Nucleocratie op z’n Belgisch
Deze tekst heeft twee doelen. Het eerste doel is het opmaken van een niet-exhaustieve stand van zaken van het Belgische nucleaire programma. Hierbij breken we uit het beperkte kader dat het nucleaire beschouwt vanuit een elektrische (kerncentrales) en militaire (bommen) invalshoek. Het tweede doel is dat we onszelf een aantal instrumenten proberen te geven, zonder te verdwalen in een té ingewikkelde theoretische analyse. Dat we het nucleaire programma in België situeren en in het bijzonder hoe het zich inschrijft in de logica van de (politieke, economische en militaire) macht, en deze onderhoudt.
Wetenschap en macht
De nucleaire technologie en haar promotoren zijn de gedegenereerde telgen van de oude incestueuze relatie tussen een bepaalde wetenschapsvisie en die macht. Het nucleaire heeft door haar buitensporigheid de logica die aan de basis ligt van die wetenschapsvisie tot een toppunt gevoerd, ook al kennen de gelukzalige wetenschappers in termen van toppunten en grootheidswaanzin geen grenzen. Wie weet welke ondenkbare afschuwelijkheden ze ons nog bekokstoven.
Het is een redelijk wijd verspreide gedachte dat er langs de ene kant neutraal en onbaatzuchtig wetenschappelijk onderzoek zou bestaan en langs de andere kant min of meer goede of slechte toepassingen ervan door de industriëlen, militairen of politiekers. Het is nooit zinloos om tegen deze gedachte in te gaan door eraan te herinneren dat de “pure”, “neutrale” wetenschap niet bestaat en nooit bestaan heeft. De geschiedenis van de wetenschap trekt gezamenlijk op met die van de industriële bloei en de vorming en consolidatie van de moderne staten. Als hij onderzoek wou voeren, zijn hypotheses als geldig wou doen aanvaarden, heeft de wetenschapper altijd zijn weldoeners, zijn fondsenverstrekkers (staten, industriëlen, militairen) moeten overtuigen van de winst die ze eruit zouden kunnen halen. De wetenschappelijke visie die zich opgelegd heeft, is degene die concrete toepassingen heeft geleverd voor de industrie; die de perfectionering van oorlogsmachines en bewakings- en controle-instrumenten van de staten uitgewerkt heeft; die haar het nodige prestige leverde voor haar culturele uitstraling. Doordat hij de nodige instrumenten aan de macht levert voor diens behoud en uitbreiding, is de wetenschapper een onmisbaar deel geworden van de macht.
We leven in een periode van veranderingen waarvan de uitkomst onzeker is. De mondiale politieke en economische systemen ondergaan mutaties die zich ook in de wetenschappelijke middens laten voelen. Het is zeker dat de technologieën een erg belangrijke rol spelen in deze mutaties. Ten eerste omdat de staten en bedrijven zich enkel kunnen invoegen in de stroom van mondiale handel doorheen de technologische wedren en de spitstechnologie in het bijzonder. Machtige staten zijn staten die erin slagen om de technologische sprong te maken die hen op militair en commercieel vlak in het voordeel plaatst, en dan hebben we het nog niet over de instrumenten die deze nieuwe technologieën bieden ter controle van de bevolking.
Ten tweede spoort de hoge graad van toenemende complexiteit en dus specialisatie van het hedendaagse onderzoek de wetenschappelijke programma’s aan om zich in te schrijven in transnationale projecten. Hoe meer het onderzoek zich specialiseert, hoe minder de onderzoekers een beeld hebben van het geheel waarin hun onderzoeken kaderen, en hoe meer ze zich ontdoen van verantwoordelijkheid ten opzichte van de mogelijke toepassingen en gevolgen van hun onderzoek.
Tenslotte zagen we de laatste jaren ook de massale intrede van industriëlen in de onderzoekseenheden en een privatisering van het onderzoek. Zonder één of andere illusie te willen onderhouden over de gouden tijd van het openbaar of fundamenteel onderzoek, betekent dit dat de fondsenverstrekkers alsmaar explicieter een concrete afzetmarkt eisen voor het wetenschappelijk onderzoek dat ze subsidiëren.
