Archive for the ‘Salto #3 Nederlands’ Category

Nieuwe realiteiten, oude verlangens

Monday, August 11th, 2014

De volgende zinnen moeten gelezen worden als simpele voorstellen voor de discussie. Ze proberen beknopte analyses te zijn van enkele veranderende realiteiten in verband met de context waarin bepaalde typen van specifieke anarchistische interventie werden bedacht. Het is simpelweg een poging enkele vragen op te werpen in de juiste bewoordingen om die op die manier te kunnen uitdiepen. Wij zijn ons ervan bewust dat de analyses die hier uiteengezet worden te algemeen en oppervlakkig zijn ten aanzien van de diepgang die bepaalde punten zouden vereisen. Het kan niet anders, gezien het hier om een korte bijdrage aan de discussie gaat, en de zinnen dienst zullen moeten doen als vertrekpunt, als een schets.

De meerderheid van de interventiemethodes in de realiteit die we hebben geërfd, en waar we tegenwoordig vanuit gaan, zijn ontwikkeld – hoewel het zeker is dat ze beantwoordden aan tradities, impulsen, intuïties of zekerheden zo oud als de sociale oorlog – in bepaalde tijden, tijden van verlies. De mislukte aanval op de hemelen samen met de de kapitalistische herstructurering van de jaren ’70 en ’80 veranderden de aard van het sociale conflict volledig. Aan de automatisering en versplintering van de productie beantwoordde een proces van sociale automatisering en versplintering, gekenmerkt door het uiteenvallen van de arbeidersmilieus en door het verschijnen van een nieuwe antropologische soort in ontwikkeling sinds de afloop van de oorlog. Deze soort wordt gekarakteriseerd door zijn lafheid, kinderachtigheid, wispelturigheid, bereidwilligheid om alle aspecten van zijn bestaan te delegeren aan hogere instanties en door het bewonen van een eeuwig heden zonder zich te herinneren dat zijn eigen omgeving radicaal veranderd is, in een proces van vervalsing naar het model van een themapark.

Als gevolg verliet het sociale conflict het schema volgens welke er twee homogene en uniforme blokken – bourgeoisie-proletariaat, kapitaal-werk – tegenover elkaar staan in een frontaal antagonisme dat zichtbaar, onvermijdelijk en door tegenstrijdigheden inherent is aan de functionering van de kapitalistische economie. Hieraan moet nog een ander gevolg van fundamenteel belang worden toegevoegd: de vaststelling vanuit een revolutionair oogpunt van de onmogelijkheid van het opnieuw toe-eigenen van de kapitalistische productiestructuren met bevrijdende doelen en het einde van alle illusies over arbeidersonteigening en -zelfbeheer in een wereld die alleen ontworpen is voor haar eigen reproductie. De weigering van het werk – waarvan de hartslag de arbeidersbeweging altijd heeft doorkruist in de vorm van stakingen met onmogelijke eisen, sabotages, verzuim, etc. – als aparte activiteit heeft zo haar historische bevestiging gevonden.

Daarom verkreeg de negatieve dimensie van eender welk bevrijdingsproject bijzondere relevantie en brak het evenwicht tussen de offensieve dimensies van de defensieve strijden en vice versa.

