaardigen technologie is, dan betekent dit dat je haar betekenis niet gevat hebt. De technologie heeft het leven immers totaal veranderd en de technologische structuren hebben de menselijke verhoudingen volledig gewijzigd en naar eigen beeld herschapen.
Technologie definiëren als de manier waarop de mens een actie volbrengt – van het plukken van een vrucht tot het lanceren van een ruimteraket –, beweren dat een samenleving waar alle menselijke inspanningen gedomineerd worden door de technologie in essentie gelijkaardig is aan een samenleving die over beperkte technieken beschikt, komt neer op de verhulling van het feit dat de technologie een levenswijze is, een specifiek type van samenleving. Op die manier werkt het technocratische bewustzijn dat de wereld objectiveert en amputeert op een manier die de technologie langs de ene kant als alomtegenwoordig en universeel beschouwt en haar langs de andere kant verdingelijkt tot een object dat uitwendig is aan de sociale verhoudingen omdat het “neutraal” zou zijn. Het merendeel van de discussies over de technologie sluiten trouwens af met lijsten en fragmentarische analyses van instrumenten, machines en technieken, omdat het technologische bewustzijn op die manier werkt.
Net zoals het kapitaal gelijkgesteld werd met de industriële structuren en de geaccumuleerde rijkdom, terwijl het in werkelijkheid veel meer is dan fabrieken en geld – omdat het een feit is van sociale verhoudingen –, werd de technologie verward met machines en instrumenten terwijl het een kwalitatief andere vorm van overheersing is – bestaande uit sociale verhoudingen. De technologie is Kapitaal, de triomf van het anorganische, de mensheid gescheiden van haar instrumenten en universeel afhankelijk van de technologische apparaten. (De critici van de technologie worden er regelmatig van beschuldigd zich tegen het instrument te verzetten, terwijl het in werkelijkheid de moderne technologie is die de instrumenten heeft vernietigd doorheen het mechaniseren van het leven en de menselijke activiteit op die manier heeft gedegradeerd.)
Technologie is de inpalming en mechanisering van het leven, de universele proletarisering van de mensheid en de vernietiging van de socialiteit. Het gaat niet simpelweg over machines, noch over de mechanisering en de inpalming alleen. Dit soort van fenomeen is niet nieuw in de geschiedenis; wat nieuw is, is het feit dat deze functies in elk aspect van ons bestaan werden geprojecteerd en geïncorporeerd.
Haal elke “Chinese muur” neer
Het gebruik van werktuigen en eenvoudige machines om een resultaat te bekomen is één van de tienduizenden activiteiten die de mens verricht. Maar tot aan de moderne technologische beschaving was de techniek slechts een deel van een organisch geheel. Ooit werd de techniek alleen maar in bepaalde, beperkte en welomlijnde omgevingen toegepast. Zelfs in de activiteiten die wij vandaag als technisch beschouwen, was dát niet het overheersende en belangrijkste aspect. Voor het bekomen van bescheiden economische doelen was de technische inspanning bijvoorbeeld ondergeschikt aan het plezier elkaar te ontmoeten en samen te zijn. De sociale relaties en het menselijke contact waren belangrijker dan de technische schema’s en de dwang van de arbeid.