Deze twee tendensen hebben tot algemeen gevolg dat de ruimte van kritiek (zelfs als die vaak erg ambigu geweest is) wegsmelt, de ruimte van kritiek tegen die wetenschappelijke visie en dat soort onderzoek in de schoot van de wetenschappelijke middens en erbuiten.
Op het nucleaire domein is een typisch voorbeeld van deze nieuwe tendens het project ITER1. Als transnationaal project bij uitstek, zou men zich kunnen afvragen waarom er zoveel staten aan deelnemen, terwijl het project op een bodemloze put lijkt en de mogelijkheden om er concrete toepassingen uit te halen op het eerste zicht erg ver weg lijken. Voor de staten en de wereld van de industrie (en dat is ook de etalage waarlangs het project verkocht wordt), biedt ITER op (erg) lange termijn de mogelijkheid van een onuitputtelijke energiebron om de energie-vretende economie te laten draaien. In welke mate de regeerders en wetenschappers zich bewust zijn van het bedrog van zulke belofte, valt nog te zien. Maar wat ITER reeds nu aanbiedt is de technologische kennis, de opgedane ervaring. Daarom worden er over de hele wereld universiteiten en onderzoekscentra, IT industrieën en militaire sectoren gemobiliseerd om te werken rond dit kernfusieproject. In België nemen daar dus niet alleen de verschillende universiteiten aan deel2, maar ook bedrijven (gecoördineerd door het platform ITER Belgium), het Centrum voor Nucleaire Studies en de Koninklijke Militaire Academie.
Het nucleaire op z’n Belgisch
België is een klein land dat geen aanspraak kan maken op een bepaald statuut van macht. Het heeft er langs de ene kant alle belang bij om te investeren in hooggespecialiseerde domeinen met hoge toegevoegde waarde (spitstechnologie) en langs de andere kant om deel te nemen aan transnationale projecten die het land direct toegang geven tot de technologische kennis. Het Belgische nucleaire programma moet in dat opzicht beschouwd worden.
Het meer zichtbare deel van het Belgische nucleaire programma zijn de kerncentrales van Doel en Tihange, die voornamelijk gebouwd werden om een zekere autonomie inzake energie te bekomen.3 Die autonomie is deels illusoir omdat het uranium dat als brandstof dient niet te vinden valt op het Belgische grondgebied. Eveneens illusoir omdat de Franse nucleaire lobby 4 altijd een belangrijke plaats heeft ingenomen in het project, eerst onder de vorm van EDF (Electricité de France) en nu dus GDF-SUEZ, vermits de uitbater van de kerncentrales, Electrabel, een filiaal is van de Franse groep. Naast GDF-Suez nemen aan de uitbating van de Belgische kerncentrales ook nog de andere vleugel van de Franse kernlobby deel, Areva, en de Amerikaanse kernlobby Westing House. De kwestie van de kernenergie is uiteraard centraal voor de economie van de staten, niet zozeer in termen van directe winst, maar omdat ze de rest van de economie doet draaien. Dat is de reden waarom er veel kans bestaat dat de kernenergie, tenzij er een werkelijke weerstand zou ontstaan (van hier of geïmporteerd van de Franse buur), een stralende toekomst tegemoet gaat.
Dat is dus het erg zichtbare aspect van het Belgische kernprogramma. Maar het feit dat België één van de meest nucleaire landen van de wereld is, is niet alleen te danken aan haar lokale en naburige centrales (Borsele, Gravelines, Chooz), maar ook aan de nucleaire installaties waarmee het grondgebied bezaaid ligt. In het noorden, in de Kempen, winnen de streken rond Mol en Dessel de hoofdprijs. Daar bevinden zich het Centrum voor Nucleaire Studies met haar drie experimentele reactoren en een vierde in aanbouw5, Belgoprocess dat een deel van het kernafval bewerkt en verpakt en tenslotte de verschillende stortplaatsen voor radioactief afval. Een beetje meer naar het oosten, in Kleine Brogel, bevindt zich de NAVO-basis die een twintigtal Amerikaanse kernkoppen herbergt, een sympathieke erfenis van de Koude Oorlog. In het zuiden, nabij Charleroi, hebben de inwoners van Fleurus het plezier om de lekken te ondergaan van het Nationaal Instituut voor Radio-Elementen (IRE), één van de zes grootste laboratoria ter wereld die radio-isotopen produceren voor medisch gebruik. Tenslotte zijn er nog alle laboratoria, ziekenhuizen en onderzoekseenheden die hun eigen kleinere nucleaire installaties hebben of die nucleair materiaal gebruiken.
