Griekenland – Een bries van opstand
Griekenland, zondag 12 februari 2012. Na twee dagen betogingen, bezettingen van gemeentehuizen, bliksemsnelle botsingen met de ordetroepen en disparate aanvallen tegen kapitalistische en statelijke structuren, bleef de spanning de hele dag groeien. Bij het vallen van de nacht werden de vijandelijkheden offensief en na middernacht, waaide er een bries van opstand in vele Griekse steden. Honderdduizenden mensen waren op straat, en waren woedend. Alleen al in Athene telde men een vijftigtal uitgebrande officiële gebouwen en meer dan tweehonderd geplunderde en vernielde winkels. In de straten van de Griekse hoofdstad, net zoals in andere steden (Thessaloniki, Volos, Patras,…) vonden de hele nacht lang erg gewelddadige rellen plaats.
Die zondag beantwoordden brede volksmassa’s het zoveelste pakket besparingsmaatregelen dat gestemd werd in het Griekse parlement met revolte. Griekenland is vandaag een land geworden dat leeggebloed wordt door de macht. Vandaag is het brutale overleven al wat de klok slaat voor brede lagen van de bevolking, niets is meer zoals vroeger. De lonen (als die nog uitbetaald worden, want men spreekt van 170 000 bedrijven die al maandenlang niet meer over voldoende liquiditeiten beschikken om hun werknemers te vergoeden) zijn over het algemeen met meer dan 40% gedaald, de ontslagen zijn massaal en gezien het economische klimaat, veroordeelt een ontslag zowat onmiddellijk tot ruwe armoede… de schokdempers van vroeger zijn niet meer. De doorgedraaide stormloop op koopwaar, het fetisjisme van de consumptie ruimt plaats voor problematieken van een heel ander kaliber: afsluiting van elektriciteit en gas; uitzetting omwille van niet-betalen van huur; zware en meedogenloze conflicten op straat waar enkele euro’s ondertussen de waarde van een messteek bekomen hebben;…. het leven is dit laatste jaar in Griekenland diepgaand en snel veranderd.
We zouden ons kunnen buigen over de economische “redenen” van het nakende bankroet van het land, over de politieke “redenen” van de openbare schuld, over de sociale “redenen” die een zekere incompatibiliteit onthulden van bepaalde mentaliteiten en gewoontes met de aan de gang zijnde transformatie van het kapitalisme. Maar we willen de kwestie liever vanuit een andere hoek aansnijden, die haar daarenboven onmiddellijk verbindt met wat momenteel in vele Europese landen aan het gebeuren is. Bezuinigingen is een algemene term die naargelang de context erg uiteenlopende en verscheiden ladingen dekt. De bezuinigingen van vandaag en zoals ze zich aftekenen in deze historische periode, zijn geen antwoord op een klassieke crisis van het kapitalisme, zoals vele mensen (machtigen inbegrepen) zouden willen geloven. Er is momenteel geen “zware recessie” aan de gang, noch een neergang van de productie, noch een overmatig surplus op de wereldmarkten, allemaal tekens van een “economische crisis”. Meer nog. De “fout” valt niet te wijten aan de “virtualisering” van het kapitaal, aan de totaal losgeslagen financiële sfeer die gaten zou gegraven hebben die ze nu niet meer kan vullen. Die financiële sfeer heeft gewoon gedaan wat haar te doen staat binnen de kapitalistische economie: het geld en het kapitaal doen circuleren opdat het kan opbrengen. De “financiële crisis” is dus in feite slechts een gezondheidskuur, een zoveelste gelegenheid voor een intensere speculatie en circulatie van de poen, en zo je wil, een “mooie economische operatie” die aan sommigen heel wat duiten heeft opgeleverd. Wat daarentegen in Europe wel degelijk in “crisis” is, is het staatshuishouden. Niet in de zin dat hun macht aan het verminderen zou zijn, maar gewoon dat bepaalde functies die ze de laatste decennia heeft uitgevoerd, niet meer aan de orde van de dag zijn en dus “onbetaalbaar” worden: alles wat verband houdt met de Papa-Staat die de werknemers beschermt, een beetje zorg draagt voor de zieken, de ouden, de gehandicapten, dat alles heeft momenteel geen enkel economisch fundament meer, noch een weerstandsbasis die er het voortbestaan van zou afdwingen. De bezuinigingen van vandaag zouden dus wel degelijk eens de definitieve ontmanteling van die beruchte “sociale verworvenheden” kunnen zijn om plaats te maken voor een moeilijker, bruter, directer en voor sommigen ook meer winstgevend sociaal en economisch overleven. De hele sociale laag die onderhouden werd door die staatsvorm, zal opgeofferd worden. De bezuinigingen, dat betekent snijden in het levende, sociale vlees.