De samenleving was vrij tegenover de techniek, ook al was ze er niet van gespeend. Met relatief eenvoudige hulpmiddelen vervaardigden individuen objecten met een opmerkelijke behendigheid en fijngevoeligheid. Dit was eveneens een type van techniek, maar zonder de karakteristieken van de huidige technieken. Naargelang de bijzondere kwaliteiten van elkeen, variëerde elk ding van individu tot individu daar waar de moderne techniek deze verscheidenheid eerst heeft proberen elimineren (gestandaardiseerde productie) en nu een valse verscheidenheid schept. De recente kapitalistische ontwikkeling naar een verscheiden en gedifferentiëerde productie gericht op de doelgroepen en markten, inclusief het cybernetische individu, scheppen een verscheidenheid die vals is omdat ze niet bepaald wordt door de uniciteit van de individuen, maar door de noden die de technocratie en het kapitalisme vandaag zèlf scheppen en opwekken in het geatomiseerde menselijke wezen. De verscheidenheid zit ‘m immers niet alleen in het eindresultaat, maar juist in het hele proces van verlangen, activiteit en uiteindelijke vervaardiging. En vermits zowel de verlangens als de activiteiten en de concrete vervaardiging vandaag de logica van de moderne technologie volgen, is de verscheidenheid van de nieuwe kapitalistische productieprocessen slechts schijn en spektakel.
Vandaag is de technologie niet langer een geheel van instrumenten en technieken maar sociale orde. Terwijl de lokale, verscheiden, beperkte technieken vroeger het teken van de cultuur droegen en van de individuen die zich ervan bedienden (wat niet hetzelfde is als beweren dat die cultuur daarom emanciperend of ontvoogdend was), wijzigt de technologie vandaag universeel alle individuele condities. Ze schept een eenzijdige, enorme homogene technologische beschaving die “elke Chinese muur” neerhaalt, een menselijk subject creëert dat onteigend en geatomiseerd is en onder de mantel van verscheidenheid eigenlijk identiek is van Lapland tot in Taiwan.
Er is geen specifieke machine of een bepaald aspect van de technologie dat verantwoordelijk is voor deze transformatie. Het is eerder het samenkomen in de mens van een pluraliteit, niet van technieken, maar van systemen van technieken. Het resultaat is een operatief totalitarisme; geen enkel deel van de mens is vrij en onafhankelijk van deze technieken.
Kenmerken van de technologie
Eerst en vooral: de technologie is automatisch, het selecteert de te gebruiken middelen volgens haar eigen regels. Zo comprimeert ze de keuzes, maakt die ‘automatisch’ en maakt ze de menselijke interventies en oordelen daarmee overbodig. De technologie “objectiveert”.
Ten tweede reproduceert ze zich vanzelf. Zeker, de technologie zoals we die kennen is een product van de bestaande sociale verhoudingen en beïnvloedt die op haar beurt, maar de technocratie schept een eigen wereld en referentiekader dat ertoe neigt alle andere denkkaders uit te schakelen. In die zin omkleedt de technocratie zich met een aura van onomkeerbaarheid.
Ten derde is de technologie unitair, ze vormt één groot alles; ze is een geheel van praktijken. Het is absurd om over technologie te spreken zonder het ook over haar gebruik en toepassingen te hebben. Wat de technieken die gebruikt worden om een brug te bouwen of een harttransplantatie uit te voeren ook mogen zijn, alleen hun toepassingsgebied verschilt, niet hun psychologische kracht, interne compositie en logica. Er ontstaat een proces van samenvloeiing waardoor de technieken noodzakelijkerwijze tezamen vooruitgaan. Eén sector van de technologie wordt gecombineerd met een andere om nieuwe, ongelooflijk snelle en meer omvattende systemen te maken.
Ten vierde: de technologie is universeel, ze produceert overal hetzelfde resultaat omdat het overal haar logica is die aan het werk is. De technologie brengt nooit iets anders voort dan haar eigen fetisjisme, nooit iets dat in contradictie is met haar eigen logica en drijfveren. Technologie maakt dus niet vrij, niet onafhankelijk, niet mooi, niet individueel. Zelfs haar vaak brute, zichtbare gevolgen (bijvoorbeeld milieuverwoesting, kernrampen, voedselvergiftiging) brengen méér technologie, méér technische oplossingen voort. Elke ontwikkeling van de technologie, elke technische ontwikkeling die bepaalde onaangename technologische gevolgen wil “bijstellen” zal andere en vaak nog rampzaligere gevolgen voortbrengen.