Zoals de overheersing het gehele sociale terrein bezette zweefde de geest van pacificatie en het einde van de geschiedenis over de kalme wateren van een postmoderniteit waarin de enige zekerheden die leken over te blijven de gehoorzaamheid en de imperatief van de aanpassing aan de vervreemding waren, de enige zekerheden die haar priesters nooit in vraag durfden te stellen. Op deze manier werd de vernietiging van een historisch project beklonken. Het sociale conflict verplaatste zich naar marginale gebieden – in de strikte betekenis van de term: verbannen naar de marges, ver van het centrum. Hierdoor moesten de perspectieven van interventie, methodes, organisatievormen etc. opnieuw beoordeeld worden en de praktijken die altijd aanwezig zijn geweest in de antiautoritaire strijden van de uitgebuiten opnieuw ontdekt worden. Eenmaal het tijdperk van het bezingen van de (mythische of werkelijke) deugden van de klasse van het bewustzijn voorbij, en van het betreuren van de verdwijning van deze verhoudingen – tussen kuddegeest en solidariteit – gesmeed in het heetst van de strijd, werd het duidelijk dat het noodzakelijk was het terrein te zoeken waar de sociale kwestie opnieuw (of nog steeds) ter sprake gebracht kon worden; het terrein van de perifere uitingen van verwoesting door de dictatuur van de economie en de verhoudingen van overheersing.

De aanval tegen concrete aspecten van de macht komt zodoende voort uit het beschouwen van de overheersing als een geheel dat invloed uitoefent op de totaliteit van sociale verhoudingen en op alle gebieden van het leven. Maar het is ook het terrein waar een offensieve intelligentie behouden wordt, een kritische autonome taal en een conceptueel kader waarin het sociale conflict een betekenis kan vinden voorbij de louter individuele weigering, het activisme, of de hoop op de recompositie van een historisch subject en de komst van de “objectieve voorwaarden”. Met andere woorden, ze komt voort uit de noodzaak levend te blijven in een wereld van zombies. Deze realiteit is op verschillende manieren en op verschillende plekken getheoretiseerd en experimenteerde met verschillende vormen van subversief handelen. En het is deze context waaruit de insurrectionele methode voortkomt zoals we deze tegenwoordig kennen. We moeten aandringen op het feit dat noch de genoemde methode, noch de informele organisatie, noch het perspectief van de conflictualiteit en de permanente aanval een Italiaanse uitvinding zijn uit de jaren ’70-’80, zoals ons wordt verzekerd door een gemeenplaats die recentelijk behoorlijk wijdverspreid werd door bepaalde verwarde “sociale critici”. Ze komt voort, zoals gezegd, uit de ontmoeting tussen elementen die sinds lange tijd deel uitmaken van het arsenaal van de uitgebuiten en de analyses van deze nieuwe realiteit die door sommigen “de postindustriële maatschappij” genoemd wordt.

De informele organisatie is daarom niet alleen meer bevrijdend, maar ook meer adequaat voor een asymmetrische confrontatie – die niet het schema van twee blokken volgt, maar de sociale fragmentatie – waarin de overheersing haar centrum verloren heeft door haar uitzaaiing over het gehele sociale terrein. De aanvalsinitiatieven tegen de mechanismen van sociale reproductie komen dus voort uit kleine groepen die vertrekkende vanuit een analyse van de context een projectualiteit ontwikkelen. Deze projectualiteit is verankerd in het karakter van de conflictualiteit van de genoemde context en gericht op het creëren van de minimale voorwaarden voor een aanval tegen een specifieke structuur van het raamwerk van de macht, aan de zijde van andere uitgebuiten. Twee elementen zijn van bijzonder belang in deze methode: 1) de tijdelijkheid. Alle energie leidt naar een duidelijk doel, waarmee de energieverspilling van langdurige strijden, de bureaucratisering, de domesticatie en in het algemeen de verschijning van de politiek met haar lange stoet van vervreemdingen vermeden wordt. De zelfbeoordeling en zelfkritiek zijn constant en de strijdruimte verdwijnt wanneer het doel bereikt is of wanneer er besloten wordt het doel te veranderen, om welke reden dan ook. 2) de reproduceerbaarheid. Aangedreven door de keuze voor middelen die door iedereen gebruikt kunnen worden en ver van iedere specialisatie om zo de vermenigvuldiging van de aanvalsdaden in de hand te werken – en tegelijkertijd een besef van de noodzakelijkheid van die aanval – en de kwetsbaarheid van de macht aan te tonen.

