De prijs van een hele wereld
Deze maatschappij van hiërarchie en geld brengt elke dag geweld voort en tegelijkertijd een compact systeem van morele anesthesie om dat geweld te verdragen. Het vermogen om het geweld te zien is niet alleen de noodzakelijke voorwaarde om te rebelleren, het is ook een inspanning geworden. De dagelijkse verhoudingen zijn een groot en complex spel van vermommingen van de brutaliteit.
De eerste regel is om de activiteit van de individuen te fragmenteren waardoor het onmogelijk wordt om die te vatten in hun eenheid. Wat zou de arbeider denken als hij plots voor zijn ogen de totaliteit aan oorzaken en gevolgen van zijn kleine en repetitieve handelingen zou zien? De machines die hij doet draaien produceren uitbuiting, ellende, lijden, dood. Maar alleen met een inspanning kan hij het graatmagere Afrikaanse kind dat hij op televisie gezien heeft in verband brengen met de grondstoffen die hij gebruikt, met de producten die hij vervaardigt. Gefocust blijven op je minuscule knoppenkastje is een anesthesie van het bewustzijn. Het bureaucraatje dat acht uur per dag formulieren invult, ziet wanneer hij thuiszit de immigrant niet die gedeporteerd zal worden, de naam die hij op dat formulier ingevuld heeft is daar immers niet. Hij ziet niet wie in de gevangenis gaat belanden omdat die niet overeenkomt met de afgestempelde papieren. Hij, hij heeft nooit een celdeur op slot gedaan.
De passieve beschouwing van een arbeidsactiviteit die volledig aan jou voorbijgaat is dezelfde die je vast ketent aan de schermen. De kijkers komen direct uit de fabrieken en kantoren. Je kan zagen over je eigen werk net zoals je kan zagen over de politieker die op televisie komt. Maar als je achter zijn rug de mensen zou zien die verpletterd werden door de wetten, die gestorven zijn aan asbest, gebombardeerd werden, aan stukken gescheurd werden door de prikkeldraad en gefolterd werden in één of ander politiekantoor, als je achter de grijns van de politieker het lijden zou zien, wat zou er dan gebeuren?
Het geweld dat je ziet is alleen het geweld dat weergegeven wordt. De maffia moordt voor het geld. De burger is er verontwaardigd over, en hoe meer hij er zich over verontwaardigt, hoe onschuldiger hij zich voelt wanneer hij geld (de grote maffia) gebruikt. De terroristen laten bommen ontploffen op de treinen. De burger is er verontwaardigd over, en hoe meer hij zich erover verontwaardigt, hoe meer hij zich op z’n gemak voelt wanneer hij gaat stemmen (voor de grote terroristen). Zovele mensen die elke dag geld binnenrijven, die het geld op de bank zetten, die inkopen doen in de supermarkten, hebben nooit een wapen vast gehad, hebben nooit bedreigd, of verwond, of gedood. Ze werken voor de verzekeringen, voor de post, voor de douane of wie weet waar, ze zijn vreedzaam en houden niet van bloed of bruut geweld. Flinke mensen. Ze hebben het geweld nooit willen zien en dus hebben ze het nooit gezien.