Ook de technieken die gebruikt worden om de menselijke wezens aan de bovenmenselijke eisen van de technologische omgeving “aan te passen”– de eisen die doorheen de arbeidsdiscipline en de sociale isolatie in de psyche van de massificatie en mechanisering worden ingeblazen – dienen alleen maar om de mensheid te integreren in de technologische omgeving en gedienstiger te maken, dus meer bedreigd, meer doordrenkt van angst, meer gedemoraliseerd. De pogingen om deze omgeving te vermenselijken met “menselijke technieken” zoals onderwijs, entertainment, koopwarenconsumptie, psychologische conditionering, propaganda en medicijnen dienen alleen maar om hetgeen er nog overblijft van onze onafhankelijkheid, onze bestaansmiddelen en onze vermogens uiteen te doen vallen. Het permanente proces van de degradatie van de mens en zijn individueel denk- en handelsvermogen is de voorwaarde voor verdere technologische ontwikkeling.
Een “neutrale” technologie?
De notie van “neutraliteit” die aan de technologie toegedicht wordt is gewoon belachelijk. Die notie komt voort uit het niet willen toegeven dat de massificatie van de technologie een kwalitatitieve transformatie veroorzaakt heeft, in slechtere zin. Het is evident dat de technologische structuren de overeenkomstige menselijke structuren hebben vervangen, de manieren van denken en experimenteren.
De auto wordt bijvoorbeeld beschouwd als een loutere vervanging van het paard of de kar, maar de technieken van massaproductie in de opvatting van Ford over de massadistributie hebben aan de auto een betekenis gegeven die niemand had kunnen voorzien. Fords revolutie komt aan het einde van een lange periode van technische voorbereiding. De productie via assemblageband en de inwisselbaarheid van de deelprocessen gaat terug tot aan het einde van de 18de eeuw; aan het einde van de 19de eeuw was het mechaniseringproces relatief stabiel en bracht het een bloei van verwachtingen teweeg (die zich bijvoorbeeld openbaarden in de toenmalige populariteit van de grote internationale industriebeurzen) die de fundamenten legden voor een enthousiaste verwelkoming van de auto als massaconsumptieproduct. De rol van de staat was fundamenteel omdat enkel de staat over de middelen beschikte om een transportsysteem voor de auto te bouwen.
Laten we de auto verder als voorbeeld nemen. Wie kan ontkennen dat de technologie haar eigen inertie, haar eigen richting, haar eigen culturele omgeving heeft geschapen? Denk er maar aan hoe de auto onze wereld, onze gedachten, onze beelden, onze dromen, onze vormen van vereniging op enkele generaties tijd gewijzigd heeft. De auto heeft onze gemeenschappen ontworteld, ons platteland bedorven, onze oorspronkelijke manieren van eten veranderd (of er alleszins deels toe bijgedragen die te veranderen), heeft onze waarden heringedeeld, onze seksualiteit besmet, onze lucht vervuild zowel met de productie als met de consumptie ervan, heeft het veralgemeende opofferingsritueel aan de assemblagebanden of op de straten geschapen.
Maar de auto is maar één uitvinding naast duizenden andere. Wie zou gezegd hebben dat miljoenen mensen amper een paar jaar na de uitvinding van de televisie een aanzienlijk deel van ‘hun’ tijd voor de beeldbuis zouden doorbrengen, in plaats van die tijd te gebruiken voor een andere soort van activiteit? Wie had gedacht dat de wereld een radioactieve nachtmerrie zou worden, voorbestemd voor vernietiging, na amper enkele jaren van gebruik van atoomenergie? En welke gevolgen zullen al die recente nieuwe technologieën nog hebben?
Meer dan een stoommotor
Er bestaat geen twijfel over: technologie muteert ons en onze ervaringen. De impact van de technologie doet zich niet enkel in de middelen voelen, maar ook in de doeleinden van de sociale handelingen van individuen.
