Moeder, waarom werken jullie?

Manifest tegen werk

 

Mochten al die positivistische socialisten met een tijdmachine van de 19de eeuw naar de 21ste eeuw getransporteerd kunnen worden, we zouden ons hun huizenhoge teleurstelling niet kunnen inbeelden. Tegenwoordig zijn er nog maar weinig verlichte geesten die hun hoop vestigen op de wetenschap om ons naar een socialistisch heiland te leiden. Maar nog niet zo lang geleden waren ze met velen om ons een toekomst voor te spiegelen waarin we verlost zouden zijn van de loonarbeid om in onze dagelijkse behoeften te voorzien. De wetenschap en de technologische vooruitgang zouden zich er wel mee bezig houden. Niets is minder waar gebleken. Terwijl voor een groot deel van de wereldbevolking een grotere levensverwachting wordt voorspeld, zou ons dat meer tijd kunnen opleveren waarin we ons nutteloos bezighouden? Integendeel, er wordt voortdurend op gehamerd dat we langer moeten gaan werken. Terwijl het kapitaal mobieler wordt en zich in snellere cycli reorganiseert, worden periodes van werkloosheid voor vele bevolkingsgroepen alsmaar waarschijnlijker en dus aanvaard als onvermijdelijk? Integendeel, werkloosheid wordt nu meer als een losstaande situatie beschouwd die bestraffing noodzaakt of die leidt tot definitieve dumping en uitsluiting1. De technologische vooruitgang heeft ons van niets verlost. Integendeel, de technologische vooruitgang betekent voor alles; meer controle, meer vervreemding, meer vergiftiging, en meer afhankelijkheid van de arbeid. Hoe is het zo ver kunnen komen? Wat maakt van werk de blinde vlek van deze maatschappij, het onvermijdelijke, de vereiste waaraan we allen moeten voldoen?

 

Werken moeten we bijna allemaal. Dat is de mantra die ons ingelepeld wordt vanaf onze eerste schooldagen. En we doen dat naar het schijnt, in de eerste plaats om te overleven. Want wie werkt, beschikt meteen over een inkomen. Zonder geld geen toegang tot de ‘basisnoden’ zoals voedsel, water, verwarming, een bed enzovoort. Tweehonderd jaar geleden was er misschien nog de mogelijkheid om dat alles buiten verhoudingen van ruilwaarde om te bekomen. Tegenwoordig en dankzij de technologische ontwikkeling zijn we onvermijdelijk afhankelijk van het werk en de verhoudingen van ruilwaarde die er inherent aan zijn. Dankzij dus, omdat de technologie de diversificatie, specialisatie of opdeling (allemaal termen voor hetzelfde fenomeen) met zich meebracht. Een opdeling in de ruimtelijkheid waarbij een territorium afgebakend wordt, transportaders aangelegd, communicatielijnen getrokken, zones gecreëerd met elk een eigen welomschreven functie. In dit deel van de wereld zijn zelfs schijnbaar ‘wilde gebieden’, juist dat: schijn (is ‘natuurbeheer’ geen samengestelde tegenstelling?). Een opdeling in tijd waardoor uiteindelijk de ruilwaarde het ritme bepaalt van het leven. Van het werk, naar het vervoermiddel, naar de ‘vrije tijd’ (wat we daarmee kunnen aanvangen, hangt af van het werk: fysieke en mentale vermoeidheid, budget, deadlines tot de volgende werkdag…). Of van vakantie naar vakantie want wie heeft er genoeg geld om niet te hoeven werken? Alles met een tikkende klok die als een metronoom de maat aangeeft. Een opdeling in kennis want wat je leert, hangt af van het onmiddellijke nut, de bruikbaarheid om je ruilwaarde te vergroten. Enzovoort. Tot een opdeling in mogelijkheden (van zelfverwezenlijking); iedereen zijn eigen specialiteit, ieder zijn eigen rol. Kortom, een immense beperking van mogelijkheden, een verminking van het leven. Totaal tegengesteld aan de spoken van de verlichte, rationele geesten die de technologische vooruitgang verdedigden tegen de barbaren en achtergestelden die haar wilden vernielen omdat ze ze zagen voor wat ze is; een nieuwe onderwerping van het leven2.

 

Deze ‘vooruitgang’ wordt aangedreven door het kapitaal3 wat dus betekent dat ze op één doel gericht is; de verhoudingen van ruilwaarde laten doordringen in het gehele leven. Het werk is dus niet enkel gericht op de toegang tot de zogenaamde basisnoden (het overleven), maar ook op de toegang tot grote delen waar het sociale leven zich afspeelt en uiteindelijk het leven zelf (in haar meest beperkte betekenis; als alles voorbij het loutere overleven). Zonder geld kom je nergens meer. Zonder geld doe je niks. Maar het is niet enkel het resultaat van het werk, de ruilwaarde, die er toe doet. Het is ook het werk zelf als constructie van identiteit, van sociale rollen en van zingeving. Het is het werk zelf dat zin geeft aan het leven en niet het leven dat zin geeft aan het werk. Eigenlijk begint werk op zichzelf alsmaar meer de vormen aan te nemen van een ideologie.

 

Waarom zou werk geen zin kunnen geven aan het leven? Sinds het (naar de achtergrond) verdwijnen van de grote religieuze en politiek-economische ideologieën, heeft de mensheid misschien nood aan een nieuwe zingeving? En werken is misschien altijd al de essentie geweest van de oude ideologieën, toch voor het gewone klootjesvolk. Op dat gebied is de nieuwe ideologie meer egalitair, er is geen verantwoording meer voor een elite die zich enkel met de geestelijke vraagstukken mag belasten. Enkel het werk (en haar organisatie, natuurlijk) telt. En misschien is werken altijd de essentie geweest van de mensheid. Draait het niet allemaal rond creatie, de ontplooiing van capaciteiten, de zelfrealisatie?