Maar momenteel zijn talrijke omstandigheden voor onze neus aan het veranderen en dat maakt nadenken over enkele methodologische (en andere) concepten noodzakelijk. De huidige economische herstructurering zorgt ervoor dat structurele ondergrondse spanningen aan de oppervlakte komen die voorbij de louter conjuncturele onrust gaan. Oude marginale kwesties worden wakker uit de slaap van de pacificatie. Tegenover deze nieuwe spanningen geloven wij daarom in de noodzaak tot het uitdiepen van onze strijdvormen en ze te laten kijken naar de nieuwe vormen van conflictualiteit die lijken beginnen te verschijnen. En wij denken dat dit gedaan moet worden vanuit de strijden die geïnspireerd zijn door onze eigen projectualiteiten. Talloze kameraden lijken verleid te worden om in de nieuwe onrusten van onze tijden van buitenaf te interveniëren; inderdaad, het is moeilijk om thuis te blijven en uit het raam te staren. Maar van conflict naar conflict hollen, in een soort van opbiedende concurrentie met de verlichte geesten van alle slag die in dergelijke conflicten – van de indignadobeweging tot de revoltes in de banlieues – een leeg vel papier zien dat van inhoud voorzien moet worden door hun waarheid erop neer te pennen, is zonder twijfel een weinig verleidelijk vooruitzicht.

Het voortzetten van het nemen van strijdinitiatieven tegen specifieke aspecten van de macht hoeft daarentegen nog geen obsolete methode te zijn in deze nieuwe omstandigheden. De middelpuntzoekende krachten die tegenwoordig aan het werk zijn sporen niet aan om terug te keren naar een centrale plaats om aan te vallen, maar eerder om coherentie te creëren in de vervreemding. Het centrum is overal. Iemand heeft geschreven dat het stellen van de meest minimale en triviale eis, zoals die van het voedsel waar niet mee geknoeid is, niet langer mogelijk is zonder de totaliteit van de infrastructuur van productie, distributie en consumptie in vraag te stellen en de verhoudingen van overheersing, oftewel, de bases waarop de maatschappij steunt.

Maar het blijft een feit dat enkele aspecten die voorheen onderliggend waren – zoals de directe kritiek op de economie zoals we deze vandaag de dag kennen – naar de oppervlakte aan het komen zijn, met andere woorden, het lijkt erop dat de sociale kwestie terugkomt. Daarom is het mogelijk dat de anarchistische specifieke strijden nieuwe vijandelijkheden zouden kunnen ontmoeten in een context waar de pacificatie aangetast wordt. Dit is de sleutelkwestie. Maar de ontmoeting draait niet om ledenwerving, wij anarchisten hebben niets te bieden, geen programma’s, geen paradijzen, geen oplossingen voor de problemen van deze maatschappij. Daarom kan deze ontmoeting alleen gebeuren vanuit een eigen projectualiteit, alleen in de aanval, in de weigering van de macht in al haar vormen. Maar om haar te laten plaatsvinden is het misschien nodig nieuwe aanvalsperspectieven te zoeken die rekening houden met aspecten die haar kunnen begunstigen. En wellicht is het nodig enkele concepten te overdenken, zoals het concept van tijdelijkheid, en de mogelijkheid te onderzoeken van het creëren van meer stabiele strijdruimtes (hoezeer het woord ook uitslag kan veroorzaken bij sommige kameraden) waarbinnen de groepen kunnen handelen op verschillende fronten; ruimtes die de verschillende strijdinitiatieven van de groepen kunnen herbergen, altijd vanuit de informaliteit. Wellicht hoeft het voorbereiden op meer intense strijden van langere duur niet te betekenen dat men in de klauwen van de politiek valt, of het reproduceren van alles wat we altijd al hebben willen vermijden. Ook de kwestie van de reproduceerbaarheid verkrijgt een nieuwe dimensie in een context van grotere veralgemeende conflictualiteit: wanneer de omgeving oncontroleerbaarder wordt houden alle vingers op naar de anarchisten te wijzen en worden de zenuwpunten van de macht zichtbaarder als gevolg van een veralgemeende invraagstelling van enkele van haar aspecten.

