Annex 2: Aan de dienst nucleaire metrologie
Eind 2011 kreeg de dienst nucleaire metrologie in de Brusselse universiteit (ULB) een ongewenst bezoekje. Haar lokalen werden dichtgetimmerd, slogans op de muren gespoten en onderstaande tekst werd aangeplakt.
Gegroet,
Wij bieden jullie een zekere verstoring van jullie dagelijkse routine aan. Jullie zullen er gebruik van maken om enkele problematieken te bestuderen en er positie over in te nemen, problematieken die vaak bewust verhuld worden, zowel in wetenschappelijke middens als telkens wanneer een individu, een instelling of een belangengroep spreekt in naam van de wetenschap.
Er wordt alles aan gedaan opdat in de ogen van het ‘publiek’, wetenschap zou rijmen met neutraliteit en objectiviteit. Nochtans is de wetenschap niet minder baatzuchtig en doortrokken van de zoektocht naar macht en prestige dan eender welk ander sociaal lichaam.
De wetenschap is baatzuchtig: ieder die een beetje vertoefd heeft in de wetenschappelijke middens weet dat een wetenschapper, of die nu in zijn labo ziet of de prins raad geeft, nooit alleen is. Hij draagt met zich de belangen mee van degenen voor wie hij werkt en van degenen die hij moet overtuigen van het belang van zijn onderzoek, of het nu een openbare instelling is of privé-bedrijven op zoek naar winst in termen van macht, prestige of geld.
De dienst metrologie gaat onder meer hand in hand met de Franse nucleaire lobby; door samen te werken met Tractebel Suez, met de Amerikaanse lobby Westinghouse, en ook met de agentschappen die de promotie op zich nemen van het ‘doe maar op’ van het nucleaire, zoals het ‘Centrum voor Nucleaire Studies’ of het Franse ‘Institut de Radioprotection et de Sûreté Nucléaire’. Om van de rest nog maar te zwijgen.
De wetenschap is niet objectief, noch neutraal: ze moet werkzaam zijn, ze produceert technieken zoals men worst maakt. Er bestaat geen objectief theoretisch kader dat alle kennis zou overstijgen. Om als objectief erkend te worden, moet de wetenschap geslikt worden door de wetenschappelijke en economische gemeenschappen, en de staten.
Door zich op te werpen als waarheid, als onafhankelijke en neutrale praktijk, slikt de wetenschap op haar beurt alle handelingen van diezelfde wetenschappelijke gemeenschappen, diezelfde economische machten, diezelfde staten. Het is dus door de dubbele beweging, van actoren van de technowetenschap en het statuut van de technowetenschap in onze maatschappijen, dat beide partijen versterkt worden in een wederzijdse afhankelijkheid.
Deze dubbele beweging laat toe om de maatschappelijke keuzes die ons opgelegd worden te depolitiseren. In het specifieke domein van het nucleaire probeert deze samenheuling van enthousiaste promotors, industrie en staat ook te verduisteren dat de ontwikkeling van het Belgische nucleaire programma (elektro, militair maar ook medisch, sterilisatie door bestraling,…) altijd al een politieke en economische keuze is geweest, en dat zal blijven.
De oprichting,bijvoorbeeld, van een Federaal Agentschap voor de Controle van het Nucleaire (waarmee de dienst nucleaire metrologie samenwerkt) – dat beweert een onafhankelijke controle uit te oefenen en transparante, objectieve en betrouwbare informatie te verschaffen, laat toe om onder dekking van wetenschappelijke expertise het feit te verduisteren dat de keuze van voor de bevolking aanvaardbare normen van radioactiviteit een economische en politieke beslissing is, en niet een wetenschappelijke. In geval van een incident zijn de experten en beleidsmakers het snel eens over de verhoging van de drempelwaarde die ze aanvaardbaar achten. Toen de catastrofe van Fukushima begonnen was, besliste de Europese Unie op 25 maart 2011 om de radioactiviteitsnormen van geïmporteerde voedselwaren te verhogen omwille van economische redenen. De onderliggende logica van dit soort beslissingen stelt dat het beter is om individuen op te offeren dan de structuren in vraag te stellen, van welke orde dan ook, die tot zulke toestand geleid hebben.