 

Het werk is geen vrije activiteit die je invult naar eigen behoefte. Werk zit ingebed in een web van afhankelijkheden. Het is niet je eigen waardering die primeert, maar de waardering van de ruilwaarde. Eerst en vooral moet ze in relatie tot ruilwaarde kunnen uitgedrukt worden (dat geldt ook voor vrijwilligerswerk) en dan komt ook nog de hoogte van die waardering in rekening. De burgerlijke moraal waarin werken als een bewuste bijdrage aan de maatschappij wordt vooropgesteld, is dan ook meer mythe dan realiteit. Het is de inzetbaarheid, de nuttigheid van je capaciteiten die bepalen welk werk je uitoefent. Daarom dat zo’n arbeidsmoraal vaak niets anders is dan een slogan. Weinig werkende mensen vragen zich af wat hun bijdrage precies inhoudt, laat staan tot welke maatschappij ze nu juist bijdragen. Zij stellen zich tevreden met de ruilwaarde, de waardering die de maatschappij uitspreekt voor hun werk eerder dan de waardering die zij uiten voor de maatschappij.

 

In het werk als activiteit primeert dus de inzetbaarheid voor en de waardering van de maatschappij. De inzetbaarheid van je capaciteiten en niet de ontplooiing van je capaciteiten. Twee tegengestelde bewegingen die bizar genoeg vaak verward worden (maar waarschijnlijk ook vaak bewust). Je capaciteiten worden ingezet voor doelen waar je zelf geen vat op hebt en ze worden beperkt tot enkele specialiteiten en gestructureerd in een keurslijf. De ontplooiing van je capaciteiten daarentegen zou inhouden dat je zelf bepaalt hoe je je ontwikkelt; in welke richting(en) en in welk ritme. In de plaats van zelfrealisatie krijgen we zelfverminking. Een dramatische bonus is dat we ons gaan optrekken aan de maatschappelijke waardering voor die zelfverminking. We identificeren ons met ‘ons’ werk, ‘ons’ bedrijf. Een pervers soort klassenbewustzijn waarbij een zekere vorm van strijdbaarheid enkel nog opduikt wanneer die identiteit in het gevaar komt (door bedrijfssluitingen, maar evengoed overvallen op of directe acties tegen bedrijven). Het is in hetzelfde verminkende milieu dat sociale relaties vorm krijgen; (gefrustreerde) mensen verstrikt in autoritaire schema’s. Zelfs in de relaties tussen werkers die op dezelfde loonschaal zitten, worden hiërarchieën gereproduceerd. Zo’n relaties zijn geen vrije keuzes gebaseerd op een gemeenschappelijk idee of project, maar een realiteit opgedrongen door de noodzaak van werk. Iedereen die op de schoolbanken heeft gezeten, weet waar zo’n gedwongen sociale relaties tot kunnen leiden.

 

Werk is de organisatie van de afhankelijkheid. De afhankelijkheid van sociale relaties gebaseerd op ruilwaarde, van de economie, van de technologische vooruitgang, van deze maatschappij. Werk is de verminking van de capaciteiten, van de mogelijkheden tot de uitbouw van een eigen leven. Werk promoveert zichzelf alsmaar meer tot de ideologie van deze maatschappij. De vernietiging van het werk maakt dus integraal deel uit van het project voor de vernietiging van deze maatschappij.

 

 

 

 

Eindnoot: Het zal misschien sommige lezers tegen de borst stoten dat er in deze tekst geen onderscheid gemaakt wordt tussen arbeid en loonarbeid. Dat komt deels uit de wil om duidelijke taal te spreken en geen academische woordspelletjes op te zetten. Maar nog meer uit de gedachte dat het beschouwen van het werk als een apart domein al voortkomt uit een realiteit van uitbuiting. Het is het afbakenen van een apart domein dat ‘werk’ kwantificeerbaar maakt waardoor het een ruilwaarde kan toegekend krijgen. Een opdeling tussen werk en leven verdubbelen met een opdeling tussen arbeid en loonarbeid is eerder iets voor geschiedkundigen. Voor wanneer je een grens wenst te trekken tussen een kapitalistische periode (en dus ruilwaarde) en bijvoorbeeld een feodale periode (met belastingen of tienden). Gemotiveerd door anarchistische verlangens hecht ik meer belang aan de overeenkomsten tussen deze autoritaire systemen dan aan de verschillen (ongetwijfeld kan het soms toch van belang zijn om tot een begrip te komen van de specifieke verschillen – maar dat was duidelijk niet de opzet van deze tekst). Dit is mijn bescheiden mening en die kan waarschijnlijk tegengesproken worden met een bibliotheek aan politiek-economische traktaten. Maar zoals gezegd, heeft dat misschien eerder met de motivatie van de schrijvers ervan te maken (en die is vaak tegengesteld aan de mijne).

1Veel van de sloppenwijken (die een groot deel van de wereldbevolking verzamelen) leven op het afval van de kapitalistische wereld. Een integratie in het economische systeem is er niet aan de orde.

2Hier kunnen parallellen getrokken worden met onze tijden en nieuwe technologieën en ontwikkelingen op het vlak van communicatie, urbanisatie, transport… en alle ecologische ‘innovaties’.

3En kunnen we ons haar anders voorstellen? Als we ons de techniek weer willen toeëigenen, moeten we dan niet eerst de technologie vernietigen?

Comments are closed.