De nucleaire geneeskunde is een beetje een Belgische specialiteit. Er is niet alleen het IRE in Fleurus, maar ook de Ion Beam Applications (IBA) in Louvain-la-Neuve, de wereldleider inzake productie van deeltjesversnellers voor medisch en industrieel gebruik. De IBA is een typisch voorbeeld van de onderlinge verbindingen tussen de verschillende nucleaire takken. De IBA zit zowel op de markt van de sterilisering (bijvoorbeeld van medische producten) en de ionisering, op die van de radiotherapie en van de productie van radio-isotopen als op de markt van de pasteurisatie van voedsel.
Aanvaarding en gewenning
Wat zijn de instrumenten die de nucleocraten zich verschaffen om hun programma te doen aanvaarden, voorbij de logica die het nucleaire voortbrengt? Na Tsjernobyl hebben de nucleaire staten geïnvesteerd in de creatie van instellingen die bedoeld zijn om het bestaan en de voortzetting van het nucleaire programma te legitimeren. De ontstaansgrond van deze instellingen is zowel het weinig efficiënte beleid van stilzwijgen, als ook de grove leugens die de nucleocraten hanteerden tot aan Tsjernobyl; als een meer algemene tendens van de politiekers om het beeld van een pseudo-transparantie te gebruiken als legitimering. Het idee is simpel: de bevolking de indruk geven dat ze beschikt over informatie en dat ze in het debat betrokken wordt om zo de kritiek de mond te snoeren. Het gaat wel degelijk over pseudo-transparantie omdat de woordenschat van het debat uiteraard bepaald worden door de nucleocraten zelf. Maar bovenop de aanvaarding van het kernprogramma, dienen deze instellingen om de bevolking te doen wennen aan het leven in een besmette omgeving.
In die optiek werd het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle opgericht (FANC). Dit Agentschap, dat voorgezeten wordt door de voormalige directeur van een kerncentrale, beroept zich op een veronderstelde wetenschappelijkheid om de angsten van de bevolking te beheren, doordat het beweert de graad van ernst van “ongelukken” in de kerninstallaties bekend te maken en te meten. Het FANC is erg typerend voor die beleidswissel. Het is niet meer echt “alles gaat goed” maar eerder “het risico is beheersbaar”. De zogenaamde “aanvaardbare” normen zijn de vrucht van politieke onderhandelingen6. Net dat feit wordt verdronken in de stroom van wetenschappelijkheid waarmee het Agentschap beweert de ongelukken te definiëren. Er bestaan geen aanvaardbare normen, alleen maar bevolkingspolitiek.
In dezelfde optiek wordt het burgerdebat over het type van kernafvalopslag georganiseerd door het NIRAS (Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstoffen). Haar slogan: het kernafval is een collectieve verantwoordelijkheid. Nadat ze gigantische winsten hebben opgestreken door een duurzame verwoesting van de omgeving en haar wezens, nadat ze de samenleving onomkeerbaar afhankelijk hebben gemaakt van de wetenschappelijke kennis of zelfs van de wetenschappers zelf, zijn de nucleocraten dermate cynisch dat ze de verantwoordelijkheid willen delen met de bevolking. Dat is het gelaat van de participatieve burgerdemocratie: met goede wil de rampzalige gevolgen van de politiek van de machtigen beheren.