De industriële Revolutie heeft een nieuwe omgeving voor de mensheid geschapen, een nieuwe manier van leven. Het was veel meer dan een stoommoter of een ontrafelaar van katoen, het was een nieuw tijdperk en een nieuw perspectief.
De industriële technologie heeft de grote gevolgen gehad die we kennen en de nieuwe technologieën zullen nog veel diepgaandere gevolgen hebben omdat ze zich baseren op de substantie van onze samenleving – de informatie en de communicatie. De voorvechters van de nieuwe technologieën verheerlijken de successen van de neuro-wetenschappen die tonen dat het nu mogelijk is om de activiteit van het menselijke verstand te analyseren en te meten. De technocraten weten niet alleen hoe we denken, maar zijn in staat om het concept van intelligentie zelf te wijzigen.
De mystificatie die achter elk technologisch discours schuilgaat wordt evident. Hetgeen aan het veranderen is, is werkelijk een definitie, een beschrijving, een manier van kijken naar iets dat de technocratische structuur niet kán begrijpen zonder de aard ervan te veranderen. De technologie legt zich op aan de menselijke geest, een procrustesbed[1] dat het denken zal “revolutioneren” door het te verplichten zich aan de parameters van de machine aan te passen.
De meest courante overtuiging van het techno-mysticisme is dat de ervaringen gediversifiëerd worden door de moderne technologieën, de mechanisering en de digitale communicatiesystemen. In werkelijkheid betekent de technologie een universele verarming van de menselijke ervaring. De mechanisering heeft onze horizonten beperkt door onze culturen te reguleren in een techno-cultuur en door elke nuance, elke bijzonderheid te vernietigen. Dat zie je bijvoorbeeld in de mechanisering van de landbouw en vooral de fruitteelt, een sector waar de invloed van de mechanisering geleid heeft tot de standaardisering van het fruit in bijzonder weinig variëteiten. De nieuwe, zogenaamd ‘exotische’ fruitsoorten die vandaag op de markt beginnen komen, blijven standaardproducten omdat ze voortgebracht worden door eenzelfde technologische productiewijze.
Naar de computerschermen staren
De discipelen van de mechanisering beweren dat een gecomputeriseerde wereld ons vrij maakt om te kiezen welke informatie en producten we willen ontvangen en consumeren; meer nog, dat we rustig iets anders kunnen kiezen als bepaalde informatie of koopwaar ons niet bevallen. Dat alles verschilt niet zoveel van het zappen tussen televisiezenders. Alle informatie wordt identiek omdat de technologie de kennis naar haar beeld en gelijkenis smeedt. En de ervaring van haar gebruik is overal hetzelfde.
Welke informatie je ook wil, of het nu gaat over de seismische schokken in de baai van San Francisco of de verkeerssituatie in Tokio, over Franse wijnen of exotische bestemmingen, je kan die alleen maar krijgen door naar de schermen te staren, door je aan de gebruiksmodus van die technologieën aan te passen. Hetgeen aan de computer kan aangepast worden, wat door de technologie kan doorgegeven worden, blijft “leven”– al de rest verdwijnt. Kijk maar hoe snel de introductie van draagbare telefoons, computers, mini-computers, intelligentie horloges, alomtegenwoordige netwerken ons denken, ons gedrag, onze gewoontes verandert. We leven in een pseudo-gemeenschap die aaneenhangt met elektronische banden; de “oude” directe ontmoeting verdwijnt alsmaar meer naar de achtergrond en wordt ontdaan van haar vroegere karakter en waardering.
Ook de taal verarmt steeds meer. Net zoals het dagelijkse leven ingrijpend verandert, ondervindt ook de taal die veranderingen. Sommige manieren van denken, sommige woorden en noties kwijnen weg en zullen verdwijnen. Op die manier zullen de toekomstige generaties het gebrek aan iets dat ze nooit gekend hebben niet meer kunnen voelen. De taal van de computer zegt alles wat gezegd moet worden; taal en betekenis worden het exclusieve terrein van de computer en de videobeelden. De geschiedenis wordt de geschiedenis die op de schermen verschijnt en niets anders.