Als we onszelf vandaag uitgenodigd hebben, dan is dat niet in naam van een rationele tegen-expertise, maar omdat we het leven willen en niet het overleven dat de staat, industriëlen en wetenschappers voor ons organiseren. Wij willen de ruimte om onze levens te kiezen en niet langer de beslissingen ondergaan van enkelen, hoe verlicht ze zichzelf ook vinden.
Op de weg van de ontvoogding is het nucleaire een kolossaal obstakel. Het staat op het kruispunt van de autoritaire logica’s die onze samenlevingen overheersen. Het nucleaire is als het paard van Troje: eens het door enkele beslissers ingevoerd wordt, heeft dat onvoorstelbare ecologische en sociale gevolgen. Ecologisch onvoorstelbaar omdat de duur van de schadelijkheid van het kernafval het menselijke bevattingsvermogen overstijgt; omdat we de grootte van de ramp die dagelijks gecreëerd wordt nog niet kennen. Sociaal onvoorstelbaar omdat ze de rol van pompier-pyromaan onthult die de staat en de wetenschappers spelen: na ons er flink in ondergedompeld te hebben beweren ze de enigen te zijn die de ramp kunnen beheren.
‘Ja maar, waarom zich dan op deze dienst richten?’
‘Zou het niet beter zijn geweest om de poorten van Tihange, Doel of Kleine Brogel dicht te timmeren?’
Nee, het gaat hier niet om een vergissing. Het is wel degelijk hier, in deze plek die beschut is tegen de weerstand tegen het nucleaire en de rol van de wetenschappers in onze dagelijkse onderwerping, dat wij het kleine beestje komen opzoeken.
Het duurt niet lang om het te vinden, eens je voorbij de rookgordijnen gaat die de experten in stand houden. Niets werkt ooit zoals het op papier staat, en het is trouwens daarom dat de promotors van het nucleaire zich amuseren met experimenten op levensgrootte. Achter hun probabilistische voorspellingen die altijd de risico’s minimaliseren, gaan er een hele hoop kleine beestjes schuil die nooit opgehouden hebben met dit of dat deel van de theorie te ontkrachten. Daar nemen ze de vorm aan van een radioactief lek of een kernvat dat barsten vertoont, elders is het een tikfout, nog elders een incident of een onvoorziene escalatie die de hele boel doet ontploffen…
Door zich te werpen op de industriële en nucleaire risico’s, brengt de dienst nucleaire metrologie niet alleen een concreet beheringsmiddel van deze risico’s voort, maar integreert ze zich in een alsmaar algemenere strategie. Sinds Tsjernobyl beweren de wetenschappers en staten niet langer dat een groot incident onmogelijk is, noch dat ze het hele nucleaire proces controleren (zelfs als ze de risico’s blijven minimaliseren met behulp van leugens). Vandaag bestaat hun strategie uit het zoveel mogelijk doen aanvaarden van de mogelijkheid, en van de werkelijkheid zoals in Tsjernobyl en Fukushima, van een groot incident en dagelijkse besmettingen.
De grote incidenten dienen hen als gelegenheid om elke in vraag stelling, van de nucleaire maatschappij en hun eigen macht binnen deze maatschappij, te verhinderen door te experimenteren met technieken van communicatie, aanvaarding en dagelijkse risicobeheersing.
Het dagelijkse bestaan dat gecreëerd wordt door het nucleaire, dat is de uitbuiting, dat is de besmetting in alle stadia van het proces. Deze dienst staat niet los van andere nucleaire installaties. De specialisering, gestuwd door de wetenschap, verhindert elkeen om het geheel te zien, om te zien waarvan het eigen labo, het eigen onderzoeksproject, de eigen ervaring deel uitmaken.