Het is in die opoffering van een deel van de bevolking dat al de verschillende bezuinigingskuren met elkaar verbonden zijn en overeenkomen. De verschillen tussen de landen zijn niet fundamenteel en alles bij elkaar genomen slechts lokale nuances, ongetwijfeld ondermeer in functie van de eventualiteit van sociale weerstand en strijd. Evenwel, gezien de economische toestand, is de periode waarover de Europese Staten beschikken om deze pil te doen slikken, alsmaar korter aan het worden. De Griekse ineenstorting is daar een voorbeeld van, andere landen zullen volgen omdat ze gedwongen zijn de geplande verarming te versnellen. De periodes worden alsmaar korter omwille van de onderlinge afhankelijkheid van de openbare schulden, de onmogelijkheid om “economische voorspellingen” op lange termijn te doen (denk maar aan bijvoorbeeld de economische gevolgen van de ‘onvoorziene’ opstanden in verschillende landen zoals Tunesië, Egypte, Libië en elders; van de onberekenbare eventualiteit van een verwoestende ramp zoals de nucleaire catastrofe in Japan, een belangrijke economische grootmacht die vandaag gebukt gaat onder een enorme schuldenlast) en het feit dat de “productie van sociale vrede” (de voornaamste functie van de sociale Staat, een effectief “productieve” en betaalde activiteit) niet meer op dezelfde manier gebeurt of zelfs oubollig, voorbijgestreefd wordt. Daarmee willen we niet gezegd hebben dat de Staten nu vrolijk optrekken naar scenario’s van beheer van burgeroorlogen, maar simpelweg dat het niet meer voor zich spreekt dat de manieren om de bevolking en de sociale conflictualiteit te beheersen altijd via de pacificatie in de strikte term van het woord hoeven te verlopen; met andere woorden, de oorlog van allen tegen allen is ook een kapitalistische productiewijze, misschien op bepaalde momenten lucratiever of met meer “circulatie” (doden, verwoesting/heropbouw, economische plundering, ‘illegale’ trafiek,…). In die zin is het geen cynische speling van het lot dat er momenteel in Griekenland een nieuwe harddrug is opgedoken, de beruchte sisa. Waar voor een shot heroïne tussen de 20 à 30 euro betaald wordt, kost een shot sisa 2 of 3 euro. De gevolgen van een ‘normaal’ gebruik van sisa gedurende enkele maanden zijn ongeveer hetzelfde als twee jaar lang intensief heroïnegebruik. De sisa raakt dag na dag alsmaar meer verspreid, in brede lagen van de Griekse bevolking. Het is niets meer of minder dan een ander repressief wapen van de overheersing in de oorlog tegen de armen, een smerige, vadsige oorlog waar de mentale en fysieke uitschakeling systematisch is.
Zoals deze laatste maanden aantonen, worden de openstaande keuzes voor de Griekse bevolking alsmaar meer herleid tot twee mogelijkheden. Ofwel zich aanpassen aan de nieuwe overlevingsomstandigheden, de bittere pil slikken met de hele dosis aan barbarij dat die betekent. Ofwel ageren en nadenken over mogelijkheden, niet om de bezuinigingsmaatregelen terug te schroeven (de reformistische en behoudsgezinde optie is maar weinig ‘realistisch’, zelfs de toch sterke sociale weerstand in Griekenland die in die richting ging, heeft niets bekomen, zelfs geen kruimel), maar van een radicale transformatie van de maatschappij. De overheersing zal er alles aan doen om deze tweede optie uit te roeien, of ze dusdanig te vermengen met de eerste dat ze uiteindelijk al haar potentieel verliest. Zoals een communiqué van een assemblee van anarchisten in Athene tijdens de gevechtsdagen zei: “Om ons te ontdoen van de schuld, moet het bestaande vernietigd worden.” Of, in expliciete woorden, het bestaande kan niet op dezelfde manier herschikt worden als dat een tiental jaar geleden misschien nog kon.