Ook de “individuele” cultuur ondergaat dezelfde herconfiguratie. Alles, elke eigenschap, elk kenmerk, elke voorkeur die niet aan het nieuwe technologische systeem kan aangepast worden, wordt absurd, onaanvaardbaar en buitenaards geacht. Het computergeheugen vervangt beetje bij beetje het menselijke geheugen (denk maar aan de veranderingen in het onderwijs, waar de nadruk niet meer ligt op het bijbrengen van “kennis”, maar over de technologische manieren om “kennis” te vinden, op te zoeken, te googelen.). De individuen lijken alsmaar meer op de machines die ze gefabriceerd hebben, ze spreken dezelfde taal en hanteren dezelfde efficiëntistische logica.
Net zoals informatie is ook taal niet “neutraal”. Taal is betekenis en betekenis vertegenwoordigt de macht; betekenis controlen en fabriceren staat gelijk aan het controleren en fabriceren van het menselijk subject.
Naar een cybernetische politiestaat
“Absurd!”– zeggen de verdedigers van de mega-machine –“De technologie is niet ontsnapt aan de menselijke controle, het is gewoon iets dat we gebruiken; en vooral, het is een activiteit die we zelf gekozen hebben.”
Niemand ontkent dat je kan kiezen. Maar er zijn maar twee keuzes: ofwel de imperatieven van de technologie aanvaarden, ofwel de termen van het individu. Uiteraard is de technologie niet iets dat buiten de menselijke interacties ligt. Het is de gemuteerde vorm die deze interacties hebben aangenomen; de toekomstige vormen van de overheersing zullen zich niet op leegte vestigen.
Onze totale afhankelijkheid van de technologie is de andere zijde van onze afhankelijkheid van de staat. De technologieën, eens geïncorporeerd als “interface” van de staat, hebben een nieuwe vorm van overheersing geschapen. De cybernetische politiestaat heeft zich meester gemaakt van het geheel van technologieën en mechanismes van sociale controle; ze coördineert die allemaal terwijl ze vroeger op chaotische en competitieve manier functioneerden.
Zijn we ondertussen niet aanbeland bij een alomtegenwoordig identificatiesysteem via de computers? Zijn alle gegevensbanken niet min of meer met elkaar verbonden, niet alleen van de nationale politiediensten, maar ook alle andere gegevens: consumentengegevens, medische informatie, administratieve gegevens,…? De enorme databanken slaan zowat elke actie op die we doen, elke reis die we maken, eender welke ontmoeting, eender welke bankverrichting, al onze activiteit. Dat is geen fictie meer, dat is geen doembeeld meer, dat is geen “1984”-overdrijving van eeuwige pessimisten, dat is een realiteit die alsmaar alomtegenwoordiger en allesomvattend wordt. Tenslotte is het ook belangrijk om hierbij te benadrukken dat deze evolutie van de laatste vijftien, twintig jaar niet gebeurde doorheen een enorme repressieve operatie of openlijke dwang vanwege de “macht”, maar door een universele integratie van allen in het technologische koopwarensysteem. De technologie botste niet op veel weigerachtigen juist omdat ze integraal deel uitmaakt van de bestaande en heersende sociale verhoudingen. Alle absurditeiten ten top, maar in de wereld van de technologische rationaliteit is niets opzienbarend: in sommige streken beschikken de bevolkingen niet over stromend of zuiver water, maar wel over wifi-netwerken, GPS-positiebepalingen, mobiele telefoons. Wat absurd en onzinnig kon lijken, is vandaag doorheen de technologie perfect rationeel en waar geworden.