In dezelfde orde van ideeën zijn de simulaties van kernongevallen7 en natuurrampen een element geworden in het arsenaal van de staten om te doen wennen aan een leven in staat van crisis en om de bevolking te controleren. Dat is des te duidelijker in België waar gezien de grootte en de bevolkingsdichtheid van het land, geen enkel nucleair reddingsplan in staat zou kunnen zijn om de bevolking te evacueren, tenzij dan de evacuatie van de voltallige bevolking uit het Belgisch grondgebied. We zagen hoe in Tsjernobyl, net zoals in Fukushima en tijdens de nucleaire proeven van de Sovjet-Unie in Kazachstan8, bepaalde delen van de bevolking gedwongen worden (omdat ze niet de middelen hebben om te vertrekken en/of omdat de autoriteiten hen foute informatie verstrekken9) om te overleven in besmette gebieden, om van de dodelijke omgeving hun nieuwe normaliteit te maken. De simulaties laten de staat en de ordetroepen ook toe om bij te leren inzake beheer en controle van de bevolking.10
Tenslotte zou het ook de moeite waard zijn om even stil te staan bij de rol die de nucleaire geneeskunde speelt in de veralgemening (en dus de aanvaarding) van het voortschrijden van het nucleaire in de maatschappij. Het gebruik van nucleaire instrumenten en procedés zit diep verankerd in de medische instellingen. Het gebruik ervan onder meer voor diagnoses en radiotherapie, wordt zelden in vraag gesteld. Maar gaat het daar niet over een logica die eigen is aan het ziekenhuis, dat elke ruimte om haar praktijken in vraag te stellen afgrendelt? Net als de genetisch gemanipuleerde organismen voor medisch gebruik, baseert de nucleaire geneeskunde zich op een onderliggende chantage die het lichaam van het individu diep treft: het nucleaire of de dood. Instituten zoals het SCK (Studie Centrum voor Kernenergie) schuiven dit onderzoeksdomein naar voren om zich een goedwillend of zelfs onbaatzuchtig gezicht aan te meten. Achter de façade dienen hun onderzoeken en experimenten ook voor het onderzoek naar de brandstof voor de bestaande en toekomstige kerncentrales, de radiobescherming, de kernfusie, de ontsmetting en het onderzoek naar de modaliteiten voor de opslag van kernafval,… en last but not least het maatschappelijke aspect van de nucleaire kwestie, te verstaan: aan de regeerders het kader van de debatten over het nucleaire verschaffen.
De nucleaire geneeskunde is een erg emotioneel onderwerp dat moeilijk aan te snijden valt. Het ontbreekt de anti-nucleaire kritiek aan een werkelijk onderzoek naar de genealogie van de oplegging van het nucleaire in de medische wereld en het gebruik ervan als legitimering voor het nucleaire programma in haar geheel. Deze genealogie kan slechts uitgetekend worden in nauw verband met die van de bloei van een bepaald type van geneeskunde dat gebaseerd is op de overheersing van de lichamen, op rentabiliteit en op de ziekenhuis-fabriek. Die kritiek moet dringend ontwikkeld worden, want tenzij je voor struisvogel speelt kan niemand nog de enorme toename van kankers en andere stralingsziektes rondom ons ontkennen. Als we niet de tijd nemen om ons te wapenen in ideeën en praktijken, zullen we onszelf op korte of lange termijn overleveren aan de willekeur van de medische en nucleaire lobby.
Zoals zo vaak wanneer het nucleaire thema wordt aangesneden, lijkt het beeld erg somber. Het is zeker dat de nucleocraten geloven dat ze ons een onafweerbare slag hebben toegebracht. Ze denken dat hen een eindeloze toekomst verzekerd is. Voor ons gaat het erom ons hier en nu middelen te verschaffen om die arrogantie in een lastig parket te brengen. Om te beginnen door ons te ontdoen van de angst voor de voortdurende dreiging van een nucleaire apocalyps die op onze geesten weegt. De angst is een slechte stuwkracht. Ze spoort de individuen over het algemeen aan om zich onder de greep te plaatsen van degenen die hen veiligheid beloven – en dat hebben de nieuwe beheerders van de staat, ondersteund door hun experten, goed leren uitbuiten.