We weten niet of we ons aan het einde van een (economisch, politiek en sociaal) model bevinden; we weten niet of dit de definitieve crisis van het kapitalisme is zoals velen ons verzekeren; we weten niet of de democratie zoals we haar tegenwoordig kennen zal veranderen in nieuwe vormen van “politieke participatie” als gevolg van de zogenaamde “crisis van de vertegenwoordiging” en de nieuwe technologieën; we weten ook niet of er veel te verwachten valt van een mensheid die ondergedompeld is in de totale onteigening en beroofd van iedere voorstelling van bevrijding; maar we weten dat onze verlangens om een einde te maken aan deze realiteit onveranderd blijven.

 

[Bijdrage aan de internationale anarchistische bijeenkomst in Zurich op 11-13 november 2012]

 

 

 

 

 

Van kortsluiting naar sociale black-out

Monday, August 11th, 2014

De structuren van de overheersing en de uitbuiting zijn niet onveranderlijk. Ze veranderen van vorm en aard in de loop van de geschiedenis omwille van redenen die te maken hebben met haar eigen drang tot voortbestaan, en dus in directe en onweerlegbare verhouding tot de sociale conflictualiteit. Als we tot in de jaren ’70 zware spanningen en belangrijke opstoten konden zien in de productieve sfeer die zich dus logischerwijze kristalliseerden op het terrein van de grote fabrieken of alleszins met alle blikken daarop gericht, lijkt de conflictualiteit vandaag, in het oude Europa, zich “verplaatst” te hebben naar andere sferen. Dat verhindert niet dat de uitbuiting doorgaat, zowel op het werk als elders, maar zonder twijfel op een andere, een meer “gedecentraliseerde” manier die beter beschermd is tegen het eventuele invraagstellen van “binnenuit”.

Vandaag gaat het er dus over om de analyse van de structuren van de macht en de uitbuiting te blijven actualiseren en uitdiepen. De oude modellen lieten we reeds achter ons, ook al geloven sommigen nog steeds in de vestiging in kracht van het “proletariaat” en haar bevestiging in de productieve sfeer. Een “nieuwe” analyse werd reeds tientallen jaren geleden begonnen, maar vandaag lijkt het ons dat een verdere stap noodzakelijk is.

Het fundament van de uitbuiting, of beter, haar bestendiging, zit in de sociale reproductie. Er is niet alleen maar de overduidelijke zoektocht naar macht en accumulatie. Ook de conflicten die binnen haar logica blijven reproduceren de orde der dingen. Je kan niet anders dan vaststellen dat de arbeider de uitbuiting produceert en de uitbuiting de arbeider reproduceert. Net zoals de burger de macht produceert en de macht de burger reproduceert. De mogelijkheden om deze helse cirkel te breken bevinden zich niet langer daar waar de oude boeken van de revolutionaire beweging ze ons aanwezen, noch in een nieuwe versie van een traag en eindeloos proces van bewustwording, maar elders. En het is dit insurrectionele elders dat we moeten analyseren en experimenteren.

De uitbuiting en dus de sociale reproductie volgen niet langer de concentratie-lijnen zoals ze dat in het verleden deden. Gedaan met de grote industriële complexen waar een gemeenschappelijkheid van belangen virulente gevechten mogelijk maakte; gedaan met de grote verenigingen van strijd, in staat om duizenden mensen warm te maken en op de been te brengen. Vandaag heeft de uitbuiting zich gediversifieerd en gedecentraliseerd tot op een punt dat ze de opkomst van een collectief subject, van een “proletariaat” onmogelijk heeft gemaakt – uiteraard willen we daarmee niet gezegd hebben dat er geen “proletariërs” meer zouden bestaan. De uitbuiting neigt niet langer naar concentratie in een grote structuur, maar in het uitstrooien over het hele gebied van kleine structuren, allemaal onderling verbonden door energie- en communicatienetwerken die gestroomlijnde productie en een aangedraaide reproductie van de overheersing toelaten. Als de huidige maatschappij lijkt op een grote openluchtgevangenis, dan zou haar prikkeldraad de glasvezelkabels zijn en haar wachttorens de communicatiemasten.