In materieel opzicht kan de dienst nucleaire metrologie niet bestaan zonder de uraniummijnen in Niger of Congo, waar gespeeld wordt met moderne slavernij en liquidatie door besmetting van de lokale bevolking. De dienst kan evenmin bestaan zonder het transport van radioactief materiaal, met alles wat dat betekent aan verspreiding van de besmetting. Ze kan niet bestaan zonder de experimentele kernreactoren of de vier reactoren van het Centrum voor Nucleaire Studies waar ze mee samenwerkt. Tenslotte maakt de dienst, door te bestaan, radioactief afval waar, voor ons leven en de komende levensn geen enkele aanvaardbare oplossing voor bestaat.
Tenslotte willen we het probleem opwerpen van het medische nucleaire dat deelneemt aan deze dienst door vormingen inzake radiobescherming te geven, en door haar nucleaire biomedische tak. Het medische deel dient altijd als argument, zowel voor het nucleaire als voor de genetisch gemanipuleerde organismen, om het verzet de mond te snoeren. De verklaring van de ex-directeur van de Stichting Curie (een Franse organisatie die onderzoek doet naar kanker), de professor Laterjet, stelt dat de waarschijnlijkheid van de genezing van kankers door bestraling veel hoger is dan de veroorzaking van een nieuwe kanker, en dat de voordelen het dus halen van de nadelen. Dit geeft blijk van het cynisme dat heerst in de middens van het medische nucleaire. Er is in zekere zin een kosten-baten rekening, waarin de gezondheid en het leven van een mens uitgedrukt wordt in waarschijnlijkheidscijfers. Er valt niet aan te twijfelen dat de winsten zich ook laten voelen in biljetten.
Toen in 2008 te Fleurus (België) het radioactieve lek in het IRE (één van de zes laboratoria ter wereld voor de productie van radio-isotopen voor de medische sectoren) de omwoners in woede deed ontsteken, werd de mediatieke bekommernis al snel de schaarste van radio-isotopen in ziekenhuizen. Nooit is er sprake geweest van het bestaan van het IRE in vraag te stellen. Zat er nochtans niet iets legitiem in de woede van de omwoners? Die lijden en sterven daar aan ziektes veroorzaakt door radioactieve straling (waaronder kankers), opdat men die kankers zou kunnen diagnosticeren?
Dat is niets nieuw. En toch wordt de ruimte dag na dag kleiner om de verspreiding te betwisten van een brand die aangestoken werd door de experimenten op levensgrootte van enkele wetenschappers, gefinancieerd door de staten en industriële belangen. En in het bijzonder in de schoot van de wetenschappelijke middens. Maar wij hebben de pretentie om te zeggen dat het nog mogelijk is om alles te stoppen; dat afsplitsingen mogelijk blijven. Er bestaat geen onafwendbaarheid: deze wereld kan radicaal veranderd worden in een ontvoogdingsoptiek. Maar dat alles zal slechts mogelijk zijn door weg te vagen wat aan sommigen toelaat om beslissingen voor allen te nemen. En dat op alle niveaus. Te beginnen bij deze dienst hier.
Aan de onderzoekers die er werken, aan de professoren die er lesgeven, aan de studenten die er gevormd worden: het is tijd om je hoofd uit de bokaal met chloroform te halen en er ergens bewust van te worden dat jullie bijdragen tot de verspreiding van de brand. Jullie hebben altijd de keuze om al dan niet te aanvaarden om brandstof op het vuur te gooien. Jullie hebben de keuze om te kiezen voor de onderwerping of voor de ontvoogding, zowel voor jezelf als voor allen. Wij hebben allemaal die keuze.
Daarom zou de eerste stap zijn op te houden met het vuur te voeden. Waarom niet het in vraag stellen beginnen met de volgende oproep:
Laten we het onderzoek stopzetten!