Vervolgens, pistes uitwerken om de horizon van het mogelijke terug te openen. Deze horizon zal openbarsten als we in staat zijn om ons zowel uit te rusten tegen de nucleocratische strategieën van aanvaarding, ruimtes te scheppen waar de omwenteling van de sociale verhoudingen vorm kan krijgen, als hun zwakke punten aan te vallen. En die zwakke punten zijn talrijk: afvaltransporten, hoogspanningslijnen, bedrijven, verschillende plekken en evenementen waar hun evidenties worden geproduceerd en verspreid…
Tenslotte, de kwestie uitbreiden. De rol van wetenschappers moet opnieuw gepolitiseerd worden, hun pseudo-neutraliteit aangevallen, hun verantwoordelijkheden in het behoud en de uitbreiding van de overheersing aanwijzen. De verschillende chantages waarop het nucleaire stoelt onderuit halen: chantage van energieconsumptie, medische chantage,…
Op onze weg zullen we alsmaar meer botsen op de burgerideologie met haar illusie van een medebeheer van de stronthoop, met haar deelkritiek, met haar groen kapitalisme (hernieuwbare energie), met haar burgerdebatten… Daarom kan een werkelijke anti-nucleaire strijd het in België niet stellen zonder een consequente kritiek van de logica van de democratie.
Het nucleaire, met haar kleine broertjes GGO’s, nanotechnologieën & co, is een apotheose van een bepaalde geschiedenis van de wetenschap in dienst van de macht. Maar door haar totaalaspect biedt ze ook een ruime keuze aan invalshoeken tot het in vraag stellen van het geheel van de sociale verhoudingen die haar gecreëerd hebben en die zij op haar beurt onderhoudt.
1De kernfusie is een oud, totaal megalomaan onderzoeksproject. Sinds 2005 bouwen meerdere machten (Europese Unie, Rusland, USA, Japan, China, Zuid-Korea en Indië) in het Franse Cadarache aan de ITER of Internationale Experimentele Reactor voor Thermonucleaire fusie. Wetenschappers zullen er proberen om gedurende enkele minuten de reacties na te bootsen die plaatsvinden in de kern van de zon, onder het voorwendsel om op die manier een eindeloze hoeveelheid energie te produceren. Dat zou volgens de meest optimistische pronostieken van de meest gelukzalige wetenschappers niet sneller lukken dan binnen vijftig of honderd jaar. Maar dat doet er weinig toe, want ondertussen zal de ITER tonnen radioactief afval geproduceerd hebben, als ze er al in zouden slagen om het proces te beheersen aangezien ze nog niet de technische middelen gevonden hebben om de reactie onder controle te houden.
2 Université Libre de Bruxelles, Universiteit Gent, Katholieke Universiteit Leuven, UMH Mons,…
3 Er werd daarbij gekozen voor kerncentrales die in het kernproces het plutonium voortbrengen dat gebruikt wordt in de A-bom.
4 De term ‘lobby’ kan op twee manieren begrepen worden. Vaak wordt die op benauwde manier gebezigd als term om de grote private industriegroepen aan te wijzen die druk uitoefenen op het politieke beleid, wat ertoe kan leiden om te geloven dat er een duidelijke scheiding zou bestaan tussen die groepen en de politieke wereld. Dat is uiteraard niet het geval, ook in politieke middens en binnen het staatsapparaat vind je fervente nucleocraten terug. De staat is altijd de voornaamste promotor en investeerder geweest van de nucleaire programma’s. In België werd het energiebeleid, en dus de beslissing om massaal te investeren in het nucleaire, altijd bepaald door ondoorzichtige pacten tussen politiekers, Electrabel, grote werkgevers en bepaalde vakbondsleiders.
5 De testen en het onderzoek met die nieuwe reactor zullen onder meer dienen tot de bouw van reactoren van de vierde generatie.
6 Zie Roger en Bella Belbeoch, Tchernobyl, une catastrophe.
7 Eind 2012 voorziet België een simulatie op levensgrote schaal rondom Tihange.
8 Zie de documentaire Les secrets des essais nucléaires.
9 Zie Bulletin de la Coordination contre le Nucléaire, nummer 2
10 Zie de documentaire Ceci n’est pas une simulation.