We benadrukken deze evolutie niet vanuit een loutere nieuwsgierigheid of goesting om te begrijpen waarom de sociale conflictualiteit niet langer het oude, goed geordende schema van de klassenstrijd tussen proletariaat en bourgeoisie volgt, twee makkelijk identificeerbare blokken die bakkeleien rond een burcht, maar eerder om interventiepistes te vinden, punten waar het mogelijk is om de uitbuiting en dus de sociale reproductie aan te vallen. Volgens ons vallen zulke pistes onder meer te vinden in de infrastructuren waarvan de economie en de macht afhankelijk zijn. Deze gedecentraliseerde en verregaand gecomplexifiëerde infrastructuur heeft de nieuwe vormen van uitbuiting mogelijk gemaakt (het volstaat te denken aan de huidige noodzaak om permanent via gsm bereikbaar te zijn in de logica van de flexibilisering van de arbeid), en het is dus daar dat de hedendaagse uitbuiting kan aangevallen worden. De glasvezelkabels, de transportnetten, het elektriciteitsnet, de communicatie-infrastructuren zoals de gsm-masten: ziedaar een heel terrein voor interventie dat oncontroleerbaar is, waar er geen centrum is dat veroverd moet worden of waar posities moeten behouden worden, waar de decentralisering volgens de logica der dingen een gedecentraliseerde, informele organisatie van de aanval impliceert, in kleine groepen.

Velen hebben gewezen op de kwetsbaarheid van deze infrastructuren, maar er valt nog veel werk van verduidelijking en aanwijzing te verzetten. We zouden kunnen beginnen met de praktische suggesties van de huidige conflictualiteit te verwelkomen en uit te diepen. In plaats van zich te concentreren op de botsingen met de politie, zouden we beter kijken hoe de infrastructuur tijdens sommige rellen in de metropolen en de buitenwijken aangevallen wordt: sabotages van de openbare verlichting, brandstichtingen tegen elektrische transformatoren en generatoren, sabotages van spoorvervoer en van het openbare vervoersnet. Een actuele analyse van de metropool zou bijvoorbeeld niet het belang mogen onderschatten van het transport (van mensen, koopwaar, informatie). Maar de verduidelijkingen moeten daar niet stoppen. We hebben nood aan precieze aanwijzingen, precieze analyses en precieze technische kennis.

Uiteraard heeft de mogelijkheid en noodzaak tot diffuse aanval tegen de infrastructuren van de macht maar weinig zin als ze niet ingebed is in een bredere projectualiteit. Uiteraard is het altijd goed en gepast om te saboteren, maar we mogen niet vergeten dat elk ding een vooraf, een tijdens en een erna heeft. Als scheuren in de normaliteit, in de sociale reproductie mogelijkheden bieden moeten die reeds op voorhand ingebeeld worden. Wat doen in geval van een elektriciteitspanne? Wat doen wanneer het openbare vervoer niet meer werkt en een ongelooflijke chaos schept in een stad? Daarenboven zou deze kwestie van infrastructuren niet beschouwd mogen worden als iets dat gescheiden is van andere strijdterreinen. Ze kan geïntegreerd worden in eender welk strijdproject. Als de conflictualiteit vandaag disparaat en diffuus is, zonder “centraal” terrein, gaat het er niet om terug een centraliteit te vinden of weer op te bouwen die de diffuse vijandelijkheden zou verenigen in één enkel revolutionair project, maar om bruggen te bouwen en te werpen tussen de verschillende conflictualiteiten. Een precieze aanval tegen de infrastructuren heeft bijvoorbeeld altijd bredere gevolgen dan één aspect van de macht. Tijdens een rel de verlichting van een wijk uitzetten dient niet alleen maar om de opmars van de ordetroepen te bemoeilijken, maar zal ook echo’s krijgen ver voorbij de technische overwegingen van het moment. Men leeft niet op dezelfde manier als het donker is. Dit aspect is nog duidelijker in verband met het energienet waar de gevolgen vaak ver voorbij het eerste ingebeelde doel zullen gaan.