De vrijheid is geen absolute
De vrijheid is geen absolute, uiteraard. Haar notie ondergaat dezelfde transformatie als de hele sociale sfeer. Dankzij dat proces wordt de technologie beschouwd als drager van nieuwe “vrijheden” en niet als de verwoester van vrijheid.
De verschillen en barrières tussen mens en machine staan op het punt neergehaald te worden. Het onderzoek naar de integratie van het menselijke brein in cybernetische systemen kunnen eigenlijk niet anders dan het menselijke wezen overbodig maken, net zoals de komst van de technologische industrie elke vorm van gemeenschap die buiten haar pseudo-gemeenschap bestaat voorbijgestreefd maakte. De irrationaliteit van de ‘cultuur’, van de liefde en van de dood, van de hartstochten, en waarom niet, van de anarchistische strijd, worden overwonnen door de technologie; de computer brengt een eeuwige slaap zonder dromen.
Maar de technologie mag dan nog erg efficiënt zijn in het scheppen (direct of indirect) van machtigere vormen van overheersing, ze is niet noodzakelijk even capabel om de eigen ontwikkelingen en de gevolgen ervan in de hand te houden, de conflicten, de verwoestingen en crises die de toepassing ervan teweegbrengt.
De technologische gevolgen
De technologie kan niet van zichzelf afgezonderd en bestudeerd worden doorheen haar eigen technieken. Het laboratoriumexperiment door de techno-hiërarchie in een bepaalde sociale of geografische omgeving is technologie en heeft haar eigen sociale implicaties op zich. De resultaten van de innovaties hebben noodzakelijkerwijze uiteenlopende en onvoorspelbare betekenissen voor de verschillende sectoren van de mega-machine. Doorheen haar grootsheid en haar territoriale verspreiding heeft ze reeds uitgeschakeld wat eens lokaal was en allen afhankelijk gemaakt van de apparaten. Maar door de activiteit van de mens te herleiden tot de zuivere “rationaliteit” van haar procedures, schept ze haar eigen inertie en haar eigen “bewegingswetten”.
De technologie, gestrikt door haar eigen instrumenten en gecentreerd op de hyper-rationalisering van de productieprocessen, plaatst een activiteit niet enkel voorbij de mogelijkheden van de individuen om er nog controle over uit te oefenen, maar stelt zich uiteindelijk in de plaats van de eigenlijke doelen waarvoor ze bestemd was. Hoe is het bijvoorbeeld kunnen gebeuren dat de productie van brood die in bepaalde landen lokaal en op grote schaal plaatsvond, bijna volledig overgenomen werd door de mechanisering van de grote bedrijven? Hoe is de mensen hun opvatting over de aard van dit levensmiddel kunnen veranderen, een opvatting die zo weinig veranderde in de loop van de eeuwen en altijd een symbool is geweest onder alle levensmiddelen? Aan het eind van de 18de eeuw is de mechanisering beginnen binnendringen in elk aspect van het bestaan. Ook de landbouw en de voedselproductie werden onder de heerschappij van de technologie gebracht. Aangezien de technologie investeringen en gesofisticeerde machines vereiste, werden er nieuwe methodes bedacht om de consumptie te bevorderen. Massificatie vereist uniformiteit, maar uniformiteit doet de kwaliteit dalen. Het valt makkelijk aan te tonen en te begrijpen dat de smaken veranderd zijn, dat de oude ‘instincten’ uitgeschakeld werden. En, nogmaals, het is niet een specifiek moment in de transformatie van de technieken dat van tel is, noch welke vormen van technologie gebruikt werden, maar wel het hele proces van massificatie dat bescheiden, organische activiteiten heeft ontrukt aan de gemeenschappen en individuen waarna de megamachine die kon opslokken. Maar het bakken van brood is slechts een deeltje van de lange cyclus die begint met het zaaien. De mechanisering valt elk aspect van het organische leven binnen en stelt zichzelf ervoor in de plaats waardoor de structuur van de landbouw, de band tot de grond, het voedsel voor altijd veranderd werd. Niet alleen het brood gaat erop achteruit door de mechanisering, maar ook de mens staat alsmaar verder van de grond. Het technologische proces verandert producten en mensen.