Zeker, de brutaliteit van het overleven zal aanzetten tot terugdeinzen, tot een verdedigingsreflex eerder dan de aanval. Honger en ellende zijn in feite zeker niet de beste raadgevers van de sociale revolutie, in tegenstelling tot wat gediplomeerde historici of geharde economisten vaak beweren. Het brute en harde overleven slaat verre van automatisch om in leven, in de bestorming van de hemel. Het is tegen deze fataliteit, tegen deze tragedie dat de revolutionaire energieën zich dringend zouden moeten kanten. Alles bij elkaar genomen zal de keuze de volgende zijn: tussen een herschikt overleven of het onbekende van de vrijheid, tussen de weerstand om de inboedel te redden of de vernietiging van de bases zelf van de huidige maatschappij. Daarom is het niet betekenisloos om te durven spreken van de mogelijkheid van een revolutionaire situatie… want de tussenwegen zijn vandaag geblokkeerd.
We weten dat de kameraden in Griekenland er vandaag vaart achter zetten. Tegenover het geweld van de sociale verhoudingen die zich aan het wijzigen zijn, tegen een dusdanige verharding van het overleven, tegenover de latente dreiging van een verplettering van elke revolutionaire neiging door de repressieve krachten, zijn onze kameraden daar alles op alles aan het zetten. Zeker, de omstandigheden en condities laten nog maar weinig ruimte voor halfslachtige activiteiten, maar het blijft belangrijk om te benadrukken dat het om een bewuste keuze gaat, een keuze die trouwens niet zonder gevolgen zal blijven voor alle revolutionaire perspectieven in andere Europese landen. Als toeschouwers de gevechten in Griekenland opvolgen, komt neer op hun graf delven. Het is niet uit een “solidaire reflex” dat we spreken van deze eis om de revolte uit te breiden, maar door een diepgaande, internationalistische bekommernis die begrijpt dat wat daar gebeurt, overal zijn neerslag zal hebben.
Als het elan van de woedende massa’s en de anarchisten onder hen er ondanks de omstandigheden nog in geslaagd is om een wind van opstand te doen waaien in de nacht van 12 februari, dan is dat omdat het voortkomt uit een keuze, een keuze die daar alsmaar wijder verspreid lijkt. Zeer vroeg, op z’n minst met betrekking tot besparingskuren die aan gang zijn en eraan zitten te komen in landen als België, Franrkijk, Spanje, Italië en Portugal, heeft dit ons de concrete en verbeeldbare mogelijkheid gegeven om te strijden tegen de gang van zaken. We kunnen deze grijpen, niet om “zoals in Griekenland te doen”, maar om de spanningen van revolte, of zelfs van opstand, te versterken daar waar we zijn. Ze geeft ons trouwens veel redenen om de beker van “het tijdverlies” aan ons voorbij te laten gaan: zich uitsloven met halve zaken, met halve wegen zoals bijvoorbeeld pogingen tot basissyndicalisme, assemblees op reformistische of behoudsgezinde bases, opzettelijke scheidingen tussen bepaalde strijden en conflicten en de algemene conflictualiteit zoals die zich bijvoorbeeld uit in de straten van vele Europese metropolen.
Er staat een erg machtige vijand tegenover ons. Er zijn niet alleen de politiediensten, de legers en de statelijke apparaten. Er is ook het vergif van de ideologieën van democratie nationalisme, religie en van de sociale tradities en vooroordelen. Maar onze vijand van vandaag is evenzeer de angst. Soms zou je wanneer je naar het geweld kijkt van de huidige revoltes en rellen, er misschien toe verleid worden om te denken dat de machtigen het in hun broek gaan doen. Maar het is exact het tegenovergestelde. Het is onder de bevolking dat de angst uitzaait. De angst voor de chaos, voor het overleven, voor de brutaliteit en de wet van de sterkste in de verhoudingen; en die angst is niet volledig ongegrond. Deze angst transformeren in moed om het onbekende van een andere wereld in de ogen te kijken, zonder zekerheden of garanties te bieden, is een dringende opgave. Ze vermengt zich op complexe wijze met het andere, eveneens belangrijke aspect van de noodzaak om de hele sociale situatie te doen ontsporen. We moeten onszelf geen fabeltjes wijsmaken, noch apostelen van de Blijde Boodschap spelen: de botsingen zullen brutaal zijn, er bestaat geen “veilige” manier om te revolteren. Maar de verdieping van de wanhoop en de zwartheid kunnen op geen enkele manier beschouwd worden als een “bondgenoot” van de revolutionaire spanning, net zoals de verslechtering van de omstandigheden niet noodzakelijk de prelude van de opstand is: het “no future” moet niet versterkt worden, het is er al en draagt zeker bij tot het vernietigende geweld binnen de sociale conflictualiteit. Het gaat er niet over om een dageraad vol zonneschijn in te peperen, noch met het beeld van een zingende morgenstond te wapperen voor de ogen van de wanhopigen, maar kracht te geven aan de mogelijkheid, aan de tastbaarheid, aan de zachtheid van vrijheid. Mooi zoals de glimlach van een opstandeling, ontploffend zoals de vreugde die alle spelregels breekt, bemoedigend zoals een offensieve ethiek die de ogen niet neerslaat voor geen enkele rechter, macht, “tactische vereiste”. Dát is hetgeen dat gevoed kan worden in de komende revoltes, dát is hetgeen elk “achterhoedegevecht” kan transformeren tot een revolutionaire speerpunt. Volgens ons is het ingrediënt dat in staat is (en des te noodzakelijker is) om te vermijden dat de revolte tuimelt in de afgrond van cynisme, pessimisme en scepticisme – in zekere zin complementen van de angst –, het utopische antigif, de droom die het revolutionaire contrast voedt tussen het heden en het mogelijke morgen. Rond de pot draaien heeft geen zin: deze droom kan reeds vandaag belichaamd worden, in de schoot van de revolte.
Laten we om af te sluiten even verder graven en een kwestie aansnijden die vooral veel vragen opwerpt zonder een even grote hoeveelheid aan antwoorden op tafel te kunnen zwieren. In de mate dat we vandaag kunnen spreken van een insurrectioneel klimaat in Griekenland, van een negatieve woede die zich ontlaadt tegen een redelijk wijd spectrum aan structuren, mechanismes en verhoudingen van de overheersing, stelt zich de vraag hoe er een ‘overgang’ mogelijk is naar een revolutionair klimaat, of beter gezegd, hoe de noodzakelijke vernietiging ook de ruimte en tijd kan scheppen om andere sociale verhoudingen op te bouwen. Het is ijdel om te geloven dat de dingen gradueel en stap-na-stap (volgens het schema insurrectie-vernietiging-revolutie) aangepakt kunnen worden, nog minder vandaag als gisteren. Het oeuvre van de vernietiging is niet iets dat kan losgekoppeld worden van de revolutionaire transformatie van de verhoudingen, al was het maar omdat we bijvoorbeeld niet meer kunnen redeneren volgens de klassieke revolutionaire recepten uit het verleden rond zelfbeheer (we jagen de bazen over de kling en daarna nemen we alles in zelfbeheer). Veel structuren van de huidige maatschappij kunnen niet in zelfbeheer genomen worden omdat ze een hiërarchische organisatie vereisen (het merendeel van of misschien zelfs alle industriële productie) en noodzakelijkerwijze verhoudingen voortbrengen die vrijheid aan banden leggen (bijvoorbeeld de technologieën en de huidige structuur van de metropolen). Maar vernietigen volstaat niet. Ook een droom hebben over waarvoor we vechten, een hoop die ons wapent tegen de uitzichtloosheid van vandaag, zou slechts een luchtspiegeling zijn als ze abstract en ijdel blijft. De utopische spanning (spanning, eerder dan utopie als statisch beeld dat altijd ver van onze levens blijft) moet zich uiten in de praktijk van vrijheid. Waar de vernietiging de ruimte vrijmaakt van dwang en autoriteit, kan de vrije, scheppende activiteit plaatsvinden. Die revolutionaire transformatie is trouwens zelfversnellend: meer dan een ‘voorwaarde’ ervoor, is de ‘bewustwording van de massa’s’ eerder een gevolg ervan. Als de gespannen situatie in Griekenland vandaag de kiemen wil doen ontluiken van een revolutionaire transformatie, is er niet alleen maar een veralgemeende kortsluiting van de sociale reproductie nodig, van de infrastructuren die de tijd en ruimte van de sociale verhoudingen bepalen. Ook de uitdaging over het ‘hoe morgen dan’ moet aangegaan worden, ongetwijfeld in andere termen dan dat in het verleden gebeurd is.