In haar abstractie lijkt de economie uit zichzelf te draaien. Daarom lijkt het geld onschuldig. Je ziet geen geweld zitten tussen de bankbiljetten, dus is het er niet. Maar probeer maar eens om je arm uit te strekken en koopwaar te pakken zonder in ruil de overeenstemmende ruilwaarde te geven, de waarde die maatschappelijk vastgelegd werd, haar algemene equivalent, met andere woorden, geld. De maatschappij wordt dan vanuit haar fragmenten onmiddellijk terug één tegenover de geschonden eigendom. De kapitalist, rechter, politieagent, cipier, journalist, priester en psycholoog zullen zich haasten om haar te verdedigen, om je te zeggen dat de waarde van een ding niet jouw genot is, jouw activiteit of jouw nood, maar daarentegen een mysterieuze sociale maat die je een koopwaar geeft alleen wanneer je ook haar lange gevolg van hovelingen vervoegt, alleen wanneer je ook de kapitalist, rechter enzovoort aanvaardt. Ze zullen je de waarde van het werk komen uitleggen en de gewoonte aanprijzen om de dingen te zien in de tijd die je je moet laten ontroven om de koopwaar te bemachtigen – dat is het geld – en dus haar te heiligen, te dienen, jezelf op waarde te schatten in functie van de koopwaar en niet omgekeerd. Ze zullen je eraan komen herinneren dat het respect voor de eigendom liefde is voor de menselijke persoon; dat als je het tegenovergestelde denkt je mentale of familiale problemen hebt, dat je in de diefstal misschien de genegenheid van je vader zoekt. Kortom, dat je geholpen moet worden, opgevolgd, opgevoed, geïntegreerd. Ze zullen je voor de rechtbank slepen en je in de gevangenis smijten. En als je je verzet, zullen ze je afranselen, neerschieten, vermoorden. Wanneer iemand de gewoonlijke circulatie van het geld onderbreekt, komt het ware gelaat van de koopwaar naar boven: geweld. “Stelen, overvallen, hoe is dat toch mogelijk?”, vraagt de burger zich af, gefocust op zijn minuscule knoppenkastje, op zijn formulieren, of voor het televisiescherm. Waarom eerder de illegale praktijk dan het werk? Misschien omdat iemand die direct de arm uitstrekt naar het geld tijd – leven – onttrekt aan de organisatie van de economie. Hij onttrekt aan de dode tijd van het werk de mogelijkheid om te doen wat hij wil, om te dromen, te discussiëren, lief te hebben, eigen projecten uit te bouwen. Minder tijd voor het werk, meer tijd om het te vernietigen. Geld is tijd. Door de eigendom aan te vallen ontsnap je zeker niet aan de uitbuiting en aan het koopwarensysteem (zoiets denken komt eens te meer neer op je concentreren op de eigen uitgestrekte arm, dus een zoveelste morele anesthesie). Wat je verkrijgt wanneer je de kracht hebt om de eigendom aan te vallen, is niets anders dan wat meer mogelijkheden. De dingen worden dan niet langer gemeten op de waardeschaal van het geld (dus van de afgeperste activiteit van de opoffering), maar lenen zich voornamelijk tot experiment, gift, gebruik, vernietiging. Werk verschijnt niet langer alleen als loon (de eerste van haar ketens), maar als sociale organisatie, als een geheel van verhoudingen. Wanneer je je onttrekt aan het loon – in de strikte zin van het woord – beschik je over wat meer instrumenten in de strijd tegen de economie (tenminste als je je niet tot slaaf laat maken door het geld, door de rol van dief, door het specialisme). Maar die strijd is óf verspreid, óf niets. Alleen wanneer de plundering een verspreide praktijk wordt, wanneer de kosteloosheid zich wapent tegen de ruilwaarde, wanneer de verhoudingen niet langer bemiddeld worden door de koopwaar en de individuen aan de dingen hun eigen maat geven, alleen dan wordt de vernietiging van de koopwaar en het geld – die één is met de vernietiging van de staat en elke hiërarchie – een reële mogelijkheid.
Maar wanneer de autoriteiten achter een overval zulke intenties ontdekken, verhogen ze de prijs. Dan wordt de strafmaat verhoogt. Dan worden de koopwaren nog prijziger, want wat in vraag gesteld wordt is het bestaan van kapitalisten, rechters, flikken, cipiers, journalisten, priesters, psychologen, bureaucraten, werkers en overvallers. Dan is geen enkele prijs té hoog.
(Met enige bewerkingen vertaald uit Canenero, giornale anarchico, Italië, 1993-1996)