Out of control
Zelfs de verdedigers van de technologie geven toe dat de technologie geen andere logica hoort (bijvoorbeeld, wenselijkheid, sociaal nut, maatschappelijke visie, waarden…) dan haar eigen logica. Sommigen onder hen vallen de “technofobie” van haar critici aan en stellen dat het probleem de mensen zijn die nog niet geleerd hebben om te gaan met de “vrijheid” die de technologie zou bieden. Volgens haar apologeten is de technologie een instrument dat capabel maakt, geen dwingend mechanisme en is het echte probleem het menselijk vermogen om haar “te beheren”. De absurditeit van deze bewering springt in het oog. De technologie heeft ons de vrijheid gegeven haar te dienen, de keuze om te handelen binnen de technologische omgeving. De technologie is dwingend omdat ze een omgeving is, een omgeving die alle andere omgevingen moet uitschakelen om te bestaan.
Een schrijver die de technologie welgezind is haalt de welgekende metafoor uit de literatuur aan van de machine die door haar snelheid oncontroleerbaar wordt: “Als we in de toekomst gecatapulteerd lijken te worden door een dolgedraaide motor, zou het kunnen dat de voornaamste reden hiervoor onze incapaciteit om te leren hoe de motor werkt, noch om die te sturen in de richting die we willen gaan.” Deze bewering doet denken aan iets wat Lenin gezegd heeft tijdens het laatste partijcongres waar hij in april 1922 aan deelnam. Hij zei dat hij vaak de onaangename indruk kreeg een chauffeur te zijn die zich er plots van bewust wordt dat zijn auto niet in de richting rijdt die hij wil. “Machtige krachten,” zo verklaarde hij, “doen de sovjetstaat van haar oorspronkelijk pad afwijken.” Tot die machtige krachten behoorde uiteraard de hypnose van de autoritaire politiek.
Diezelfde “machtige krachten” van het autoritarisme en het technologische optimisme zijn vandaag op parallelle wijze aan het werk. In de technologische maatschappij zal de technologie aan het roer blijven staan. De “menselijke factor” kan niet door de computers geprogrammeerd worden als beschermingsmaatregelen tegen hun macht over ons; die kan alleen maar bezwijken. De “auto” is out of control. En wij?
Wij kunnen beginnen met het neerhalen van de mythe die van de technologie iets heilig en onherroepelijk maakt. Onafhankelijk worden van de technologie, de wereld met onze eigen ogen bekijken en niet doorheen de schermen van de computers, de ongelooflijk zware en ingewikkelde inspanning blijven doen om zelf te denken en te voelen, wars van alle technologische rationaliteit. We kunnen beginnen met alle vooroordelen van deze beschaving omver te stoten, de verdere vernietiging van gebieden en omgevingen te verhinderen, ons te verzetten tegen de triomf van de vooruitgang, de apparaten van de technologische en politieke propaganda uit te schakelen, de uitgezaaide structuren en mensen van de technocratie saboteren en aanvallen. En in die gevechten moeten we ons ontdoen van alle economistische en technologische denkmodellen over efficiëntie, productiviteit enzovoort. Laten we elkaar goed verstaan, we stellen iets voor dat in geen geval kan geschieden doorheen een politiek en technologisch programma.
[1] Procrustes (Griekse mythologie) was een herbergier in de omgeving van Eleusis die voorbijkomende reizigers uitnodigde om bij hem te overnachten. Als ze op zijn uitnodiging ingingen kwam Procrustes kijken of zijn gast in het bed pastte. Meestal was dat niet zo. Was een gast te kort, dan rekte hij zijn ledematen met geweld uit, was hij te lang, dan hakte hij er een stuk van af.