Vervolgens gaat het er ook niet over om deze bedenkingen en suggesties te nemen als voorwendsel voor een grote techniekerssamenzwering die de steden in het donker zou zetten, of eerder, zoals dat vandaag het geval zou zijn, in een black out van informatie en communicatie storten. De uitdaging is om projectualiteiten, ook al zijn die bescheiden, te ontwikkelen die deze aanvalsmogelijkheid aanwijzen aan allen die op radicale basis willen strijden en dus niet alleen aan de revolutionairen. De kwestie op een militaristische manier benaderen, eens te meer de centralisatie verkiezen boven de verspreiding, alles overwegen in termen van “efficiëntie”, komt neer op absoluut niets begrepen te hebben van wat hier gesuggereerd werd. Wat vandaag “nieuw” is, is bijvoorbeeld niet de mogelijkheid om een elektriciteitscentrale aan te vallen en een stad in het donker te zetten, maar de mogelijkheid om overal het geïntegreerde en vertakte elektriciteitsnet aan te vallen. Die mogelijkheid vraagt geen grote organisaties noch formaliseringen van de subversieve spanning, ze laat directe, eenvoudige en makkelijk herhaalbare aanvallen toe.

Als het waar is dat de stabiliteit van de gevestigde orde sinds enkele jaren aan het afkalven is, als het waar is dat de verdwijning van de oude strijdmodellen en de bemiddelende organisaties gevolgd werd door nieuwe vormen van sociale conflictualiteit die veel minder controleerbaar en veel wilder zijn, dan moet onze theoretische en praktische aandacht gaan naar wat zou kunnen bijdragen om dit oncontroleerbaar moeras te doen uitdijen. In dit moeras kan niets of niemand garanderen dat de anarchistische ideeën en de vrijheid het zullen halen, maar wat wel zeker is, is dat het alleszins al een veel vruchtbaardere grond is voor die verlangens.

Enkele ondergravers van het sociale bouwsel

 

[Bijdrage aan de internationale anarchistische bijeenkomst in Zurich op 11-13 november 2012]

 

 

 

 

Egypte – Zoals de zee

Monday, August 11th, 2014

De sociale revolutie is zoals de deining van de zee. Haar golven volgen elkaar op en botsen op de obstakels die zich aandienen. Ze verpletteren die, of deinzen terug. Met al het geweld van een onstuitbaar elan vernietigen ze slag na slag de rotsforten van de macht, van de uitbuiting en van de onderdrukking. Een eerste torenhoge en onverwachte golf haalde de dictatuur van Moebarak neer. Een tweede deed het leger terugdeinzen toen het de macht wilde grijpen. Een derde golf komt vandaag aanzetten tegen de nieuwe orde die de islamisten willen opleggen.

De ware revolutionaire maalstroom gehoorzaamt aan geen enkele partij, geen enkele chef, geen enkele macht. Integendeel, het zijn onverzoenbare vijanden. Ze zullen meegesleurd worden naarmate de revolutie zich verdiept. Tussen de sociale revolutie die alle verhoudingen gebaseerd op uitbuiting en overheersing ondermijnt en de bedriegers, de chefs, de meesters, de partijen, de kapitalisten, de autoritairen van alle soort, kan er alleen maar strijd op leven en dood zijn. Want de vrijheid en het einde van de uitbuiting vereist de vernietiging van alle macht en van het kapitalisme.