Het is een historische leugen om te beweren dat wijzelf niet in staat zouden zijn om anti-autoritaire en zelfgeorganiseerde manieren te kunnen bedenken en experimenteren om in de materiële behoeften te voorzien, behoeften die in het proces van de revolutionaire transformatie zelf trouwens veranderen. De pleitbezorgers van ‘wat zullen we morgen dan eten’ geven maar weinig blijk van vertrouwen in de vrije, scheppende krachten die in onszelf sluimeren, ook al hebben het industrialisme en de technologie die onder een innige afhankelijkheid bedolven. De ontketening van die krachten, of met andere woorden, de praktijk van de vrijheid, maakt het denkbaar om de bases van deze maatschappij totaal te veranderen. Daarenboven is de revolutionaire transformatie niet alleen een kwestie van vernietiging van de economie als model en logica (productie en consumptie als gescheiden sferen, accumulatie, handel) om in onze behoeften te voorzien. Ze gaat veel verder dan dat: ze omvat alle sociale verhoudingen… en dat is net wat vandaag in stelling gebracht kan worden tegen de economie. Brood, zeker, maar ook rozen.
In het beeld dat we ons zouden kunnen vormen van die revolutionaire transformatie van de maatschappij, zijn vorm en inhoud innig met elkaar verbonden. Het volstaat niet om te spreken van zelforganisatie, horizontaliteit en ‘onze levens in eigen handen nemen’; die kunnen tot in zekere mate ook ten dienste staan van een reactionair project. Zeker, het lijdt geen twijfel dat die aspecten fundamenteel zijn voor elke inbeeldbare libertaire transformatie, maar minder dan ooit kunnen ze losgekoppeld worden van wat we met enige schroom “libertaire inhoud” zouden kunnen noemen. Zelforganisatie slaat niet alleen op de manier hoe we ons tot elkaar zouden verhouden, maar gaat ook over wat we dan wel zelf willen organiseren. Het is niet hetzelfde om de zelforganisatie van de metropolen op zich te nemen (in de veronderstelling dat zoiets mogelijk zou zijn), of op zoek te gaan naar zelfgeorganiseerde manieren om de metropolen af te breken, zowel fysiek als mentaal. Laten we voor het plezier het voorbeeld van straten nemen. Het spreekt voor zich dat niemand die naar de vrijheid verlangt de straten en het verkeer op dezelfde manier zou organiseren als vandaag. Het verkeer zelf beheren zou misschien het aanzicht ervan veranderen, maar niet de inhoud. Daarentegen, je een beeld vormen van hoe de straten te vernietigen, hoe absurd dat op het eerste zicht ook mag lijken, door ze bijvoorbeeld om te vormen tot tuinen, zou ons plaatsen in het perspectief van de vernietiging van de metropool als totalitaire levensomgeving. Het is maar een bescheiden voorbeeld van hoe de praktische vernietiging vandaag onmiddellijk andere sociale verhoudingen mogelijk maakt. De subversie om de sociale verhoudingen gaat veel verder dan het detecteren van nieuwe manieren van zich te organiseren, van nieuwe manieren om het samenleven vorm te geven. Ze omhelst een radicale transformatie van de gewoontes, behoeftes, eisen van de ‘oude wereld’.
De kwestie die zich dus onvermijdelijk stelt in elk denken over de revolutionaire transformatie, is die van de ideeën en verlangens. Waarom willen we dit bestaande afbreken? Waarom de huidige sociale orde die onze verlangens fnuikt vernietigen? Niet zelden werden revolutionaire momenten en periodes omschreven als een chaotisch feest, waar alles door elkaar vloeit, elkaar inspireert en beïnvloedt; waar de creativiteit eindelijk losbreekt uit de economistische en politieke ketens. Voor alles is het een scheppende kracht, die zich losgemaakt heeft van wetten en geboden, van goden en meesters, en al doende de bases legt voor een nieuw samenleven. Niet voor niets is de klassieke anarchistische weigering van een ‘blauwdruk voor de toekomst’ gebaseerd op het vertrouwen in die scheppende kracht, in de chaos van de vrijheid. In tegenstelling tot vele marxistische denkers, kennen anarchisten over het algemeen geen primordiaal gewicht toe aan de ‘omstandigheden’ en de ‘condities’ waarvan de mens het product zou zijn, maar eerder aan de wil, het elan en de creativiteit van mensen om die condities te scheppen. Een libertaire, revolutionaire transformatie van het bestaande betekent dan ook de ontketening van die wil, elan en creativiteit om een vrij leven te scheppen. Of zoals die oude Griek dat ooit zei, “de chaos is de moeder van alle leven”.