Het zou niet mogen verbazen dat aspirant-machthebbers proberen surfen op de revolutionaire golf die vandaag het land van de Nijl overstroomt. Het is geen verrassing dat nieuwe leiders zich proberen opleggen door bedrog en huichelarij, daarbij geholpen door de media en regeringen van hier die spreken van ‘de oppositie’; geen verrassing dat het ware revolutionaire elan zich in geen enkel partijprogramma laat vertalen, geen enkel referendum, geen enkele vlag en door geen enkel machtsbastion ter wereld erkend wordt. Zeker, degenen die vandaag in Egypte aan het vechten zijn tegen de huidige macht vormen geen homogeen blok, en al evenmin streven ze allemaal naar een ware sociale revolutie. De aan de gang zijnde strijden worden doorkruist door duizenden tegenstellingen: tussen de tegenstanders die een grondwetgevende vergadering zonder doorslaggevende invloed van islamisten eisen en degenen die geen heil zien in de parlementaire democratie; tussen degenen die vechten voor loonsverhogingen en meer aanvaardbare arbeidsomstandigheden en degenen die alle bazen willen verjagen; tussen degenen die wel vechten maar de vooroordelen, de heersende moraal, de tradities van eeuwenoude onderdrukking niet in vraag stellen en degenen die zowel tegen de staatsmacht vechten als tegen het verpletterende gewicht van het patriarchaat als één en ondeelbare strijd; tussen degenen die zwaaien met de nationale vlag en degenen die hun gevechten verbinden met de strijd van de uitgebuiten overal elders in de wereld… Maar het is zonder twijfel ook dáár dat zich de kracht bevindt van de revolutie die aan de gang is in Egypte: voorbij alle tegenstellingen, vindt ze haar oorsprong in het hart van de uitgebuiten en onderdrukten. En daar wordt echt slag geleverd.

Wat gebeurt in Egypte zal overal in deze wereld waar mensen in strijd zijn echo’s krijgen. De islamisten van alle tendensen hebben zich tegenover miljoenen mensen op deze planeet jarenlang weten voordoen als sociale strijders, maar vandaag kan in Egypte hun masker misschien afvallen, zoals het reeds in andere regio’s gevallen is (denk maar aan het zuiden van Tunesië). De sociale revolutie in Egypte zal misschien de tombe zijn van de islamisten en van de religieuze reactie die zich vermomt als sociale emancipatie.

Aan de basis van internationale revolutionaire solidariteit ligt je eigen herkenning in de gevechten die elders gevoerd worden. Toeschouwers blijven van de insurrectionele opstoot in Egypte kan alleen maar bijdragen aan haar isolatie en verstikking. Om het ware revolutionaire elan ginder te ondersteunen en te versterken, het elan dat komaf wil maken met alle uitbuiting en macht, moet je handelen. Je in het strijdgewoel werpen, gewapend met de idee van vrijheid, de ware vrijheid.

Wij vinden het dus gepast om een oproep de wereld in te sturen om over te gaan tot de aanval, om, daar waar we ons bevinden, met onze eigen ideeën en middelen, de revolutionaire golf in Egypte te ondersteunen. In Alexandrië, Caïro, Malhalla werpen duizenden mensen zich in de strijd voor een nieuwe wereld, laten wij ervoor zorgen dat elke vertegenwoordiger van de Egyptische staat en van het Egyptische kapitaal het conflict aan zijn deur gebracht krijgt. Dat elke staatsman, elke kapitalist en dienaar van de orde over de hele wereld de hete adem van de sociale revolutie in zijn nek voelt.

Laten we banden van actie smeden tussen de insurrectionele haarden overal ter wereld!

Voor de vernietiging van alle macht!

[Gepubliceerd op 11/1/2013 op Indymedia Bruxelles]